Direct naar artikelinhoud

Hulpverleners vrezen spreekplicht over misbruik

Professionele hulpverleners kunnen seksueel misbruik makkelijker melden omdat het beroepsgeheim wordt versoepeld. De Kamercommissie keurde dat wetsvoorstel goed. Veel hulpverleners vrezen evenwel addertjes onder het gras: 'Als therapeut moet je de ruimte hebben om niet meteen te melden.'

"Ik heb eens een leerkracht begeleid in therapie die vaak allochtone kinderen mee naar huis nam", vertelt psychiater Dirk De Wachter. "Die bleven ook bij haar in bed slapen. Die leerkracht was ontzettend geëngageerd, maar dat is wel gedrag dat niet door de beugel kan en mogelijk risico's inhoudt. Ik heb die patiënte daarop aangesproken en dat is vervolgens ook niet meer gebeurd. De situatie heeft zich opgelost."

"Mocht achteraf gebleken zijn dat er seksueel misbruik had plaatsgevonden, had ik wellicht te lang gewacht. Maar ik vind dat je als therapeut de ruimte moet hebben om af te wachten, te twijfelen en zelfs om je te vergissen." Ook al vindt De Wachter het uitgebreide spreekrecht geen slechte zaak, hij pleit ervoor dat die vrijheid van oordeel behouden blijft. Hoewel het gaat om spreekrecht, riskeert de hulpverlener wél vervolgd te worden voor schuldig verzuim als er sprake is van acuut gevaar en hij niet ingrijpt. Het geldt niet voor feiten uit het verleden.

De Wachter: "Bij acuut gevaar zou ik vroeger ook al contact hebben opgenomen met het gerecht, maar nu wordt het explicieter gesteld. Je moet vermijden dat de verantwoordelijkheid voor misbruik bij de hulpverlener wordt gelegd. Als het gerecht voortdurend over onze schouder zou meekijken, kunnen wij niet werken. Als mensen denken dat alles meteen wordt doorgebrieft, nemen ze je niet meer in vertrouwen. Er wordt wel vaker in therapie iets verteld dat gevaarlijk lijkt, maar waarvan het ware risico pas achteraf duidelijk wordt. Dat is niet altijd goed in te schatten. En het is niet aan ons om dat als detectives te beoordelen."

Huisarts Jan De Lepeleire is ervoor beducht dat het spreekrecht de facto toch spreekplicht zou worden. "Een patiënte dacht dat haar kleinkind werd misbruikt door haar schoonzoon. Ze had allerlei rare geluiden gehoord in de slaapkamer van haar schoonzoon en dochter die inwoonden. Ik weet dat mijn patiënt chronisch last heeft van waanideeën. Moest ik dan naar de politie stappen? Ik heb toen het vertrouwenscentrum gecontacteerd.Dat heeft zich opgelost. Was dat dan schuldig verzuim? Wanneer gaat het om een acute noodtoestand? Daar zijn heel veel grijze zones in."

Geen waarheidszoekers

Waar vroeger het spreekrecht enkel gold als een minderjarig slachtoffer hen zelf in vertrouwen nam of de hulpverlener het vaststelde bij een onderzoek, geldt het nu ook als een dader zich tot hen richt, of een derde persoon. En het geldt niet enkel meer voor minderjarige slachtoffers, maar ook voor elk kwetsbaar persoon zoals zwangere vrouwen of gehandicapten. Het spreekrecht mag ook gebruikt worden als er aanwijzingen zijn dat andere minderjarigen of kwetsbare personen dan het gekende slachtoffer in gevaar zijn.

"Wat doe je als een buurvrouw meldt dat ze vermoedt dat er bij het gezin naast haar een kind wordt misbruikt", vraagt Kris Stas van de steunpunten voor algemeen welzijnswerk. "Wij kunnen die situatie niet gaan onderzoeken, wij zijn geen waarheidszoekers. Onze eerste taak is hulp bieden. Je moet opletten dat het hulpverleners niet verlamt. De vraag is ook of justitie inschakelen echt iets oplost. Sommige slachtoffers willen om allerlei redenen niet dat het aangegeven wordt."

Voor wie met daders werkt, ligt het eveneens moeilijk, zegt psychiater Johan Baeke die vroeger veel daders van seksuele misdrijven zag die opgenomen waren. "Bij ons wisten daders dat ze asiel konden krijgen als ze feiten uit het verleden bekenden. Daardoor durfden ze het te melden en kon je ermee werken. Als ze actuele feiten vermeldden, gold dat niet. Dan werd de therapie stopgezet als ze dat zelf niet zouden aangeven of kon de gerechtsassistente verwittigd worden. Je moet opletten dat hulpverleners niet gemakshalve de politie of het gerecht verwittigen om zelf in orde te zijn. De vraag is of je dan therapeutisch goed werk hebt geleverd. Het beroepsgeheim is vrij essentieel."

"Voorwaarde is ook dat justitie adequaat en snel reageert", besluit Stas. "Wij proberen daders te mobiliseren om te stoppen, om tot inzicht te komen. Wat als je een pleger die zijn gedrag blijft bagatelliseren en bijvoorbeeld met kinderen in contact komt, meldt bij justititie waar het onderaan de stapel dossiers belandt? Dan geef je een heel pervers signaal en hulpverlening is onmogelijk geworden." Stas: "Jammer genoeg ziet niemand hoeveel situaties nét niet escaleren vanwege de vertrouwelijkheid die een hulpverlener biedt."