Direct naar artikelinhoud

Toelatingsproef: niemand kent het antwoord

Een toelatingsproef moet van elke leerkracht een nieuwerwetse Leonardo Da Vinci maken. Maar wat, hoe en voor wie die proef moet zijn, dat is alweer een onderwerp waar onderwijsexperts duizend-en-een meningen over hebben. Meteen de beste garantie dat die proef er volgend academiejaar nog niet zal komen. 'Leerkrachten moeten geen vleesgeworden Googlemachine zijn.'

Wie moet examen afleggen voor hij examens mag opstellen?

Het eerste twistpunt. André Oosterlinck, associatievoorzitter van de KU Leuven, stelt voor de toelatingsproeven in te voeren voor de leerkrachten in het lager secundair en die in de basis- en kleuterscholen. De gemiddelde leerling uit tso en bso heeft in zijn ogen niet het noodzakelijke intellectuele niveau om voor de klas te staan. "Binnenskamers maken veel directeurs van hogescholen zich zorgen over de kennis van hun studenten", poneert de machtigste man van het Vlaamse hoger onderwijs. "Universiteitsstudenten hebben al een hele weg afgelegd voor ze aan een lerarenopleiding beginnen. Hogeschoolstudenten niet. Zij moeten bij hun intrede, op hun achttiende een proef afleggen." Die schifting moer 'de juf en de meester' weer de status van weleer geven.

'De leraar' moet weer een benijdenswaardig aura krijgen, het beroep mag geen allerlaatste optie zijn of vangnet als de rest niet lukt. Slechts 30 procent van de leerkrachten wiskunde en 32 procent van de leerkrachten aardrijkskunde beschikt nu over het vereiste bekwaamheidsbewijs. Vaak gaat het om masters die wel een diploma exacte wetenschappen hebben, zoals biologie, maar niet van de vakken die ze geven. Die cijfers bewijzen dat hun bestaan aan het bord niet zelden de tweede of zelfs de derde keus is, en niet de loopbaan die ze op hun vijftiende ambieerden.

Heeft Oosterlinck supporters voor 'zijn' ingangsexamen?

"De huidige uitval in het eerste jaar is nu erg hoog", beaamt Joris Hyndrickx, de directeur van de Kortrijkse hogeschool Vives. "Een proef kan dat verhelpen. Of het een dwingend toelatingsexamen moet worden, laat ik wel in het midden." Een niet geheel onbelangrijk detail: Vives zit onder de vleugels van de associatie die Oosterlinck leidt.

De christelijke onderwijsvakbond (COC), nog een openlijke medestander, ziet het grootser. Zij willen ook de leerkrachten van het hoger secundair onderwijs, 'de licentiaten' in het vroegere jargon, aan een test onderwerpen. Wanneer die proef er dan precies moet komen, is wel niet duidelijk. "Met een toelatingsexamen hou je alleen de gemotiveerde en gekwalificeerde bijna-leraren over", zegt Jos Van Der Hoeven (COC). "Dan hoeven de lerarenopleiders zich tenminste niet meer bezig te houden met het bijspijkeren van basiskennis." Van alle politieke partijen krijgt Oosterlinck alleen N-VA mee. Al de rest wijst het verplicht examen af.

Wanneer leggen die leerkrachten in de dop het best een test af?

Moest Oosterlinck het voor het zeggen hebben, dan is de proef hun eerste wapenfeit in het hoger onderwijs. Hij wil ze aan het begin van hun opleiding, in de zomer tussen hun middelbaar onderwijs en hun eerste academiejaar, examenkoorts bezorgen. De Christelijke Onderwijscentrale zou de proef ook invoeren voor gegadigden die na een carrière in de privésector hun geluk op school willen beproeven (de zogenaamde zij-instromers).

Hun socialistische vakbroeders van ACOD zien alleen een niet-bindende proef zitten. "Een echte toelatingsproef is veel te determinerend", zegt Raf De Weerdt (ACOD). "Een achttienjarige die daarvoor zakt, is niet per definitie een slechte leerkracht. Hoe kun je trouwens onderzoeken of iemand begeesterend les geeft? Wie een onvoldoende haalt voor die niet-bindende test, moet ook de kans krijgen zich een jaar lang bij te scholen."

De niet-bindende proef oogst ook elders veel bijval. "Onder de hogescholen zal er nooit of te nimmer een consensus komen over een verplicht ingangsexamen", luidt het binnen de hogere onderwijswereld. De Vlaamse regering schreef in haar masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs al dat er een niet-bindende oriëntatieproef moet komen voor de lerarenopleiding. Hoe die er moet uitzien, dokteren allerlei specialisten nu uit.

Wat houdt die test in?

Test je inhoudelijke kennis, intelligentie of pedagogische bekwaamheden? Of alledrie? En wat is dan primordiaal? Een bachelor in de wiskunde, meent Oosterlinck, zou een vakinhoudelijke proef moeten afleggen, en een test in algemene kennis. Voor kleuter- of lager onderwijs volstaat voor hem de tweede test.

Hogescholen in Limburg en Antwerpen werken al enkele jaren met 'oriëntatieproeven' voor leerkrachten in spe. Daar hoort een taal- en motivatietest bij, en vanaf volgend schooljaar wellicht ook een kennisproef. 'Wie is Vladimir Poetin? Wat is een OCMW?', dat soort vragen willen deze hogescholen hun aspirant-studenten voorleggen. "Wij houden onze studenten op die manier een spiegel voor", zegt algemeen directeur Ben Lambrechts. "Samen met het advies van de klassenraad is dit een sterke voorspeller, al is het aartsmoeilijk iemands algemene kennis in kaart te brengen. Da Vinci bestaat al lang niet meer. En de vlees geworden Googlemachine moet nog uitgevonden worden."

Pedagogen waarschuwen dat er voor leerkrachten geen kant-en-klare testjes voorhanden zijn. "Het is erg delicaat om dit te laten afhangen van één momentopname", zegt professor Peter Van Petegem (Universiteit Antwerpen). "Als je zo'n proef op een betrouwbare en valabele manier wil organiseren, gaat het om een huzarenstuk. Is de toelatingsproef enkel en alleen bedoeld om inhoudelijke kennis en inzichten te remediëren, slaat men de bal zeker verkeerd."

Waar moet inspiratie voor die test vandaan komen?

Finland is het absolute walhalla in de onderwijswereld, en voor de toelatingsproeven is dat niet anders. De test bestaat er uit een mondeling examen, een praktijkproef en verplichte lectuur. Groot verschil is wel dat alle docenten er masters zijn. Wie droomt van een bestaan als leerkracht, moet er naar de universiteit. In Zuid-Korea geldt er een centraal examen aan het einde van het middelbaar, vergelijkbaar met de Franse baccalaureaat. Wie niet tot de 3 procent beste studenten behoort bij dit examen, kan de lerarenopleiding vergeten. Canada heeft ook een examen op achttien jaar. Kandidaat-leraren moeten er vrijwilligerswerk met kinderen kunnen voorleggen, anders kunnen ze hun aspiraties opbergen. Het aanzien van de leraren in Zuid-Korea en Canada mag dan wel groot zijn, hun loon is dat niet. Vaak wordt geopperd dat met een hoger loon het beroep wel terug aan prestige zal winnen, deze twee voorbeelden spreken dat tegen. Buiten deze drie voorbeeldlanden geldt in de meeste Europese lidstaten wel een of andere, zwaardere of lichtere proef voor de lerarenopleiding. In Nederland mogen de studenten nu drie keer deelnemen aan een toelatingsproef. Na een niet-geslaagde derde poging houdt het op.

Wat zijn de nadelen van toelatingsexamens?

De 'bazinnen' van het onderwijs, Raymonda Verdyck van het gemeenschapsonderwijs (GO!) en Mieke Van Hecke van de katholieke koepel, kanten zich tegen zo'n proef omdat 'je een goede leerkracht niet kunt meten'. Een meer praktisch tegenargument is dat er nu al een tekort heerst op de lerarenmarkt en deze test dat tekort alleen maar zal vergroten. De toelatingsproeven voor burgerlijk ingenieurs zijn alweer tien jaar geleden afgeschaft omdat er veel te weinig ingenieurs nog afstudeerden. Voor artsen en tandheelkundigen blijft de proef wel in zwang, al dreigt er een steeds grotere schaarste aan tandartsen. "Wel blijkt dat landen waar er een selectieve ingangsproef is", zegt pedagoog Martin Valcke (Universiteit Gent), "geen tekort hebben aan kandidaten. Integendeel zelfs."

Het 'communautaire' tegenargument is dat Vlaanderen het enige landsdeel zou zijn met zo'n test voor haar leerkrachten. Wel blijkt dat landen waar er een selectieve ingangsproef is, geen tekort hebben aan kandidaten.

Wat moeten die toelatingsproeven opleveren?

Waar alle pedagogen, directeurs en vakbondslui het wel over eens zijn, is dat de toelatingsproef niet zaligmakend is. De devaluatie van de leraar zal met deze ene component niet verdwijnen. Betere arbeidsvoorwaarden, hogere lonen en meer appreciatie van de ouders zijn de andere componenten. "Volgens mij moeten we er ook voor zorgen dat de leerkrachten sneller benoemd worden", zegt Paul Van Cauwenberghe, voorzitter van de Hogeschool Gent. "Ook kunnen we, zoals Martin Valcke voorstelt, audiologen en logopedisten integreren in scholen om leraren helpen om te gaan met taalachterstanden. Op die manier verminderen we de werklast en wordt het beroep ook aantrekkelijker."

Als de leraar weer eerbiedige knikjes krijgt op straat, als hij weer tot 'de notabele' van de stad behoort, maken al die testen zichzelf op den duur weer overbodig.