Direct naar artikelinhoud

Oma heeft het zelf te lastig om nog te sponsoren

Steeds minder Belgen zetten geld opzij voor kind en kleinkind. Zij die het wel doen, sparen maandelijks dan weer een hoger bedrag dan drie jaar geleden. Dat blijkt uit onderzoek van bpost bank.

Voor het diploma, een eigen huis, een auto of de zaak: ouders en grootouders geven hun nageslacht liefst een flinke duw in de rug om aan de toekomst te beginnen. Niet door zomaar sporadisch een bankbiljetje toe te steken op zondagmiddag, maar door maandelijks een vast bedrag opzij te zetten. Liefst acht op de tien begint daar al mee vanaf de geboorte van het kind en twee op de drie ouders zijn zelfs van plan om er na de achttiende verjaardag nog mee door te gaan, zo blijkt uit een onderzoek van bpost bank bij 1.000 Belgen.

Maar die spaargewoonte is de laatste jaren een beetje aan het slabakken - vooral bij de oudere bevolkingsklasse. Ten opzichte van drie jaar geleden spaart een pak minder grootouders een duit voor hun kleinkind. Was dat in 2013 nog vier op de tien, dan zijn dat er nu nog drie op de tien.

"Mensen leven langer en kunnen dat geld zelf goed gebruiken", verduidelijkt ING-hoofdeconoom Peter Vanden Houte. "Door de daling van de rentevoeten is hun rendement zodanig gezakt dat ze aan het eigen kapitaal moeten beginnen knabbelen. Hun spaarcapaciteit staat dus onder druk." Andere redenen: "Sparen brengt toch niets op." En: "De ouders doen het zelf al."

Ongerust

Klopt, want nog steeds zeven op de tien ouders legt maandelijks geld opzij voor zoon- of dochterlief. Vaak uit bezorgdheid, want de helft van de ondervraagden ziet de financiële toekomst van hun nageslacht nogal somber in. In drie jaar tijd duwde die onzekerheid het maandelijkse spaarbedrag de hoogte in. Vonden de spaarders een maandelijks bedrag van 25 euro drie jaar geleden nog voldoende, dan steeg dat voor ouders tot 46 euro en voor grootouders tot 36 euro. "Ook al hebben ze twijfels over hun eigen financiële zekerheid, ze hebben vooral het gevoel dat hun kinderen of kleinkinderen het later nog slechter zullen hebben", klinkt het bij bpost bank.

Het sparen voor later heeft voor de meesten een heel duidelijk doel: 10.000 euro op de achttiende verjaardag om liefst van al te investeren in een woning. "Een mooi bedrag", vindt Kristof De Paepe van Spaargids.be. "Zeker als je weet dat er op een gemiddeld spaarboekje zo'n 20.000 euro staat. Maar wie daar een huis mee wil kopen, staat nog niet echt ver: vandaag moet je bij een lening al zo'n 20 procent eigen middelen kunnen inleggen." Of dat meer of minder is dan vroeger? "Dat is het equivalent van een kleine wagen", zegt Vanden Houte. "Vroeger zal dat ook het streefdoel zijn geweest."

Winst

Ondanks de historisch lage rente zien de kinderen hun geld traditioneel nog steeds op een doodnormale spaarrekening verschijnen. "Het volume op spaarboekjes is nog steeds bijzonder groot", zegt Vanden Houte. "Dat wijst er ook op dat het algemene vertrouwen in de economie en de toekomst vrij laag is, want anders zouden de mensen meer beleggen. Nu blijft men liever zonder risico's sparen via het vertrouwde product, ook al brengt het niets op."

Het onderzoek van bpost bank bevestigt dat ouders en grootouders weinig weet hebben van alternatieven, al is de tak 21-verzekering - een spaarverzekering - nog relatief populair. "Eigenlijk is dat nog een van de betere methoden", raadt De Paepe aan. "Het rendement is gewaarborgd op 0,5 procent en de verzekeraar laat je ook meegenieten van zijn winst. Zo'n verzekering moet je minstens acht jaar volhouden, maar dat is voor een kind geen breekpunt."

Volgens Vanden Houte zal het sparen voor kinderen vooral voor jongere ouders belangrijk blijven. "De oudere leeftijdsgroep die nu nog spaart, zal blijven verminderen. Steeds meer financiële producten zullen inspelen op de bekommernis van ouders om hun kinderen met een goede start te doen vertrekken, bijvoorbeeld als hulp bij vastgoedaankopen."