Direct naar artikelinhoud

Voor de eer van het land, en de glorie van de Tour

De oorlog om het klassement is de interessantste en de belangrijkste, maar die om de eer van Frankrijk de meest innemende, en ook de meest hilarische

Dumoulin schenkt Fransen eerste rit, favorieten Mensjov en Ricco verliezen tijd

Eén dag voor de tijdrit kende de Tour haar eerste grote confrontatie. Op weg naar Nantes beukte een stormwind het peloton in twee, en vooraan werd geknokt en gebikkeld, achteraan gejaagd en gevloekt, ook al ging het om een handvol seconden. Het is de Tour op haar best.

De Franse sportkrant L'Equipe heeft de gewoonte de Tourritten in categorieën te verdelen. Zo zijn er etappes pour barroudeurs (aanvallers), pour sprinters, pour rouleurs' (tijdrijders) en pour grimpeurs (klimmers). Dat de rit van Saint-Malo naar Nantes het label kreeg 'geschikt voor sprinters' was evident. Vertrek en aankomst op zeeniveau, onderweg niet één helling. Maar het werd alles behalve een sprintersrit. Het werd een rit voor baradours, en achter hun rug vochten rouleurs en grimpeurs een robbertje om elkaar op achterstand te knallen. De laatste kilometers draaiden uit op een feitelijke tijdrit, één dag vroeger dan de officiële chronorit.

De sprinters reden mee en voerden dan maar een nutteloos applausnummertje op, 'sprinten voor een ereplaats', wat eigenlijk een contradictio in terminis is. McEwen klopte Zabel, Freire en Hushovd. Maar het feit dat zij het niet haalden, is een gelukkig bewijs dat die vermaledijde 'oortjes' (zo rekenen sportbestuurders voor vanaf welke kilometer, tegen welke snelheid en met hoeveel renners men zal jagen) niet altijd winst en verlies bepalen.

Maar die sprint was dus de minst belangrijke 'wedstrijd in de wedstrijd'. In wat vooraf een overgangsrit heette, een vlak interludium tussen twee om hun moeilijke aankomsten gevreesde ritten en de eerste tijdrit, vonden ineens twee aparte competities plaats binnen hetzelfde peloton.

De eerste ging om de ritzege, maar vooral om de Franse eer. De tweede om het algemeen klassement. Die laatste oorlog is de interessantste en de belangrijkste, maar die om de eer van Frankrijk de meest innemende, en ook de meest hilarische.

Het is pas ter plaatse in Frankrijk dat een mens beseft dat de Tour de France meer is dan een sportevenement. Het maakt wezenlijk deel uit van het Franse patrimonium, net zoals de slagvelden van Verdun, het Elysée of het topless strand van Saint-Tropez. Vandaar dat de bereden politie voor de Tour geleverd wordt door de presidentiële garde, vandaar ook de cérémonie protocollaire bij de aankomst in Parijs. Vergelijk dat maar eens met de taferelen na de Champions Leaguefinale: samen hossen, lallen, shirtjes weggooien, terwijl de organisatie zelf confetti weggooit. Stuitend lichtzinnig in de ogen van de Tourorganisatie, die het liever stijlvol ziet, naar het model van de Olympische Spelen. Een podium, nationale vlaggen, een volkslied.

Maar helaas is dat al 22 jaar niet meer La Marseillaise. Terwijl het traditioneel toch ook Franse renners waren die de Tour de France haar mythische status gaven, is dat sinds de overwinningen van Bernard Hinault (1978-1985) en tussendoor Laurent Fignon (1983-1984) stilgevallen. Helemaal. Niet één Fransman die in 1985 kon vermoeden dat Hinault de laatste Franse gele trui van de eeuw zou zijn. En toch. Erfgenamen als Charly Mottet, Jean-François Bernard, Luc Leblanc en later Laurent Jalabert en Richard Virenque beloofden veel, maar vielen op het beslissende moment altijd te licht uit. En na de Festina-affaire waren de Franse renners meelopers in eigen land. Af en toe eens een gele trui voor typen als Cyril Dessel of de altijd weer falende Christophe Moreau. En dat steekt.

Vandaar dat de Fransen - en dat is bewust collectief geschreven: 'dé' 'Fransen', want alleszins in de perszaal van de Tour zijn er nauwelijks uitzonderlijke dingen te bespeuren - dat dus dé Fransen compensatiegedrag hebben ontwikkeld. Als een Fransman een rit wint, als een Fransman een gele trui aantrekt, dan wordt ter plaatse een fête nationale afgekondigd. En dat gebeurt helaas ook als een Fransman de indruk geeft dat te doen. De ontgoocheling is dan des te groter, en soms een beetje gênant. Een nationale ejaculatio precox waarvan omstaanders ongevraagd op moeten staan kijken. Elke Tourjournalist heeft het al een paar keer meegemaakt.

Zondag nog maar pas, in de rit naar Saint Brieuc. Halfweg is er een groepje van vier vluchters dat niet zo ver van de aankomst nog altijd een behoorlijke voorsprong heeft. Correctie: niet zomaar vier vluchters, maar alle vier Franse vluchters. Opschudding! Opwinding! Sylvain Chavanel, Thomas Voeckler, David Le Lay en Christophe Moreau droegen op hun schouders de hoop van een natie, de eer van Frankrijk. En in volle finale was het inderdaad lange tijd spannend: zouden ze het halen, of niet? Tot ineens, tot hoorbaar afgrijnzen van de commentatoren van TF2, de renners van La Française des Jeux hielpen bij de achtervolging. Allemaal Fránse ploegmaats, in dienst van hun Belgische kopman Philippe Gilbert. En ze kregen op de koop toe hulp van Crédit Agricole, oer-Frans, de rechtstreekse opvolger van legendarische Franse teams als Gan en Peugeot. Weer een klad Fransen in de achtervolging, niet ter meerdere eer en glorie van het vaderland, maar van Thor Hushovd. Die zou winnen nadat de Fransen tijdens de laatste moeilijke kilometers kansloos opgeraapt werden.

De bittere nasmaak bij dergelijke onpatriottisch gedrag geraakte moeilijk weggespoeld. Men 'begreep het wel', maar toch. 'Vier Fransen ontsnapt, twee ploegen die erachter jagen: de Fransen zorgden voor spektakel', kopte L'Equipe. Als troost voor de lezers werden vergelijkingen gemaakt met de oude naijver tussen de Nederlandse teams van Peter Post en Jan Raas, die elkaar ook geen overwinning gunden. De enige troost die restte, was dat een Fransman de prijs voor de strijdlust won. Per definitie. Hoe zwakker het Franse contingent, hoe vaker een Fransman de troostprijs wint. De eerste rit was het ook van dattum. De Spanjaard David De La Fuente zet de goede vlucht op, onder meer de Fransman Lilian Jegou schuift mee. Op het einde blijven alleen De La Fuente en Jegou over. Wie krijgt de prijs voor de strijdlust? Jegou natuurlijk. "Oké", zo kun je tussen de regels lezen uit het rapport van de (Franse) jury, "Jegou schoof misschien maar mee, maar onderweg schudde hij toch éénmaal ferm aan de boom."