Direct naar artikelinhoud

‘Grote politieke families moeten zich Europees bezinnen’

Voormalig premier Wilfried Martens (74), de huidige voorzitter van de Europese Volkspartij (EVP), ‘betreurt’ de samenwerking van het CDA met de anti-islamitische PVV ‘omdat deze politieke ontwikkeling de verstandhouding, de cohesie en de solidariteit in onze Europese samenlevingen kan bedreigen’.

Martens maakt zich zorgen omdat “zoals in andere lidstaten een regeringscoalitie op de been wordt gebracht die afhankelijk zal zijn van de steun van een partij die de islam beschouwt als een politieke ideologie”.

“Aan deze samenwerking zijn grote risico’s verbonden”, verduidelijkt hij in een gesprek met De Morgen. “Bij gedoogsteun wordt de PVV immers niet gecompromitteerd door regeringsdeelname maar kan Wilders ook op de oppositiebanken de aandacht blijven vasthouden. Zo dreigt hij op termijn meer succes te krijgen. Dat gebeurde ook toen mijn eigen partij een kartel sloot met N-VA”.

Martens neemt er wel akte van dat CDA en VVD de islam in hun regeerakkoord als een religie beschouwen en dat hun minderheidsregering fundamentele vrijheden en Europese waarden kan verdedigen met steun van een andere, brede parlementaire meerderheid. Ook vindt hij het positief dat het CDA-congres zich in die zin uitsprak. “Ik vertrouw erop dat hun politici dit zullen waarmaken in regering en parlement, alsook dat het politiek akkoord verenigbaar zal blijken te zijn met een vrije en pluralistische democratie en eerbied voor de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat, een van de basiswaarden van de EVP.”

Martens belooft dat hij het CDA daar binnen de EVP aan zal toetsen, maar pleit ook voor samenwerking over de partijgrenzen heen. “Het is de plicht van de grote politieke families om zich te bezinnen over deze realiteit en ze samen te bestrijden”, zegt hij. “Europa is in gevaar als onze volkspartijen verdwijnen. Dan riskeer je chaos en een platform voor eenthemapartijen, of erger. Nu al lijkt het geloof van de publieke opinie in de Europese waarden zoek.”

De situatie roept bij Martens gelijkenissen op met het begin van de jaren tachtig. “Ook toen ontstond door de crisis een soort ‘eurosclerose’. Ons antwoord, door gezamenlijke inspanningen, was de oprichting van de eenheidsmarkt in 1993, wat ook het geloof in de Europese waarden weer versterkte. Nu moeten we ons samen inspannen om een antwoord te geven op de uitdagingen van de globalisering. Zonder Europese doelstellingen om uit de miserie te raken, zal het voor de publieke opinie moeilijk blijven om te geloven in een Europees project. Dan valt men terug op lokale of regionale politiek. Daarom is de volgende EU-top cruciaal.”