Direct naar artikelinhoud

'Wij zijn niet zomaar onschuldig. Wij zijn bijzonder onschuldig'

Twee broers uit Borgworm zitten al meer dan veertien jaar in de gevangenis voor een moord die zij niet hebben gepleegd, en wellicht ook nooit is gepleegd. Marco en Francis Gottschalk: twee eenvoudige zielen en een manifeste gerechtelijke dwaling.

Er stond een bolletje op de i. Zo'n bolletje als in het handschrift van dertienjarige meisjes. De brief kwam tevoorschijn na het verschuiven van een gewichtiger document op het bureau van de Brusselse advocate bij wie ik wel eens op de koffie ga. De meeste krabbels waren blauw, waar iets essentieels moest worden benadrukt rood of groen. Geschreven met zo'n klikkende vierkleuren-Bic die we allemaal ooit hadden. De i was de eerste letter van een door uitroeptekens gelardeerd slotwoord: Un des 2 innocents!!!!!!! Een der 2 onschuldigen.

"Wie zijn dit?"

"Dat zijn de broers Gottschalk. Ze zitten al van in 2000 in de gevangenis."

"Wat hebben ze gedaan?"

"Niets. Dat is het probleem."

Francis Gottschalk (54) komt sinds 26 oktober 2004 in aanmerking voor voorwaardelijke vrijlating. Al wat hij moet doen is een adres opgeven en tegen de psycholoog zeggen dat hij spijt heeft van wat hij niet heeft gedaan. Wat ook zou helpen, is het storten van enkele symbolische euro's aan de burgerlijke partij, zoals Michelle Martin in haar geval deed.

Marco Gottschalk, die morgen vijftig wordt, kan sinds 2006 vrijkomen. Hij heeft nu een derde van zijn leven achter tralies doorgebracht. Tientallen advocaten zijn al bestookt met driekleurige brieven. Allemaal hebben ze de broers trachten uit te leggen dat het systeem nu eenmaal zo werkt. Dat ze allereerst blijk moeten geven van schuldinzicht. Dat het anders niet gaat.

Anderhalf jaar lang heb ik met de broers gecorrespondeerd. Hun brieven kwamen in een tempo van twee tot drie per week. Soms meerdere in een envelop, om te besparen op postzegels. De broers, begreep ik, zijn in de gevangenis van Namen gelijken van hun cipiers. Hun celdeuren gaan niet op slot. Hun penitentiair dossier zegt: 'Hun algemene houding ten aanzien van het personeel is onberispelijk. Zij zijn bijzonder respectvol voor het uniform.' Ze verdienen af en toe wat bij door de kantoren te poetsen. Ze zouden zo naar buiten kunnen wandelen.

Brief: 'Ik, Francis, zal worden vrijgelaten op 24 oktober 2014 en mijn broer op 23 oktober 2019. Men zal mij moeten doden om mij te doen zwijgen en ik ben niet bang meer om te sterven want met het arrest van het assisenhof hebben ze me al een keer gedood.'

Marco, aan de telefoon: "Wij zijn geen hypocrieten. Wij zullen nooit doen alsof we berouw hebben. Vrijkomen interesseert mij steeds minder. Ik wil onschuldig verklaard worden."

Francis, in een zoveelste driekleurige brief: 'Wij zijn niet zomaar onschuldig. Wij zijn bijzonder onschuldig.'

Hun vader is in 2003 gestorven van verdriet, met hun moeder gaat het niet goed. Ze barstte in tranen uit toen ik haar zondag mijn boek overhandigde. Ze klampte er zich aan vast als een kind aan een teddybeer en is er mee gaan slapen.

Donderdagavond, 3 september 1992. Een automobilist ziet in zijn koplampen twee brommertjes en twee lichamen op het beton van de landweg in Voroux, een lap groen nabij Luik. Voor Sébastien Welsch (17) kan geen hulp meer baten. Zijn neef Stephen Lespineux (17) zal drie dagen later met zware verwondingen ontwaken uit zijn coma.

Diezelfde avond gaan er geruchten in de lokale cafés. Welsch leefde op voet van oorlog met een dealer uit Borgworm, Sébastien Petit. Er is sprake van een achtervolging. Door Petit (18) die met zijn auto achter de brommertjes aan zou hebben gezeten. Het is Petit zelf die dat staat te verkondigen.

Experts komen ter plaatse. Nergens is op de wrakken van de brommertjes een spoor terug te vinden van een botsing met een auto. "Er is er geen enkele indicatie die mij kan toelaten de these van de 'duw' te accrediteren", zo besluit de verkeersexpert. Wetsdokter Dodinval, die het lichaam van de jongen onderzocht, stelt: "Ik heb alle redenen om uit te sluiten dat het slachtoffer is overreden door een auto. Dat had ter hoogte van de buik sporen moeten nalaten."

Overtuigd als zij is dat de experts er niks van kennen, trekt de moeder van Lespineux met haar zoon naar een sofroloog. Sofrologen zijn aanhangers van Alfonso Caycedo, een Colombiaanse new age-goeroe die relaxatietechnieken heeft ontwikkeld waarmee wij ons kunnen bevrijden van stress en opstijgen naar een hoger niveau van innerlijke bewustwording. Over spirituele genezers zegt men wel eens dat ze niemand kwaad doen. Wel, af en toe doen ze dat wel.

In het dossier vond ik een transcriptie van de sofrologische sessie die de verdwenen herinneringen van Stephen in een soort trance, hypnose, terug moeten brengen. Dat ging zo, heel letterlijk: "Wat voel je nu? Beschrijf het! (stilte) Je mág het beschrijven. (stilte) Je mag het beschrijven! Heb je wel zin om het te beschrijven? (stilte) Stephen! Je ben helemaal ontspannen, je bent totaal vrij. Je mag beschrijven wat je ziet. (stilte) Wat zie je? (stilte) Zie je die auto?"

Stephen zal uiteindelijk met een zucht beamen dat er een auto was, er een (foute) nummerplaat bij fantaseren en "drie mannen". Hij "ziet", zegt hij, "drie mannen". Waarna de sofroloog tevreden de stop-knop van de cassetterecorder indrukt en het Luikse parket de zaak zal herkwalificeren tot doodslag. Achteraf zal Lespineux volhouden dat hij zich niks herinnert: van het ongeval al net zo min als van de sessie bij de sofroloog.

Sébastien Petit is kort na het ongeval naar Sicilië gevlucht. Tot zijn vertrek was hij de buurjongen van Francis en Marco in de sociale blokken van Borgworm. Het decor is een mengvorm van Rosetta en De helaasheid der dingen. Petit en de broers zijn soms vrienden, soms niet. "Hij had vijfduizend frank gepikt van een vriend van me", zegt Marco. "Een vriend met een gehandicapte vrouw, figures-toi. Toen heb ik 'm een pak slaag gegeven."

In oktober 1994 is Sébastien Petit even terug in het land voor de begrafenis van zijn opa. De rijkswacht weet hem te vinden. Tijdens zijn nachtelijke verhoren blijft Petit eerst ontkennen. Woorden en situaties zweven dan boven het dossier.

"Wij weten dat jij in die auto zat."

"We weten ook dat je niet alleen was."

"Wie waren die twee mannen?"

Zodra Sébastien Petit overstag gaat, gaat hij goed overstag. Hij laat de speurders noteren dat ze allemaal dronken waren, dat Marco achter het stuur zat, Francis naast hem en hij achteraan. Dat Marco die jongen eerst van de weg af had gereden: "Daarna zette hij de auto in achteruit en reed er nog eens over."

Onlangs verscheen op decorrespondent.nl het essay 'Waarom arme mensen domme dingen doen'. Ze lenen meer, sparen minder, roken meer, sporten minder, drinken meer, gaan vaker naar de McDonald's. Als Francis op 9 oktober 1994 wordt gearresteerd en men hem uitlegt waarvan Petit hem beticht, is dit zijn reactie: "Als men mij veroordeelt voor iets wat ik niet heb gedaan, is Sébastien Petit dood. Met mijn eigen handen."

Bij elke gelegenheid, een verschijning voor de raadkamer of een confrontatie, zullen de broers zich verdachter maken door zich tot Petit te richten: "Trek je verklaring in of we maken je kapot."

Voor de speurders is het een helder plaatje. Ze doen zelfs geen moeite om het alibi van de broers te verifiëren. Marco is middenvelder bij het amateurvoetbalclubje OC Awans, Francis is meestal bankzitter. Ze trainen op donderdagavond. Pas in 1999, na zeven jaar en op verzoek van Francis, gaan de speurders eens horen bij de trainer, of de broers die avond aanwezig waren op training. "U bent er een beetje laat mee", zegt die. Hij houdt die gegevens zo lang niet bij. Wat wel kan, is het scheidsrechtersblad opvragen. De trainer selecteerde zijn elftal voor de match altijd op basis van aanwezigheid op de training. Wedstrijdbladen worden wel bewaard, bij de Ligue Francophone de Football Amateur.

Ik voelde iets in mijn keel toen ik het in handen hield. Het scheidsrechtersblad. OC Awans verloor die zondag 6 september 1992 met 0-2 van Celtic Tilleur. Maar kijk wiens naam daar stond, met inschrijvingsnummer 564. Marco Gottschalk.

Hoe doe je dat, veroordeeld worden voor een moord die niet is gepleegd? Met een alibi, ook nog eens? Strafpleiter Philippe Moureau werd op 17 maart 2000 door zijn stafhouder opgevorderd om Francis Gottschalk te verdedigen op het assisenproces. "Ik heb hem een afspraak gegeven", vertelde hij. "Ik heb 'm nog eens gebeld. Afspraak? Vergeten. Vond hij niet nodig. Pas op zaterdag 25 maart 2000 kreeg ik mijn cliënt voor het eerst te zien. We zaten nu op twee dagen voor de start van het proces en hij was heel ontspannen. 'Och meester, maakt u zich geen zorgen. U zult zien, dit wordt heel gemakkelijk, ze hebben niets tegen ons.'"

Zoals alle advocaten vraagt Moureau zijn cliënt op een assisenproces altijd om iets deftigs aan te trekken. Als Francis en Marco op maandag de assisenzaal worden binnengeleid, ziet hij tot zijn onzetting dat de ene in een trainingspak is gekomen en de andere in een soort knalgele oliejas. "Ik wenkte hem, vroeg of hij echt niks anders had kunnen aantrekken. Hij, verontwaardigd: 'Wat is er mis met deze jas?' Ze hebben een rampzalige indruk nagelaten op de jury. In tegenstelling tot Sébastien Petit."

Petit staat er op de oude krantenfoto bij in een stijlvol jasje. Hij is naar de kapper geweest en zal in de rechtszaal zijn excuses overbrengen aan de familie Welsch. De broers hebben hun cafévrienden opgetrommeld. In de zaal zijn boeren te horen. "Francis was vastbesloten om uit te groeien tot de clown van zijn eigen proces", weet assisenverslaggeefster Martine Piette nog. "Dankzij hem werd het een leuk proces. Hij bracht de zaal voortdurend aan het lachen."

Petit werd veroordeeld tot vijf jaar en kwam na aftrek van voorarrest na een jaar alweer vrij. Philippe Moureau sloot de ogen toen hij de strafmaten hoorde uitspreken. Twintig jaar, vijftien jaar. Hij voelde een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en zag een gelukzalig stralende cliënt. "Weet u wat hij zei? 'Ah, meester, nú gaan we de waarheid kennen! U zult het zien, nú gaan de tongen loskomen!'

"Dát was Francis Gottschalk."

2onschuldigen.be

Douglas De Coninck, Veertien jaar onschuldig in een Belgische gevangenis, Manteau, 208 p., 19,99 euro