Direct naar artikelinhoud

Een cultheld zonder airplay

'De Nederlandse Jacques Brel' wordt hij genoemd, al hebben veel mensen nog nooit van hem gehoord. De liedjes van Maarten van Roozendaal waren te subtiel om de grote massa te trekken. Hij deed niet mee aan flauwekulprogramma's, maar maakte indruk als womanizer en cultzanger. 'Je weet dat je aan de grilligheid bent overgeleverd', zei hij. 'Er is niemand om je te helpen.'

Soms speelt het lot zijn spel van toeval en vreemde coïncidenties met zo veel verve dat je er kippenvel van krijgt, als gewone sterveling. De bevallige Maaike Ouboter, die momenteel zo'n enorme hit heeft met haar uit het hart geklauwde liedje 'Dat ik je mis', bracht maandagavond een ode aan haar grote voorbeeld Maarten van Roozendaal. Dat gebeurde in het programma De beste singer-songwriter van Nederland. Vlak na de uitzending raakte bekend dat de kleinkunstenaar aan de gevolgen van kanker was bezweken. "Ik vind hem zo'n pure, eerlijke man", zei Ouboter nog. "Hij is rauw en dat bewonder ik wel. Hij maakt hele mooie teksten en vooral: hij maakt dingen niet mooier dan ze zijn, omdat het al mooi genoeg is."

Door een knappe jonge vrouw te worden bejubeld: Van Roozendaal had het vast een prima manier gevonden om heen te gaan, lady's man als hij was. Jonge studentes wierpen zich bij bosjes aan zijn voeten. De Nederlandse journalist Nick Muller herinnert zich de afterparty van een optreden in Amsterdam: "Aan de bar raak ik aan de praat met een meisje. Roos, 23 jaar, studeert Nederlands. Lang blond haar, blauwe ogen, lippen die welhaast nog voller zijn dan die van Maarten. In ieder geval roder. 'Wat vond je van de voorstelling?', vraag ik. 'O, weet ik niet, niet gezien. Ik ben hier met mijn vriendinnen om met Maarten van Roozendaal op de foto te gaan.' 'Ben je een fan dan?', vraag ik verbaasd. 'Ja, wie niet? Maarten is een held. O, daar is hij!', zegt ze opgewonden, en springt van haar kruk."

Een held met een drankprobleem, weliswaar. Van Roozendaal kwam er rond voor uit dat hij meerdere pakjes sigaretten per dag rookte, en vergelijkbare hoeveelheden alcohol tot zich nam. Altijd goed gekleed, niettemin, in een pak dat voor zijn tenger postuur iets te groot was. Lange, in alle richtingen wapperende armen. Lippen een Brel of Mick Jagger waardig. Met zijn karakterkop, weerbarstige haardos en stem vol kolengruis weet hij het publiek voor zich in te nemen. Hij wordt al vlug vergeleken met illustere voorbeelden als Tom Waits en Randy Newman.

Wodka en Sesamstraat

Toch komt Van Roozendaals carrière maar langzaam op gang. Jarenlang is hij tegelijk barman en muzikant, waarbij hij de wodkafles en cowboylaarzen naadloos meeneemt van de ene job naar de andere. Hij speelt piano, drumt in een punkband en klust bij als muziekschrijver voor Schooltelevisie en Teleac. Op een dag zingt hij, met als publiek honderdduizend vrolijke kinderen, in Sesamstraat een liedje:

"'t Is niet fijn om dood te zijn, dat maakt me soms een beetje bang.

Het doet geen pijn om dood te zijn, maar dood zijn duurt zo lang."

Pas in de jaren negentig komt hij goed op dreef, bij het amateurtheater De Engelenbak. Het Amsterdamse Kleinkunst Festival kaapt hem daar in 1994 weg en haalt hem binnen - ditmaal als de nieuwe Ramses Shaffy. Van Roozendaal is al ruim de dertig voorbij als hij beseft wat hij echt wil gaan doen: theater en zelfgeschreven liedjes.

Een bescheiden doorbraak komt er in 1994, als hij op het Amsterdamse Kleinkunst Festival zowel de jury- als de publieksprijs wint. "Hij zat als een nachtvlinder aan de vleugel", weet kunstredacteur Henk van Gelder nog. "Zijn schrale lijf gehuld in een zwart pak met wit overhemd, een sigaret waarvan de rook in het zwart naar boven kringelde, zijn kaak gestoppeld en zijn grote mond vol hypochondrische liedjes over weltschmerz en stomme pech, draaglijk gemaakt door een wrang soort ironie."

De liefde, de dood en de drank - thema's die hij als geen ander kent - keren steeds terug in zijn werk, dat bij oppervlakkige beluistering als cynisch kan worden omschreven. Daarachter schuilt echter melancholie en genegenheid voor het breekbare soort mens dat in deze onbarmhartige samenleving 'loser' wordt genoemd. Van Roozendaal beschrijft de zinloosheid van het bestaan from within, met een gevoeligheid die nooit sentimenteel wordt.

Samen met bassiste Kim Soepnel maakt hij zijn eerste avondvullende theaterprogramma's: Nacht en Ademuit. De shows leveren hem veel prijzen op zoals de Zilveren Harp en de Annie M.G. Schmidtprijs. Hij mag echter op weinig airplay rekenen en is niet het soort man dat ooit het Sportpaleis vol zal krijgen. Niet dat hem dat een moer kan schelen. "Hij wou niet behagen", aldus Volkskrant-columnist Martijn Simons. "Hij was geen kermisartiest, hij was een kunstenaar."

Zeven jaar te weinig

In 2008 wint Van Roozendaal met zijn voorstelling Het wilde westen de Poelifinarioprijs, voor het meest indrukwekkende cabaretprogramma van het seizoen. "Hij lacht onze ontspoorde beschaving in het gezicht uit", jubelt de jury. In 2011 volgt de Dirk Witte-prijs, een bekroning voor iemand die minstens vijf jaar op de planken staat met liedjes op niveau. Gesterkt door die erkenning, begint Van Roozendaal in maart 2012 met zijn solovoorstelling De gemene deler. Daarin strooit hij kwistig statistische weetjes de zaal in. Zo berekent hij, niet van sarcasme gespeend, dat hij 58 jaar oud zal worden, met zijn dieet van sigaretten en drank.

Dat blijkt echter te optimistische. In december 2012 begint hij zich ziek te voelen. De maand daarop moet hij, op advies van zijn dokter, de rest van zijn tournee annuleren. Hij krijgt te horen dat hij longkanker heeft, met een uitzaaiing naar de hersens, die niet valt te behandelen.

Hij strandt uiteindelijk op 51, een wisselwerking van pech en verslaving. "Ik loop een glas of zeven achter," zingt Maaike Ouboter op het moment van zijn verscheiden, "en je wacht niet tot ik je ingehaald heb."

En verder zingt ze nog: "Lang leve de blinden en de zienden en de vaders en de zonen. En o god de liefde, en het mooie, en de liefde voor het janken om het mooie want het is hier nog zo mooi."

Zelf stelde Maarten van Roozendaal het in zijn laatste show enigszins ruwer: "Het leven haalt een smerig geintje met je uit. Net als je het leven doorhebt, ga je dood."

Hij laat twintig theaterprogramma's na en nogal wat diep ontroerde fans, die maandag afscheid van hem kunnen nemen in Amsterdam.