Direct naar artikelinhoud

Tussen museum en levend theater

Je moet geen Antwerpenaar zijn om de Bourla de mooiste schouwburg van Vlaanderen te vinden. De thuishaven van het Toneelhuis is wel dringend aan renovatie toe. Hoe verzoen je de bekommernissen van de monumentenzorgers met die van moderne theatermakers? Een nieuwe studie moet eindelijk uitsluitsel brengen.

De Bourlaschouwburg is uniek. Dat is geen grootspraak. Dat is de stelling die Jerome Maeckelbergh overmorgen zal verdedigen op Revaluing Theatrical Heritage in Kortrijk. Op deze internationale conferentie van de Brusselse en Gentse universiteit komen alle belangrijke internationale specialisten op het vlak van theatererfgoed samen. Hun vakgebied is niet de theaterliteratuur, maar wel de theaterarchitectuur.

Maeckelbergh (68) is actief als scenograaf sinds 1974. Hij heeft stukken van Hugo Claus, Bertolt Brecht en Shakespeare op zijn palmares en kaapte daar in de jaren tachtig ook prijzen mee weg. Als bestuurslid van de Europese vakorganisatie van scenografen, theatertechnici en -architecten (OISTAT) is hij een autoriteit in zijn vakgebied. Zijn lezing in Kortrijk heeft een onheilspellende titel: "De zaak-Bourla in Antwerpen: een volledig functionerende theatermechaniek van 1830 staat op het punt ontmanteld te worden."

De Bourla, een zogenaamd théâtre à l'Italienne dat door de Franse architect Pierre Bruno Bourla werd ontworpen en in 1834 werd ingehuldigd, is een unieke getuige van laat-classicistische monumentale architectuur. Het werd in 1937, na veelvuldige verbouwingen, beschermd als monument.

Vooral de antieke theatermachinerie is heel zeldzaam. "Er zijn maar een viertal theaters in Europa die nog een bruikbare machinerie uit die tijd hebben. De erfgoedwaarde daarvan is bijzonder groot", zegt Maeckelbergh. "De machinerie, nodig om de decors te wisselen, in Antwerpen wordt nog steeds gebruikt; al is dat geen sinecure. De twee ontwerpers, Philastre en Cambon, werden destijds door het Antwerpse stadsbestuur uitgekozen omdat ze ook de decoraties en de decors van de schouwburg konden bouwen."

Heiligschennis

De omineuze titel van de lezing van Maeckelbergh vloeit voort uit een haalbaarheidsstudie die de stad Antwerpen vorig jaar bestelde. Eerstdaags worden de resultaten ervan bekendgemaakt.

In de studie worden drie scenario's onderzocht. Het eerste klinkt Maeckelbergh als muziek in de oren: de restauratie van de schouwburg en de machinerie in hun oorspronkelijke staat. De tweede is heiligschennis voor de monumentenzorger die hij is: de aanpassing van de schouwburg (en dus ook de unieke machinerie) aan de noden van het moderne theater. Dat zou betekenen dat de houten machinerie met zijn trekkers, contragewichten en tamboeren zou verdwijnen. De derde optie is een 'symbiose' tussen beide oplossingen. De studie wordt uitgevoerd door het Antwerpse architectenbureau HUB. Er werd een multidisciplinair team samengesteld zodat de studie rekening zou houden met de bekommernissen van iedereen.

Guy Cassiers, artistiek leider van het Toneelhuis, is ook erg benieuwd naar de resultaten van de studie. Het Antwerpse theatergezelschap heeft zijn thuisbasis in de Bourla en wil dat ook zo houden. "Toen ik zes jaar geleden begon te werken bij het Toneel-huis beslisten we om al onze activiteiten te concentreren in de Bourla. Dit is een fantastische plek om te mogen bespelen. Ze heeft betekenis voor ons, maar ook voor ons publiek en voor de stad. Dit is het kloppende hart van onze organisatie. De Bourla heeft veel uitstraling en het is ook een levende plek. Als kunstenaar weet ik dat ik meeschrijf aan de geschiedenis van deze plek."

Toch is de Bourla een erg moeilijke plek om hedendaags theater te spelen. Guy Cassiers schetst de problemen: "Vooreerst zijn er de regels inzake veiligheid, energieprestatie en werkveiligheid. In 1993 keek men anders naar zaken als verwarming dan nu. De antieke houten machinerie kan en mag niet meer gebruikt worden en ook de handmatige hijsinstallatie van 1993 is niet meer veilig. We werken met zware gewichten, wat een zware belasting is voor het personeel. Bovendien heeft een doorsnee cultuurcentrum meer hijscapaciteit dan wij in de Bourla."

"Maar zeker even ernstig zijn de beperkingen van de scène. We hebben geen vlakke vloer en de zichtlijnen vanuit de zaal zijn niet optimaal. Soms vragen mensen zich af waarom er zo weinig publiek in de zaal zit. Dat komt omdat we op bepaalde plaatsen geen toeschouwers toelaten; ze zouden de voorstelling niet kunnen volgen."

"Wij moeten ook telkens ons decor aanpassen als we op reis gaan. Andere gezelschappen die hier op bezoek komen, moeten dat ook doen. Wij zeggen vaak: als we het hier kunnen spelen, dan kunnen we het overal spelen."

Geen beeldenstormer

Cassiers wacht in spanning op de resultaten van de haalbaarheidsstudie. "Voor ons is het duidelijk: er moet iets gebeuren. Als men kiest voor de museale optie, dan is er voor het stadstheater Toneel-huis noch voor een ander gezelschap met hedendaagse werking geen toekomst meer in de Bourla. Maar we moeten niet zover gaan als in Brussel. Daar heeft men bij de verbouwing van de KVS alleen de buitenkant bewaard en binnenin een volledig nieuwe schouwburg gebouwd. Het is zeker niet onze bedoeling om iets te wijzigen aan de sfeer van de zaal. Maar we willen wel een vlakke vloer, we zouden graag de orkestbak opnieuw in gebruik kunnen nemen en de zichtlijnen moeten verbeteren."

Jerome Maeckelbergh is op zijn hoede. "In de offerteaanvraag van de haalbaarheidsstudie staan wel heel radicale ideeën", zegt hij. "De oude houten machinerie volledig verwijderen zou onaanvaardbaar zijn vanuit het oogpunt van monumentenzorg."

Cassiers is geen beeldenstormer: "Het is onze ambitie om binnen de contouren van dit gebouw theater te maken, conform aan alle regels maar met respect voor de geschiedenis. Dat betekent volgens ons dat het theater moet verbouwd worden. Als iedereen zijn eigen regels strikt interpreteert, gebeurt er niets. Bovendien is het niet correct dat onze machinerie nog volledig functioneert zoals in de negentiende eeuw. In 1993 zijn er al noodzakelijke veiligheids-technische ingrepen gebeurd die maken dat delen ervan onbruikbaar geworden zijn."

Jerome Maeckelbergh ziet eigenlijk maar één oplossing: "Eigenlijk is deze schouwburg niet geschikt voor het theater dat het Toneelhuis er vandaag wil spelen. Maar dat wil niet zeggen dat er geen theater kan gespeeld worden. Waarom passen regisseurs en scenografen zich niet aan aan deze unieke plek? Ze spelen toch ook graag op locatie; daar moéten ze wel rekening houden met alle beperkingen. Bovendien is het perfect mogelijk om theater te maken dat aangepast is aan dit gebouw."

Er is nog een andere oplossing, denkt Maeckelbergh: "Waarom geeft men de Bourla niet aan een ensemble dat oude muziek speelt, of aan een modern muziektheatergezelschap als Transparant? Het Toneelhuis kan dan een nieuw theater krijgen, op het Eilandje bijvoorbeeld. Vlak bij het MAS."

Wie naar het geschatte prijskaartje van een volledige modernisering van de Bourla kijkt moet met deze verhuisoptie rekening houden. Insiders spreken van 20 miljoen euro. Guy Cassiers bevestigt dat een grondige make-over een kostelijke zaak kan worden. Met dat geld kun je misschien een volledig nieuw theater bouwen.

Het zijn onzekere tijden voor kunstenaars, zeker in een stad die bestuurd wordt door Bart De Wever. De N-VA-burgemeester is een koele minnaar van de hedendaagse kunst en zijn partij profileert zich vooral als de behoeder van het Vlaamse erfgoed. In een discussie over de renovatie van de Bourla, zouden de argumenten van de monumentenzorgers wel eens een luisterend oor kunnen krijgen bij de burgemeester.

Cassiers wuift die analyse weg. "Laat ons vooral onze kalmte bewaren. Er zijn verschillende mogelijkheden. De unieke machinerie moet niet opgestookt worden. Ze kan misschien elders ondergebracht worden. Wij hopen alleen dat er heldere keuzes worden gemaakt. En wij hopen ook dat het gevolg van die keuze is dat we hier nog lang mogen blijven. Onze plaats is in de Bourla."

Revaluing Theatrical Heritage in Kortrijk op 22 en 23 januari: www.theatricalheritage.be