Direct naar artikelinhoud

De boekenkast van... GERDA DENDOOVEN

Een zomer lang dringt Boeken door tot het heiligdom van elke auteur: zijn/haar boekenkast.

Toeval bestaat wél. In de boekenkasten van Gerda Dendooven, illustrator en schrijfster, is toeval zelfs een - oh paradox - ordenend principe. Het principe heerst in haar boekenkasten, en niet alleen daar. "Ik laat veel aan het toeval over", zegt ze. "Het is de manier waarop ik werk. Die manier van werken is totaal anders dan die van Gerd (Dooreman, grafisch ontwerper, haar levenspartner). Hij gaat stapje per stapje op zijn doel af. Eerste stap, tweede stap, derde stap en voilà, hij is waar hij wou zijn. Ik ga van links naar rechts, en vind toevallig ergens een open ruimte. Zo werk ik, zo denk ik, en zo zijn mijn boeken geordend." Een blik op de grootste boekenkast in haar atelier leert dat daar niets van gelogen is. Romans, kunstboeken, naslagwerken, het staat kriskras door elkaar. De pakweg duizend boeken die hier uitgestald staan, zijn de top van een ijsberg. Onder haar atelier, "in het depot", liggen nog vijftig sinds de laatste verhuizing onuitgepakte dozen. Hoe ze die ooit denkt te ordenen? En hoe ze hier ooit een boek terugvindt? "Ik ben nogal visueel ingesteld", zegt ze. "Stel, ik ben op zoek naar De wereld van Sofie. Dan sluit ik even mijn ogen en haal ik me de rug van dat boek voor de geest. In dit geval weet ik: het is bordeaux, en redelijk dik."

De wereld van Sofie is een moeilijk geval. Het is - min of meer - een roman. En romans zijn moeilijker 'visueel' te ordenen dan de boeken waar ze het grootste zwak voor heeft: kunst- en fotoboeken, en sprookjesboeken. "Als je me zou vragen: waar staat dat boek van Olle Eksel, een Zweedse graficus, dan vind ik dat zo terug. Het heeft een geel-blauwe rug, met grafiek die je herkent uit de duizenden." Maar of dat helpt bij het ordenen? Hoort zo'n boek ergens thuis? En als het al ergens thuishoort, kan het daar wel staan? Dendooven neemt een boek vast dat ze net heeft gekocht, met werk van de Tsjechische illustrator Josef Lada. Dertig bij veertig centimeter groot, en acht centimeter dik. "Prachtig werk, maar waar moet ik het zetten? Of Henry Darger: tekeningen van hermafrodiete kinderen die gefolterd worden. Ongelooflijk mooi, maar in welke categorie hoort het thuis?"

Pogingen om het systematischer aan te pakken heeft ze wel ondernomen. "Ik ben ooit begonnen ze volgens stroming te rangschikken. Alle expressionisten bij elkaar. En alle grafiek. Maar wat doe je dan met een boek van een expressionistische graficus? Ik weet het niet, maar ik denk dat ik niet de enige ben. Ik werk vaak in de bibliotheek van Sint-Lucas in Gent, waar ik ook les geef. Laatst zocht ik daar een boek van David Hockney. Ik zocht bij de schilders, maar vond het niet. Uiteindelijk bleek het bij de grafiek te staan."

In het atelier staan een grote en een kleine boekenkast. Waarom het ene boek in de kleine en het andere in de grote wordt gezet? "In de kleine staan boeken die met zorg behandeld moeten worden." Ze toont een piepklein harmonicaboekje over Le Roi Ubu. Ze toont haar schetsboeken. Haar Tolle Hefte, prachtige, bibliofiel uitgegeven klassiekers. En - "als werkmateriaal" - een verzameling oude Tiny's. Het brengt ons bij wat ze "mijn basisprobleem" noemt. "Mijn belangstelling gaat alle richtingen uit. En vaak gaat die belangstelling naar het niet evidente." Ze toont een fotoboek dat Freaks heet. Plaatjes van mensen met twee koppen of vrouwen met drie borsten. Ze toont een tekenboek van Federico Fellini. Een dergelijk boek heeft ze ook van Sergej Eisenstein. Ze zouden naast elkaar kunnen staan: tekenboeken van filmregisseurs. "Dat is waar", zegt ze. "En dit boek hier, over platenhoezen, zou in de categorie boeken over platenhoezen kunnen staan. In die categorie heb ik dan één boek."

Jeroen de Preter