Direct naar artikelinhoud

De schrik zit er steeds dieper in

Sinds de coming-out van Roger Vangheluwe valt niet meer te ontsnappen aan pedofilieschandalen. Al maanden zitten de schandalen vooraan in het nieuws, en niet alleen in het nieuws dat bestemd is voor volwassenen.

Ook bij Karrewiet - het actualiteitenmagazine van Ketnet dat zich richt op 9 tot 12-jarigen - gaan ze het thema niet uit de weg. Kinderen die na het bekijken van dat journaal met vragen zitten, worden systematisch doorverwezen naar de Kinder- en Jongerentelefoon, een bijzonder populair contactpunt dat jaarlijks ongeveer 700.000 oproepen te verwerken krijgt.

Sibille Declercq, coördinator van de Kinder- en Jongerentelefoon, zag het aantal vragen over pedofilie vorig jaar aanzienlijk toenemen. “We merken dat vooral in de chatsessies die we organiseren. Ongeveer zestig chatgesprekken gingen over seksueel misbruik. Het staat ondertussen in onze toptien van onderwerpen.”

“De vragen die ze over dit onderwerp stellen, zijn heel erg uiteenlopend”, vertelt Declercq. “Heel vaak krijgen we de vraag naar wat seksueel misbruik precies is, waar de grens ligt en of bepaalde gedragingen normaal zijn. We merken ook dat de term seksueel misbruik veel sneller wordt gebruikt dan vroeger. Een meisje van 15 dat seks heeft gehad en daar de volgende dag spijt van heeft, zal vandaag sneller dan vroeger de term seksueel misbruik in de mond nemen.”

“Als een kind ons vraagt wat bijvoorbeeld een pedopriester is, hebben we daar geen standaardantwoord op. Ons antwoord zal afhangen van de leeftijd van het kind, en de manier waarop het de vraag stelt. Als het een expliciete vraag is, dan zullen we dat kind een expliciet antwoord geven. Maar ook dat is geen regel. Als een kind vraagt wat seksueel misbruik is, kunnen we bijvoorbeeld vertellen dat het gaat over aanrakingen waar ze zich niet goed bij voelen. Maar dat meisje van 15 dat spijt heeft dat ze tegen haar vriendje ja heeft gezegd, krijgt natuurlijk een heel ander antwoord op die vraag.”

Krampachtige ouders

Lut Celie, een psychotherapeute die heel vaak met kinderen en jongeren werkt, stelt vast hoe de niet aflatende stroom van pedofilieschandalen voor toenemende verwarring en onduidelijkheid zorgt. En onbedoeld durven de ouders die verwarring wel eens extra in de hand werken. “Door de vele pedofilieschandalen zie je dat ouders bang worden om hun kinderen aan te raken, te knuffelen of ermee in bad te gaan. Terwijl lichamelijkheid net noodzakelijk is om je kind het verschil te leren tussen een positieve en een negatieve aanraking. Als je je kind nooit met positieve lichamelijkheid confronteert, kan het ook niet leren wat negatieve lichamelijkheid is.”

Op die manier leiden goed bedoelde pogingen om het kind te beschermen volgens Celie vaak tot een krampachtig ‘weg houden van’. “En dat weghouden van resulteert vaak in een tegenovergesteld effect: een kind voelt je krampachtigheid onmiddellijk, en zal er zich net onveilig door gaan voelen. Terwijl een veilige plek heel belangrijk is als vertrekpunt voor de verkenning van hun lichamelijkheid.”

Volgens Celie is het ook een slecht idee om elk gesprek over het onderwerp uit de weg te gaan. “Je kunt een kind, als het ernaar zou vragen, best wel uitleggen wat een pedofiel is. Zo kun je vertellen dat pedofielen grote mensen zijn die hen willen aanraken op plaatsen waar ze het niet graag hebben. In principe kun je dat zelfs tegen een kleuter zeggen.”

Blootstelling aan al te expliciete berichten in de media vindt Lut Celie dan weer wél problematisch. “Ik denk dat het een slecht idee is om kinderen te confronteren met berichten waarin het gaat over ‘masturbatie tot bloedens toe’. Dat is too much information voor een kind. Vergelijk het met beelden van lijken in het journaal. Op zo’n moment kun je tegen je kind beter zeggen dat het even moet wegkijken. Ik wil echt niet zeggen dat je je kind moet weghouden van moeilijke onderwerpen, maar je moet wel vermijden dat het hun geest gaat bezoedelen.”

Helaas lijkt dat laatste ondertussen te gebeuren. Zo constateert Celie hoe, mede onder invloed van de pedofilieschandalen, de gevoelens van onveiligheid bij kinderen en jongeren toenemen.

“Ik zie het in onze praktijk, maar ook in de scholen waar ik kom: kinderen kampen meer en meer met bange gevoelens. Op een ondergrond van toenemende onveiligheidsgevoelens en verwarring groeit de angst bij kinderen zienderogen. Het vertaalt zich in angst voor boze wolven, boze grote mensen, of gewoon: angst voor de dingen die rondom hen gebeuren.”

Dat er iets loos is met het vertrouwen hebben ze trouwens ook bij de Kinder- en Jongerentelefoon al opgemerkt. “Vreemd genoeg is er op dat vlak een heel duidelijk verschil tussen virtuele en werkelijke contacten”, vertelt Sibille Declercq. “In de virtuele wereld kennen jongeren soms nauwelijks grenzen. Daar hoor je verhalen van meisjes die via Facebook een leuke man in pakweg Marokko hebben leren kennen en je toevertrouwen dat hun koffers bij wijze van spreken al klaar staan. Die houding staat haaks op hun houding tijdens werkelijke contacten. Een turnleraar die per ongeluk hun poep heeft aangeraakt volstaat voor een verontruste telefoon. De voelsprieten staan wat dat betreft meer dan ooit omhoog.”

Verzonnen verhalen

Het groeiende onbehagen vindt bij al wat oudere kinderen en jongeren ook steeds vaker een uitlaatklep in de fantasie. Zo komen steeds meer pubers aandraven met compleet verzonnen verhalen over misbruik. Lut Celie: “Dat groeit echt enorm en je kunt die verhalen, ook al zijn ze pure fantasie, maar best serieus nemen. Vertellen dat ze moeten stoppen met die leugens is het slechtste wat je kunt doen. Voor die jongeren is het vaak echt een overlevingsstrategie. Omdat ze zich slecht in hun vel voelen en in grote onvrede leven met de realiteit, vluchten ze weg in een fantasiewereld. In plaats van hen te zeggen dat ze de waarheid moeten vertellen, kun je proberen te achterhalen waarom ze dat niet doen.”

Kinderen en jongeren die verhalen over seksueel misbruik verzinnen, het fenomeen is ook de Kinder- en Jongerentelefoon niet onbekend. Sibille Declercq: “Het is een tendens die wij kunnen bevestigen, ja. En soms klinken die verhalen heel waar. Sowieso proberen we die verhalen altijd serieus te nemen. Achter dat verzonnen verhaal zit vaak een dieper liggend probleem verscholen.”

Voorbeelden van zulke twijfelachtige getuigenissen vind je ook op het forum van de Kinder- en Jongerentelefoon. “Als ze heel duidelijk verzonnen zijn, publiceren we ze niet en sturen we een mail om hen te zeggen dat hun verhaal nogal gek klinkt, en dat ze ons moeten bellen. Als we twijfelen, gaan we ervan uit dat het waar is, dat de feiten misschien wat aangedikt zijn, en publiceren we de verhalen wel. Zoals we ook zullen luisteren als een kind ons belt met een verzonnen verhaal om eens te testen wie of wat we zijn. Als ze het gevoel krijgen dat ze serieus genomen worden, zullen ze ons ook contacteren als er echt een probleem is.”

De Kinder- en Jongerentelefoon blijkt overigens ook voor kinderen die écht misbruikt zijn het meest geschikte medium om erover te vertellen. “Onze eerste betrachting is dan het kind in contact te laten komen met een vertrouwenspersoon. We zullen hen bijvoorbeeld meegeven dat ze hun verhaal aan de dokter moeten vertellen. Uiteraard proberen we er dan op toe te zien dat dat ook echt gebeurt. Aan een losse doorverwijzing heeft zo’n kind natuurlijk niets. Actief ingrijpen doen we alleen bij acuut gevaar.”