Direct naar artikelinhoud

Waarom een universeel basisinkomen geen goed idee is

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt wekelijks.

Het universeel basisinkomen zit in de lift. Alleen als idee, natuurlijk. In werkelijkheid is er nog maar weinig van te zien. Het idee wordt met de dag populairder, dat wel. Voor heel wat mensen is het een toverformule die (bijna) alle maatschappelijke problemen zal oplossen. De werkloosheid en de armoede zullen verdwijnen. De mensen zullen tijd en vrijheid krijgen om creatief te zijn. Ze zullen zich kunnen wijden aan filosofie, kunst en cultuur. Een paradijs op aarde, kortom.

Ik overdrijf natuurlijk. Niet alle voorstanders van een universeel basisinkomen dromen van zo'n paradijs. Er zijn ernstige argumenten voor een universeel basisinkomen. Maar ook grote bezwaren, die zwaarder wegen dan de voordelen.

Laat mij eerst definiëren wat ik bedoel met universeel basisinkomen, want daar bestaat veel verwarring over. Het is een systeem waarin alle volwassenen een basisinkomen krijgen. In België ongeveer 9 miljoen mensen. Dat inkomen wordt onvoorwaardelijk door de overheid aan alle volwassenen gegeven, ongeacht of ze werken of niet werken, en ongeacht het niveau van hun inkomen uit arbeid en vermogen. Dus Albert Frère krijgt hetzelfde bedrag als de werkloze alleenstaande moeder van drie kinderen.

Er is een héél aantrekkelijk voordeel van zo'n basisinkomen. De werkloze weet dat wanneer hij een job vindt, hij zijn basisinkomen zal behouden. Dit is in tegenstelling met de huidige werkloosheidsuitkeringen. Die verliest hij als hij een job aanvaardt. Zijn stimulans om een job te zoeken is dus zwakker in het huidige systeem van werkloosheidsuitkeringen dan onder het systeem van universeel basisinkomen.

De bezwaren nu. Die hebben te maken met het kostenplaatje, dat natuurlijk zal afhangen van de hoogte van dit inkomen. Laten we uitgaan van een maandelijks basisinkomen van 1.000 euro. Als je dat aan 9 miljoen Belgen geeft, komt het neer op ongeveer 100 miljard euro per jaar. Oftewel: 25 procent van het bbp. Dat is een flink stuk meer dan het geheel van de socialezekerheidsuitgaven dat nu ongeveer 75 miljard euro bedraagt.

Financiering

Natuurlijk zal met de introductie van het universeel basisinkomen een aantal uitgaven van de sociale zekerheid geschrapt kunnen worden. De werkloosheidsuitkeringen, bijvoorbeeld, en een deel van de pensioenen. Maar een belangrijk deel van de huidige socialezekerheidsuitgaven zal blijven bestaan: het deel van de pensioenen boven 1.000 euro, de uitgaven voor geneeskundige verzorging (25 miljard euro), het kindergeld. Wanneer we de som maken van alle besparingen in de sociale zekerheid die mogelijk worden dank zij het universeel basisinkomen, komen we aan ongeveer 57 miljard euro. (Ik baseer mij hier op berekeningen van Andreas Tirez, waarschijnlijk de meest secure fact finder in Vlaanderen). Met andere woorden: er blijft een gat over van ongeveer 43 miljard euro, of 10 procent van het bbp.

Er moeten dus bronnen van financiering gevonden worden. Sommige voorstanders pleiten ervoor om dat te doen door de belastingvrije som in de inkomstenbelasting af te schaffen. Dat betekent dat, in tegenstelling tot vandaag, diegenen die werken belastingen zouden betalen vanaf de eerste euro die ze verdienen. Een flinke stijging van de belasting op arbeid dus, in ruil voor die 1.000 euro die werknemers zullen krijgen, ook als ze niet werken.

Die financieringsvorm zal evenwel niet volstaan om het gat te dichten. Er blijft nog een tekort van 30 miljard euro over. We kunnen de vermogens meer belasten, maar dat zal hoogstwaarschijnlijk ook niet volstaan om het tekort weg te werken. En zo zal er niets anders overblijven dan arbeid drastisch meer te belasten dan vandaag het geval is. En dat allemaal om aan 9 miljoen Belgen (waarvan de meesten dit niet nodig hebben) 1.000 euro per maand te kunnen geven.

En daarom is het dus geen goed idee. Beter is het een voorwaardelijk basisinkomen te verschaffen aan diegenen die het nodig hebben. Wat we vandaag (zij het op gebrekkige wijze) doen.