Direct naar artikelinhoud

Vlaamse schrijvers en de vloek van Alfred Nobel

Hij is dus niet voorgedragen voor de Nobelprijs, Tom Lanoye. Maar of hij daar om moet treuren? In het geval van zijn schrijfbroeders Boon en Claus heeft de status van kandidaat Nobelprijswinnaar heel erg veel geblaat gebracht, en niet één keer wol.

Het is 22 oktober 1987, één uur 's middags. Studio Brussel brengt groot nieuws. Onze landgenoot Hugo Claus wint de Nobelprijs Literatuur! Guido Claus, broer van de meester, hoort het bericht en belt de 'laureaat' onmiddellijk op. "Je hebt 'm!", roept hij, "je hebt 'm!" Claus' echtgenote Veerle begint een vreugdedansje, het verhaal gaat dat Claus in die dolle minuten ook nog gebeld wordt door toenmalig minister van Cultuur Patrick Dewael. Of hij hem persoonlijk mocht komen feliciteren en, zo ja, of er in de buurt een landingsplaats voor helikopters was.

Helaas, de vlieger ging niet op. Studio Brussel moest het bericht even later rechtzetten, er bleek een vergissing in het spel. Omdat Hugo Claus in 1987 alweer als topfavoriet was getipt, had de BRT-nieuwsredactie twee berichten gemaakt. Een medewerker van Studio Brussel had in zijn haast het verkeerde bericht meegegrist. In werkelijkheid ging de prijs dat jaar naar Joseph Brodsky.

Pijnlijker dan in oktober 1987 zou het verhaal van Hugo Claus en de Nobelprijs nooit meer worden, maar in de jaren die volgden zal de schrijver nog wel vaker zijn teleurstelling moeten verbijten.

Zo was Claus ook de topfavoriet in 1992. Hoe goed zijn kaarten liggen, mag blijken als uitgever Van Halewyck, op dat ogenblik ook verdeler van Claus' werk, een dag voor de bekendmaking plots gebeld wordt door een aantal Zweedse radio- en televisiezenders. Ze willen weten wie die Claus is, en hoe ze de man kunnen bereiken. Van Halewyck is ervan overtuigd dat het dit keer prijs zal zijn. Hij bestelt hapjes, champagne en een zaal en houdt een persbericht klaar. De dag daarop volgt de ontnuchtering. Niet Claus, maar Derek Walcott krijgt de Nobelprijs Literatuur 1992.

Niet getreurd echter, een jaar later is Claus alweer de topfavoriet. In een recent interview vertelde zijn weduwe Veerle De Wit dat de geruchten in 1993 zo hardnekkig waren dat haar echtgenoot er ook echt zelf in was gaan geloven. Ten onrechte, want de Nobelprijs 1993 ging naar Toni Morisson.

1994 dan maar? De geruchtenmolen draait dat jaar zo hard dat NRC Handelsblad besluit om een extra Clauspagina klaar te houden. De pagina is nooit gedrukt, maar een proefdruk van de pagina is vandaag nog altijd in het bezit van literatuurredacteur Reinjan Mulder. 'Gloriejaar compleet voor Hugo Claus met toekenning Nobelprijs Literatuur', zou de krant geblokletterd hebben, ware het niet dat de Japanse schrijver Kenzaburo Oë dat jaar won. In een recent artikel verklapte Mulder hoe delen van zijn bijdrage van toen veel later nog gerecycleerd zijn voor een ander stuk over Claus: zijn necrologie.

Waarom Claus hem ook later nooit gewonnen heeft? Boze tongen beweren dat hij zijn kansen zelf heeft verkeken door zich bijzonder laatdunkend uit te laten over Wislawa Szymborska, Nobelprijswinnares 1996. "Is er een Nobelprijs, geven ze die aan een Poolse huisvrouw", zou Claus hebben gezegd. Of het citaat authentiek is, is nooit achterhaald. Zoals ook niet valt te achterhalen of en hoezeer het eeuwige 'net niet' op Claus gewogen heeft. De schrijver zelf heeft er zelden iets over gezegd. In een BRT-interview uit 1982 (!) zei hij dat de prijs, uitgereikt door "oude tutten in Stockholm", hem slechts om één reden bovenmatig interesseerde: het geld (de prijs is vandaag goed voor 1 miljoen euro). In de meeste andere interviews hield hij het desgevraagd op een boutade. "De lijst van schrijvers die hem niet hebben gekregen is veel indrukwekkender."

Op de indrukwekkende lijst staat ook de naam van Louis Paul Boon. Net als bij Claus werd "kandidaat Nobelprijswinnaar" bij hem op den duur een vast epitheton, en net als bij Claus is het bij "kandidaat" gebleven.

Boon wordt voor het eerst voorgedragen in 1972. Zijn grote roman De Kapellekensbaan was net in het Engels verschenen, zijn kansen worden hoog ingeschat. Het leidt tot interviews waarin Boon zich op een haast clausiaanse wijze onverschillig toont. Maar volgens Boonbiograaf Kris Humbeeck is dat slechts schijn. Boon heeft zich zijn hele leven miskend gevoeld. Internationale erkenning in de vorm van de Nobelprijs had hem daar misschien wel van kunnen verlossen.

In 1975 wordt Boon nog eens tot superfavoriet gebombardeerd. Via zijn Zweedse uitgever wordt vernomen dat de kaarten goed liggen. De pers zakt af naar Boons woning in Erembodegem, om ter plekke te vernemen dat het de Italiaanse dichter Eugenio Montale is geworden.

Nog een keer flakkert de hoop hoog op. Op 11 mei 1979 wordt Boon samen met zijn vrouw Jeanneke verwacht op de Zweedse ambassade.

Een dag voor de afspraak stuurt de schrijver zijn echtgenote naar de kapper, "want morgen kan het een grote dag zijn". Als Jeanneke thuiskomt van de kapper, vindt ze haar man achter zijn schrijftafel. Hij is dood.