Direct naar artikelinhoud

Wim Delvoye als Kuifje in het Louvre

De Belgische kunstenaar Wim Delvoye (46) is met dertig werken het Parijse Louvre binnengedrongen. Sommige vallen op, andere nestelen zich bijna onzichtbaar in de kitscherige overvloed van de appartementen van Napoleon III. 'Ik ben nu heel stout, ik maak schoonheid', zegt Delvoye.

nze landgenoot Wim Delvoye opent morgen zijn tentoonstelling Au Louvrein het beroemdste museum van Parijs. Gisteren waren zijn medewerkers nog volop de blikvanger, de reusachtige Suppo, onder de beroemde glazen piramide van Pei aan het assembleren. De Suppolijkt op een zetpil maar is een aerodynamisch gevormd, neogotisch object dat Delvoye in het door hem geliefde cortenstaal heeft gemaakt. Het is elf meter hoog en weegt meer dan twee ton. Daarom kon men het gevaarte niet in de nok van de piramide ophangen, maar moet het in de vloer verankerd worden.

"Normaal installeren we zoiets in een paar uur", zegt de kunstenaar, "maar door de extreme veiligheidsvoorschriften in het Louvre doen we er veel langer over. Daarom is het werk nog niet klaar."

Oorspronkelijk wou Delvoye een neogotische toren boven op de piramide plaatsen of ze met een soortgelijke triomfboog overkoepelen. Om zichtbaar te zijn en om als hedendaags kunstenaar in concurrentie te gaan met de zeer grote schaal van de Parijse gebouwen. En ook omdat Delvoye helemaal niet houdt van het glazen gevaarte van Pei. Maar om praktische redenen ging zijn plan helaas niet door.

Lassostructuren

De Suppo refereert met zijn titel aan de roemruchte kakmachine van Delvoye, maar de Cloaca zelf is niet in het Louvre te zin. "Het Louvre wou dat niet en ik was daar ook blij om. Ik heb inmiddels laten zien dat ik avant-garde ben met mijn getatoeëerde varkens en met mijn Cloaca. Hier in het Louvre doe ik nu veel stoutere dingen: ik heb schoonheid gemaakt. En ik werk lang aan mijn werken, ze gaan dan ook langer mee dan de eerstvolgende kunstbeurs."

De uitnodiging om een expositie in het Louvre te maken is vier jaar oud. Ze had eigenlijk al vroeger, in 2010, moeten plaatsvinden maar tussendoor was er een kleinere tentoonstelling in het Musée Rodin, eveneens in Parijs. Een ideale voorbereiding, want ook daar ging Delvoye in dialoog met de collectie. "Daardoor heb ik ook meer kunnen nadenken, het Louvre grondig kunnen verkennen en langer aan de stukken kunnen werken."

Het grootste deel van zijn werk toont Delvoye in de barokke, overladen en somptueuze appartementen van Napoleon III. Die zijn, samen met de Mona Lisavan Da Vinci, dé toeristische trekpleister van het Louvre.

Voor nogal wat werken heeft Delvoye zich laten inspireren door het barokke werk van academische kunstenaars als Mathurin Moreau en Emile Picault , inmiddels vergeten figuren. Delvoye noemt ze "de Murakami's van hun tijd". Hun beelden heeft hij - virtueel - uit elkaar gehaald en 'gemetamorfoseerd'. Het resultaat zijn langgerekte, zwierige, spiraalvormige sculpturen - art-nouveau-achtige lassostructuren - in staal, brons, zilver of porselein.

Soms is zijn interventie nauwelijks merkbaar: een handgeschilderd beeldje in porselein bijvoorbeeld, Bustelli Twisted, staat in een glazenkast en valt tussen ander - historisch - porselein van het Louvre eigenlijk niet eens op. Soms gaat het om grotere beelden zoals Daphnis & Chloë (Clockwise). "Twee mythische figuren die alletwee planten werden. Ik hou van die vegetatieve, biomorfe vormen, vandaar ook mijn fascinatie met de helix."

De fascinatie voor tatoeages is ook een constante in Delvoyes oeuvre: in het Louvre zit zelfs een levend kunstwerk - helaas, alleen maar op de dag van de opening. Tim - zo heten man en kunstwerk - heeft zijn rug laten tatoeëren door Delvoye: het resultaat is een mengeling van devotie en horror, de maagd Maria omringd door vleermuizen en putti, die meer op mangafiguurtjes lijken. "Tim heeft als kunstwerk vier maanden expositie in Tasmanië achter de rug. Gewoon zitten is heel vermoeiend en vergt enorm veel concentratie. Een collectioneur wil hem zelfs kopen", zegt een medewerker van Delvoye.

Kitsch

Subtiele kritiek levert Wim Delvoye door op een drietal plaatsen in de kitscherige keizerlijke appartementen varkens te plaatsen: geen levende of opgezette, maar varkenssilhouetten overtrokken met druk textiel dat afkomstig is van tapijten die Delvoye zelf koopt in Indië en Turkije. Hij bevecht zo kitsch met kitsch.

Hoewel. "Deze keizerlijke appartementen zijn geen kitsch. Weet je wat kitsch is? Minimal art. Kitsch is iets dat niet waar is, dat niet in de werkelijkheid bestaat. Wel? Minimal art is rechttoe rechtaan, heeft geen franjes en is hygiënisch. Even erg als de witte ruimten waarin hedendaagse kunst gepresenteerd wordt. Dat is dus pas kitsch."

Een ondeugende Delvoye komt goed op dreef. "We moeten respect hebben voor het verleden, maar we moeten wel beseffen dat we nu beter zijn. Wij zijn beter dan de makers van deze appartementen of de bouwers van de Notre Dame. Onze technische kennis is veel groter. Kijk naar die gesculpteerde autobanden. Dat is in China gedaan, het is mooier dan het houtsnijwerk van de lambrisering in deze appartementen."

Nog subtiele kritiek zit vervat in een zilveren sculptuur waarin een mannelijk hert een vrouwelijk hert bespringt. "De jacht was alleen voor de hele rijken, zij die niets anders te doen hadden en dan dergelijke jachttafereel op hun tafel konden zetten. Ik geef daar een draai aan." Delvoye heeft er dus iets seksueels van gemaakt - net als in zijn röntgenopnamen SexRays.

Nog één vraag. Waarom komt een (gedeformeerde) Christus zo vaak voor, zowel in de helixen als in een groot glasraam, speciaal voor het Louvre gemaakt? "Hij is de enige figuur die ik ken die zowel geometrisch is - door het kruis - als antropomorf", zegt Delvoye. "En het is een krachtig beeld. Het gaat al tweeduizend jaar mee."

Wim Delvoye is niet voor één gat te vangen. Laconiek, ironisch en ernstig. Een Belg onder verbaasde Fransen. Kuifje in het Louvre. Tussen kitsch, kritiek en camoufage in.

Wim Delvoye van 31 mei tot 17 september in het Louvre, Parijs. www.louvre.fr. Het overzichtswerk Introspective is uitgegeven door Mercatorfonds, Brussel (350 p., 69,95 euro).