Direct naar artikelinhoud

'In elk beeld zit een moment van diepe twijfel'

Over de sculptuur die ze speciaal voor de Biënnale van Venetië maakte, houdt ze de lippen stijf op elkaar. 'De titel van het werk luidt 'Kreupelhout - Cripplewood', dat mag al wel geweten zijn. Maar ik wil dat mijn bijdrage tot op de opening een verrassing blijft', zegt Berlinde De Bruyckere. Dan maar op zoek naar de ziel van de kunstenares zelf.

Het atelier van Berlinde De Bruyckere bevindt zich in een oude, opgeknapte jongensschool in Muide bij Gent. Op het binnenplein van de school werkt, in de aarzelende zon, een assistente aan een onderdeel van een sculptuur. Op haar en de kunstenares na valt er in dit grote pand amper leven te bespeuren.

Zelfs van de dekenmensen - de aangrijpende figuren met dekens op hun hoofd waarmee Berlinde De Bruyckere bekendheid verwierf - valt geen spoor te bekennen; van haar bekende paardeninstallaties en vervormde mensenlichamen evenmin. De lichtrijke ruimtes, die ooit als klaslokalen fungeerden, zijn zo goed als leeg. Alleen tegen de muren liggen, gestapeld op lange tafels, tientallen mensgrote wassen ledematen, rompen, hoofden en billen. De wassen materie heeft de kleur en textuur van mensenhuid, is met rode en blauwe aders doorregen en vertoont hier en daar littekens, wonden en uitstulpingen.

"Het team en ik - samen een kmo - hebben meer dan acht maanden vrijwel uitsluitend aan dit project van de Biënnale gewerkt. Een bijzonder fijne en unieke, maar ook bijzonder intensieve periode. Nooit eerder hebben we ons zo lang over een enkele tentoonstelling gebogen, en nooit eerder hebben we zo lang geen ander nieuw werk gemaakt of laten ontstaan."

Na bijna negen maanden baart u, op misschien wel het belangrijkste internationale podium voor moderne kunsten dat bestaat, uw werk. Kijkt u vol spanning uit naar de reacties van de professionele kunstwereld en van het publiek?

"Ik heb er veel vertrouwen in. Meer dan ooit tevoren, durf ik te zeggen. Ik werd vier keer genomineerd voor de Biënnale. Dit keer werd ik door de minister van Cultuur, Joke Schauvliege, geselecteerd om er effectief te werken, en dat is goed, want naar mijn gevoel was nu het moment aangebroken. We waren er allemaal klaar voor. Acht of vier jaar geleden stonden we zo ver niet. Maar dankzij diverse projecten hebben we de afgelopen jaren diepgravende ervaring en expertise opgedaan. Alles lijkt te kloppen. Het is comfortabel om in zo'n habitat creatief te zijn. Ook dat sterkt het zelfvertrouwen.

"Ik reken mijn medewerkers ook tot mijn familie. Elke dag brengen we uren met elkaar door. Ik sta erop dat we 's middags samen eten, omdat de gesprekken aan tafel een andere bedding hebben dan de woorden die we tijdens het werk wisselen. Ik vind het belangrijk dat we naar elkaar en naar het werk toe groeien. Als ik met een nieuw thema van start ga, wil ik dat mijn assistenten van het begin weten waar ik het vandaan haal, hoe het gevormd wordt in mijn geest, hoe het zich ontwikkelt. En van hen wil ik ook weten hoe zij erover denken, hoe zij het zien... Het is niet simpel om de juiste mensen rond je te verzamelen, zeker niet als creativiteit de drijfveer is. Er zijn assistenten weggegaan omdat hun eigen drang tot scheppen de bovenhand kreeg, wat ik zeer goed kan begrijpen."

Betekent zelfvertrouwen dat u niet meer twijfelt?

"Twijfel is essentieel voor alle kunst. In elk beeld zit minstens een moment van diepe twijfel. Ik kan niet aangeven wanneer dat moment tijdens de schepping optreedt, en ik weet niet eens waarover ik twijfel, want die onzekerheid laat zich niet benoemen. Maar het heeft met het evenwicht tussen vorm en inhoud te maken, met dat punt waarop die twee elkaar vinden. In een sculptuur is het evenwicht tussen vorm en inhoud erg delicaat. Een beeld kun je van verschillende standpunten bekijken. Je kunt er vaak letterlijk omheen lopen. Het moet dus van alle kanten kloppen. Maar over het eindresultaat twijfel ik niet langer. Vroeger wel. Vandaag niet meer.

"Een tekening heeft de alomvattendheid van een beeld niet. Daarom teken ik in reeksen (zoalsde tekeningenreeksen Romeu 'my deer' en Parasiet, MVDS). Tijdens het tekenen onderzoek ik mijn twijfel. Ik begin aan meerdere tekeningen tegelijk, soms verschilt de ene amper van de andere. Het is mijn manier om me te verdiepen in mijn thema's, om mijn twijfel te onderzoeken. Het is een traag proces, en ik vernietig wat ik niet goed vind. Uiteindelijk staat elke tekening op zichzelf. Maar de ultieme tekening bestaat niet, vandaar dus dat alleen de hele serie de lading dekt."

Toch lijken uw beelden op een andere manier ook deel van een serie. De vijf dode paarden die u in 2000 voor het In Flanders Fields Museum in Ieper schiep, vormen de eerste van een reeks. Want u maakt nog steeds paarden, al hebben ze geen dierlijke vormen meer maar zijn ze almaar meer mens geworden.

"Ik herhaal dezelfde fundamentele thema's, dat klopt. Kracht en kwetsbaarheid, leven en dood, beklemming en bescherming, eros en thanatos, verlangen en lijden, eenzaamheid en eenwording. Zelfs mijn werkwijze is in wezen altijd dezelfde: ik werk met afgietsels op bomen, dieren en mensen, en breng warme, fragiele was in tientallen laagjes aan in de mal. Die afgietsels, die ook door hun ware grootte een weergave van de realiteit zijn, vervorm ik tot een beeld. En dat beeld wordt blijkbaar almaar abstracter.

"De paarden van In Flanders Fields zijn afgietsels van paardenlichamen die ik heb verkregen via professor Simoens, hoofd van de vakgroep morfologie aan de faculteit Diergeneeskunde van de UGent. We hebben de afgietsels overtrokken met paardenvacht. Maar waarom ik met die dode paardenlichamen een beeld heb gemaakt? Omdat ik hun schoonheid niet verloren kon laten gaan.

"Sindsdien heb ik dit thema nooit meer losgelaten, ik ben het steeds verder gaan uitdiepen. Vorige zomer maakte ik voor een kunstverzamelaar-opdrachtgever in Istanbul een installatie die in een oude hammam werd tentoongesteld. Ik heb die locatie zelf gezocht. Ik wilde een plek met geschiedenis, met een verhaal. Voor dat publieke badhuis, waar lichamelijkheid, aanraking en zuivering centraal staan, liet ik twee paardenlichamen in elkaar opgaan. Alleen zijn het geen paardenlichamen meer. Het zijn torso's zonder hals of hoofd. Het paard werd tot een mens hervormd, het dier werd een humaan figuur.

"Ik zeg niet dat het een mooi figuur is. Ik maak geen schone kunsten. Mijn werk is rauw. Maar wie goed kijkt, ziet dat er veel schoonheid in die rauwheid schuilt."

Onder meer in Coetzees Wachten op de barbaren

worden mensen als dieren behandeld, en gaan ze zich daarna als beesten gedragen. Is dat een zienswijze die u met de auteur gemeen heeft?

"Ja. Ik geloof dat in elk mens een dier zit, en dat een dier menselijke elementen bevat. Ratio en dierlijkheid gaan samen. Misschien herinner je je deze treffende passage uit Coetzees In ongenade. De hoofdpersoon gaat bij zijn dochter op het Zuid-Afrikaanse platteland wonen. Hij ontmoet er een vrouw die als vrijwilligster een hondenasiel uitbaat. Ze euthanaseert honden die geen kans meer maken en verbrandt hun kadavers. Het is een karwei dat niemand wil uitvoeren. De hoofdpersoon helpt de vrijwilligster, en tot zijn eigen verbazing vindt hij troost in dat moeilijke werk. Als hij weer naar de stad trekt, betreurt hij het niet zozeer dat hij zijn dochter weer verlaat, maar wel dat hij het vrijwilligerswerk niet langer kan uitoefenen. 'Want wie gaat dat anders willen doen?'

"Ik lees die honden dan ook als een metafoor. Denk aan de ingestorte kledingfabriek in Bangladesh, met die meer dan duizend dode vrouwenlichamen die op lange rijen naast elkaar liggen; een beeld dat al een poos op mijn netvlies staat gebrand. De honden van Coetzee illustreren voor mij de onverschilligheid van de mens. Ten opzichte van dieren. Maar ook ten opzichte van mensen die ver van hem af lijken te staan. Vluchtelingen. Asielzoekers. Arbeidsters in een ver land. Ik heb dat vaker. Dat bepaalde beelden niet meer uit me weg willen. Misschien doe ik er ooit nog iets mee. Dat valt niet te voorspellen."

J.M. Coetzee is curator van uw expositie op de Biënnale omdat u zijn woorden niet meer uit uw DNA kreeg. Wat houdt die titel en die samenwerking precies in?

"Vier jaar geleden wijdde Amsterdam een evenement aan het oeuvre van Coetzee. De organisatrice nam contact met me op met de vraag of ze enkele van mijn beelden kon lenen; ze zag, terecht, verbanden tussen mijn beelden en zijn woorden. In plaats van een bestaand werk uit te lenen, maakte ik een nieuw beeld: Lange eenzame man. Ik kende al het werk van Coetzee toen al. Alles wat zijn boeken voor me betekenden, heb ik in dat nieuwe beeld gebundeld. Coetzee zag Lange eenzame man in Amsterdam, maar we ontmoetten elkaar niet.

"Aan die ene verstrengeling van beeld en woord werd een vervolg gebreid. In december vorig jaar ontwierp ik in samenwerking met de literaire uitgever Dietsche Warande & Belfort het boek Allen vlees. Hiervoor herlas ik Coetzees volledige werk, kopieerde passages die me frappeerden en/of aantrokken, schikte ze per thema en plakte ze, uitgescheurd, in een collage. Hetzelfde deed ik met mijn werk. Ik hakte er details uit en legde ze bij de teksten. Ik stuurde alles aan de schrijver door. Hij reageerde. En ik stuurde weer door. Geleidelijk aan ontdekte ik, aangevuld door onze correspondentie, almaar meer parallellen en verbanden tussen zijn werk en het mijne. Het doden van dieren, bijvoorbeeld. De aanwezigheid van de wonde en het litteken. De ingetogenheid. De pijn.

"En rond die periode kreeg ik dus ook de uitnodiging om aan de Biënnale mee te doen. De uitnodiging kwam laat. En ik ben een trage werker. Ik heb veel tijd nodig als ik met een curator samenwerk, ik moet hem of haar leren kennen, de relatie moet kunnen groeien. Zo komt het dat ik aan Coetzee dacht. En dat ik het heb aangedurfd om hem te vragen om mijn curator te zijn. Hij heeft ja gezegd. Hij heeft teksten aangedragen. Op basis daarvan ben ik beginnen te zoeken. Coetzee is dus voor een groot deel mijn opdrachtgever. En als ik daarstraks aangaf dat ik meer zelfvertrouwen heb dan ooit tevoren, dan heeft dat ook met hem te maken. Als hij niet had toegezegd, dan had ik me niet zo kunnen verdiepen in mijn werk.

"We hebben elkaar nog steeds niet ontmoet. Dat zal pas in Venetië gebeuren. En ook dat is goed. Juist omdat ik hem zo nauwgezet op de hoogte moest brengen van de evolutie van mijn werk, moest ik naar woorden zoeken, en werd ik gedwongen om me zo precies mogelijk uit te drukken. Ik heb hem lange brieven geschreven waarin ik mijn ingevingen - zoals mijn vondst van een oude dode olm - beschreef. Zo is Kreupelhout-Cripplewood geleidelijk aan gegroeid. Stel dat Coetzee op een boogscheut van mij had gewoond. Dan zou hij dit atelier hebben bezocht. Dan zou er een andere dialoog zijn ontstaan. Ik heb belang bij de afstand die ons scheidt.

"Las u IJzertijd van hem? Voor mij een cruciale roman. Over een moeder die doodziek is en een openhartig testament aan haar ver weg wonende dochter schrijft. Afstand speelt een bepalende rol. De teksten die Coetzee me voor de Biënnale heeft gegeven, hangen daar nauw mee samen."

De letters van het alfabet: dat is de taal die Coetzee kneedt. En u? Vanaf welke basis vertrekt de taal van uw beelden?

"De stukken die daar op de tafels liggen: dat zijn de letters van mijn alfabet. Lichaamsdelen. Geweien. Takken in was gegoten. Alles wat daar nog ligt, zijn mijn 'teksten', dat is mijn 'taal' waaraan iets schort. Afval. Maar misschien nog bruikbaar in een zoektocht naar de juiste vorm.

"Ik schik wassen onderdelen tot ze uitdrukken wat ik wil zeggen, of probeer te zeggen. Het is een werk van lange adem. En ook fysiek is het zware arbeid. De stukken zijn zwaar. Het werken met was, laag per laag, vraagt grote concentratie. Net als het schilderen. En het componeren.

"Ik heb deze taal als kind al ontwikkeld. Ik maakte als kind nog geen beelden, natuurlijk. Maar ik tekende, en ik merkte heel snel dat tekenen mijn manier was om te spreken. Ik zat als meisje van vijf al op een internaat. Mijn ouders waren zelfstandigen. Mijn vader was slager. Ik heb dus ook nooit vreemd opgekeken van kadavers, karkassen en achterkwartieren. Als de mannen van het slachthuis in de keuken koffie zaten te drinken met bebloede handen, schrok ik daar niet van. Dat was mijn wereld. Dus die wereld zal me zeker beïnvloed hebben. Al vind ik de veel gemaakte link tussen de slagerij en de dode dieren waarmee ik werk te vergezocht, en tegelijkertijd ook te voor de hand liggend. Zonder de opdracht in Ieper had ik misschien nooit met paarden uitgepakt.

"Maar ik tekende dus. Voor een deel uit eenzaamheid. Omdat ik op die kostschool geen ouders had om mijn hart te luchten. Omdat ik me soms slecht voelde en niet wist wat ik met die gevoelens moest doen. Op de middelbare school ontwaarde een leraar plastische opvoeding mijn talent, en werd ik aangemaand om verder te gaan in die uitdrukkingsvorm die zo goed bij me aansloot. Ik ben die leraar dankbaar. En ook mijn ouders: zij hebben me laten doen, al begrepen ze er niets van. Misschien begreep ik het niet eens zelf. Ik heb pas laat op de middelbare school ontdekt dat je echt kunst kon studeren. En dat je zelfs kunstenaar kon worden."

U werkt meestal voor opdrachtgevers. Dat houdt ook in dat u de compositie van uw werk, zoals in Ieper en in Istanbul, laat afhangen van de plaats waar het geëxposeerd zal worden. Gaat die wetmatigheid ook op voor Venetië?

"Zeker. We hebben de locatie meerdere malen bezocht en bestudeerd. En het werk legt een link met Venetië, de stad en haar geschiedenis. Ik heb me daarvoor bijvoorbeeld laten voeden door de Leuvense filosoof Herman Parret, die me, gedurende enkele dagen, het Venetië van de Heilige Sebastiaan heeft getoond. Alleen al in Venetië, waar hij ook de titel van beschermheilige tegen de pest draagt, vind je meer dan zestig schilderijen en beelden van de heilige man. San Sebastiano is voor mij erg fascinerend, omdat hij voor gelovigen de zwarte dood op afstand hield, en omdat hij ook zo ingehouden is. Hij lijdt. Maar hij toont dat lijden niet. Alles is ingehouden."

Wat hoopt u dat uw werk

losmaakt bij toeschouwers?

"Ik wil dat het troost biedt. Vooral dat. Misschien zelfs alleen dat."

De Biënnale van Venetië loopt vanaf 1 juni: www.labiennale.org. In het najaar van 2014 wordt Kreupelhout-Cripplewood van Berlinde De Bruyckere in het SMAK in Gent tentoongesteld.