Direct naar artikelinhoud

Jan Vandermosten: De lemmingen van Doha

Jan Vandermosten is energie- en klimaatbeleidsmedewerker bij WWF-België. Hij was aanwezig op de klimaattop in Doha

Er is amper iemand die nog twijfelt aan de werkelijkheid van klimaatopwarming. Als het echter over de urgentie van het probleem gaat, steken onze politieke leiders massaal hun kop in het zand. Nochtans spreken de cijfers voor zich. Tussen 2000 en vandaag hebben we wereldwijd 380 miljard ton CO2 uitgestoten. Als we de gevaarlijke klimaatopwarming van 2 graden Celsius willen vermijden hebben we nog een CO2-budget van 500 miljard ton CO2: aan het huidige tempo zullen we dat budget hebben opgebruikt over amper 15 jaar. Het plaatje wordt nog grimmiger als je kijkt naar de gekende reserves aan fossiele brandstoffen. Stoken we die op, dan komt dit overeen met een uitstoot van 2.800 miljard ton CO2: dat zou leiden tot een klimaatopwarming van 5 tot 6 graden Celsius. In zo'n wereld lopen steden als New York en Bangkok onder water, bestaan er geen koraalriffen meer, worden Italië en Spanje woestijngebied en stijgt de impact van orkanen met bijna de helft. In diezelfde wereld zal het aantal extreme weerpatronen sterk toenemen, zullen verzekeringsmaatschappijen zich terugtrekken om schadeloosstellingen te vergoeden die ze niet meer aankunnen, komt de voedselproductie in het gedrang. We zijn als lemmingen in de richting van de afgrond aan het rennen.

De urgentie van klimaatopwarming staat in schril contrast met de afspraken die op de klimaattop in Doha werden gemaakt. Twee weken van onderhandelingen leidden tot welgeteld nul ton bijkomende CO2-reducties. De bedragen die ontwikkelde landen op tafel hebben gelegd ter financiële ondersteuning van de klimaatstrijd in ontwikkelingslanden zijn gedaald. De overeenkomst over een tweede verbintenisperiode onder het Kyoto-protocol, als enig legaal bindend instrument, is belangrijk. Het soortelijk gewicht van dit protocol is echter laag: het Kyoto-protocol omvat maar 15 procent van de globale CO2-uitstoot en de discussies over een akkoord dat Kyoto na 2020 moet vervangen, verliepen moeizaam.

Hoe kan de kloof tussen de realiteit van klimaatopwarming en de gemaakte afspraken in Doha worden verklaard? Het antwoord is eenvoudig: gebrek aan politieke wil. De VS kwam nogmaals naar Doha zonder mandaat om constructief te onderhandelen. Rusland, Japan en Nieuw-Zeeland namen geen nieuwe doelstellingen aan onder de tweede verbintenisperiode van het Kyoto-protocol. Canada trok zich, gedreven door belangen in fossiele brandstoffen, zelfs volledig terug uit Kyoto. Het is dan ook geen verrassing dat het vertrouwen van ontwikkelingslanden op een dieptepunt staat. Die laatste groep is echter minder homogeen als in het verleden: opkomende economieën, met China op kop, nemen een steeds groter aandeel van de globale CO2-uitstoot op zich. Zonder politieke wil van hun kant om de tweedeling tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden op te heffen, zal het zolang verhoopte globaal bindend akkoord evenmin in zicht komen.

Als politieke wil de sleutel is, dan is een doortastend klimaatbeleid het slot. Het emissions gap report van de VN concludeerde in aanloop naar Doha nog dat enkel onmiddellijke, ambitieuze en collectieve actie gevaarlijke klimaatopwarming kan doen stoppen. Het wordt tijd dat België zijn bijdrage levert. Zoals de Europese Commissie al meerdere malen heeft benadrukt, loopt België hopeloos achterop in het bereiken van haar 2020-klimaatdoelstelling voor (voornamelijk) de transport-, gebouwen-, en landbouwsector: het Vlaams klimaatplan, dat in ontwikkeling is, lijkt niet veel zoden aan de dijk te zullen brengen om die kloof te dichten. De deelstaten slagen er niet in om de klimaat- en energiedoelstellingen die ons land heeft aangenomen in het kader van het Europese klimaat- en energiepakket onder elkaar te verdelen. Deze blokkade heeft ertoe geleid dat ons land zijn financieringsbeloftes voor ontwikkelingslanden niet naleeft. Gebrek aan CO2-reducties en financiering: de parallel met de internationale onderhandelingen is treffend. Het is hoog tijd dat onze beleidsmakers de handschoen opnemen en een klimaat- en energiebeleid die naam waardig in stelling brengen.