Direct naar artikelinhoud

Raad voor Journalistiek de mond gesnoerd

De Brusselse kortgedingrechter heeft vorige week aan de Raad voor de Journalistiek een tijdelijk verbod opgelegd om een uitspraak bekend te maken over een klacht die bij de Raad was ingediend tegen een journalist (van een lokale website) die geen lid is van een journalistenvereniging. Bij de Raad kunnen alle burgers terecht met vragen en klachten over journalistieke beroepsethiek. ‘Dit verbod tot openbaarmaking van de uitspraak bedreigt de goede werking van de Raad’, schrijft Dirk Voorhoof.

In een recente beschikking legt de Brusselse kortgedingrechter een verbod op aan de Raad voor de Journalistiek om een beslissing bekend te maken. De rechter heeft zijn twijfels of de Raad wel bevoegd is om publiekelijk te oordelen of een ‘onafhankelijk’ journalist al dan niet de regels van de journalistieke ethiek heeft nageleefd. Als de Raad zich niet houdt aan het verbod van de rechter, riskeert hij een ‘boete’ van 5.000 euro per inbreuk met een maximum van 50.000 euro. Het is nu aan de rechtbank om in een procedure ten gronde te oordelen of de Raad voor de Journalistiek wel of niet de de beslissing mag publiek maken.De zaak betreft de behandeling van een klacht tegen een hoofdredacteur van onder andere een website en een onlinenieuwsbrief. Omdat de Raad voor de Journalistiek blijkbaar een klacht wegens onzorgvuldige journalistiek gegrond zou verklaren, stapte de journalist naar de rechter en vroeg hij een verbod tot publieke bekendmaking van de nakende uitspraak. In essentie maakte de journalist bezwaar tegen het feit dat de Raad hem publiekelijk kan terechtwijzen wegens een ongeoorloofde journalistieke handelswijze, terwijl hij niet eens lid is van de vzw Raad voor de Journalistiek, noch van enige andere journalistenvereniging. De Raad voor de Journalistiek van zijn kant neemt kennis van klachten, neemt beslissingen en formuleert adviezen in verband met elke vorm van journalistiek in de Vlaamse media (printmedia, radio, televisie en onlinejournalistiek), los van het statuut van de journalist.

Beoordeling is geen opinie

In een verrassende uitspraak poneert de kortgedingrechter dat de Raad ogenschijnlijk niet bevoegd is om zijn oordeel over de journalistieke handelswijzen van een niet-aangesloten, ‘onafhankelijke’ journalist publiek te maken. De statuten van de Raad zijn immers “niet tegenstelbaar” aan journalisten die geen lid zijn van een journalistenvereniging en er is geen wettelijk kader waarop de Raad voor de Journalistiek kan steunen. Dat de journalist/hoofdredacteur onmiskenbaar journalistieke activiteiten uitoefent, geeft de Raad nog niet de bevoegdheid om uitspraken te doen over zijn journalistieke handelswijzen. Volgens de rechter heeft de betrokkene minstens “een schijn van recht om de bevoegdheid van de Raad te betwisten”.Dat de Raad voor de Journalistiek ook minstens een schijn van recht heeft om een uitspraak te doen over journalistieke handelswijzen in de Vlaamse media, lijkt de rechter te ontgaan. Sterker zelfs, de rechter vindt dat de Raad voor de Journalistiek niet de vrijheid van meningsuiting kan inroepen om een opinie openbaar te maken over een journalistieke praktijk. Het gaat volgens de rechter immers niet om een opinie, maar om “een werkelijke beoordeling”. Dat er verder geen sancties verbonden zijn aan de uitspraken van de Raad en het evenmin om een tuchtmaatregel gaat, doet volgens de rechter niet ter zake.Een rechterlijk verbod tot openbaarmaking van de uitspraak bedreigt de goede werking van de Raad, zoveel is duidelijk. De openbaarmaking van de beslissingen is immers essentieel om de krijtlijnen uit te tekenen van wat geoorloofd of onbetamelijk is als journalistieke praktijk. Als het de kortgedingrechter er écht om te doen was de publieke stigmatisering ten nadele van de journalist/hoofdredacteur te voorkomen, had hij ook kunnen volstaan met een veel minder verregaande en dus meer proportionele maatregel, namelijk het verbod van vermelding van de naam en persoonsgegevens bij de bekendmaking van de beslissing van de Raad. Bovendien miskent de uitspraak de recente ontwikkelingen in verband met zelfregulering en journalistiek waarop is aangedrongen door verschillende maatschappelijke sectoren en door internationale instanties. Zowel de samenstelling van de Raad, - journalisten en vertegenwoordigers van de media, aangevuld voor een derde met externe leden -, als de tegensprekelijke procedure en de gemotiveerde openbaarmaking van de beslissingen hebben reeds bewezen een belangrijke bijdrage te leveren aan het debat over journalistieke ethiek. De Raad veroordeelt overigens ook niet, geeft geen blaam of waarschuwing, maar volstaat met de vaststelling of een bepaalde journalistieke handelswijze of publicatie al dan niet in overeenstemming is met de basisprincipes van journalistieke ethiek. Op die basis beslist de Raad of een klacht gegrond is of niet. Dat de Raad naar aanleiding van concrete cases opiniërend invulling kan geven aan de basisprincipes inzake journalistieke beroepsethiek is en blijft de essentiële bestaansreden van de Raad voor de Journalistiek.Daarbij kan en mag de Raad de ogen niet sluiten voor wat door ‘onafhankelijke’ journalisten via onlinemedia gepubliceerd wordt.