Direct naar artikelinhoud

De eeuwig glimlachende beul

Het is ongezien: beulen die veertig jaar later hun eigen gruweldaden naspelen voor de camera. En toch is dat wat Anwar Congo en zijn trawanten doen in The Act of Killing, een film over de uitroeiing van minstens een half miljoen communisten in Indonesië in 1965 en 1966.

Het verhaal begint een decennium geleden, als de in Londen werkende, Amerikaanse regisseur Joshua Oppenheimer in Noord-Sumatra een documentaire maakt over de werkomstandigheden op de palmolieplantages. Ondanks hun erg slechte situatie durven de arbeiders zich niet in een vakbond te verenigen, uit angst dat bloedige repressie hun deel wordt. Oppenheimer komt er achter dat velen verwanten en vrienden verloren in 1965 en 1966, bij de massamoorden op de zogenaamde communisten. De werknemers zelf zijn bang om daarover te praten, maar ze verwijzen hem graag door naar hun oude beulen. Niet alleen werden die nooit gestraft, het gros van hen wordt als nationale helden gefêteerd.

In 2005 leert Oppenheimer zo Anwar Congo kennen, een elegante, niet onaardige man die omstandig aan zijn kleinkinderen uitlegt dat ze zich moeten verontschuldigen tegen kleine gansjes als ze hen pijn hebben gedaan. Dik veertig jaar geleden was deze voormalige gangster evenwel de schrik van Noord-Sumatra. Anwar Congo verdiende eerst zijn geld met het op de zwarte markt verkopen van filmkaartjes in Medan. Hij had een hekel aan de toen opgang makende communisten, al was het maar omdat ze tegen Amerikaanse blockbusters waren, terwijl de kaartjes daarvoor net het meest gegeerd waren en dus met de meeste winst konden worden verkocht.

Na de coup van 30 september 1965 tegen president Soekarno worden hij en zijn ongure kompanen door het leger ingehuurd om de communisten te verdelgen. Officieel krijgt de Indonesische Communistische Partij (PKI) immers de schuld van de staatsgreep, terwijl die eigenlijk door de latere president Soeharto werd gepleegd.

Anwar Congo heeft er geen moeite mee om te praten over het bloedvergieten. Met een onwaarschijnlijke lichtvoetigheid vertellen hij en de overige leden van het 'bataljon van de kikkers' hoe ze precies tewerkgingen. Hun inspiratie vonden ze in de Amerikaanse gangsterfilms met sterren als Marlon Brando. "Het kwam erop aan ze te vermoorden zonder dat er al te grote bloedplassen ontstonden, vooral omdat we er hier, op het dak van dit appartement, grote aantallen hebben gemold", vertelt Anwar Congo in de documentaire. "Op het witte doek zagen we dat ijzerdraad erg handig is om iemand te wurgen. Het slachtoffer maakt geen kans en er valt achteraf niet al te veel schoon te maken. Ik droeg toen ook nooit een witte pantalon, zoals nu. Alleen donkere kleren, of jeans, dat was het handigst."

Wreder dan zij

De zeventiger, die qua uiterlijk en manieren makkelijk kan doorgaan voor een Indonesische versie van Mandela, toont zelfs in het bijzijn van zijn tienjarige kleindochter hoe dat precies in zijn werk gaat. En hij is uiteindelijk ook bereid om met zijn vrienden een film te maken waarin ze hun gruweldaden naspelen. "We moeten iedereen laten zien dat wij het wreedst waren, en niet de communisten. Die eer komt ons toe", zegt een van zijn trawanten zelfgenoegzaam. De moordenaars hebben nergens spijt van, er is nauwelijks wroeging. Wel vertelt Anwar Congo dat hij nachtmerries heeft omdat hij de ogen van een van zijn slachtoffers vergat te sluiten. De man achtervolgt hem nu in zijn dromen.

Hoeveel doden er tussen oktober 1965 en mei 1966 precies vielen, is voer voor discussie. Minimaal, zo menen mensenrechtenorganisaties, waren het er een half miljoen, maar sommigen maken gewag van vier keer zoveel. Zoveel is zeker: voor de moorden begonnen, was de PKI op haar Chinese zusterpartij na de grootste communistische formatie van Azië, met zo'n drie miljoen leden. Bestraft zijn de moordenaars nooit en de aanbevelingen van de Indonesische mensenrechtencommissie in juli van vorig jaar om een nieuw onderzoek te openen naar deze 'misdaden tegen de mensheid' werden ondertussen vertikaal geklasseerd. Het is zoals een van Anwar Congo's medestanders het stelt: "Het zijn de winnaars die de regels bepalen, en de winnaars dat zijn wij." De mogelijkheid om in Den Haag te worden berecht, lacht hij weg. "Dan word ik beroemd, ja, kom me maar halen", klinkt het.

Onvermijdelijke prijs

Ondanks de gigantische slachtofferaantallen is het bloedbad in Indonesië zelf nauwelijks een issue. Dertig jaar lang werden de burgers jaarlijks op een drie uur durende film over het 'verraad van de communisten' getrakteerd. De algemene opvatting is dan ook dat het Soeharto is die Indonesië voor een communistische machtsovername heeft behoed en dat het bloedbad de prijs de onvermijdelijke prijs daarvoor was.

Toch is The Act of Killing in het land ingeslagen als een bom, temeer daar de documentaire sinds zijn release vorig jaar de ene internationale prijs na de andere heeft weggekaapt en door de Duitse cultregisseur Werner Herzog "de beste film van de voorbije tien jaar" wordt genoemd. Met andere woorden: Jakarta beseft dat de hele wereld deze weinig fraaie episode te zien krijgt. Een van de personages spande na de lancering een rechtszaak tegen Oppenheimer aan, omdat zijn getuigenis zonder toestemming zou zijn gebruikt. Kompas, het populairste Indonesische weekblad, zag in de film een reden om een dik dossier uit te brengen over het bloedbad, terwijl de Jakarta Post in een hoofdartikel opperde dat "elke Indonesiër verplicht zou moeten worden om deze film te zien. Onze geschiedenis is na The Act of Killing niet meer dezelfde." Dat is wel het minste wat je kunt zeggen van deze onwaarschijnlijke prent. Niet te missen.

The Act of Killing is te zien op het MOOOV festival, vandaag in Brugge, morgen in Turnhout en op 3 en 5 mei op Docville in Leuven. Op 29 mei brengt Dalton distribution de film in roulatie.