Direct naar artikelinhoud

Fictief personage, écht bestaan

Sherlock Holmes (1887) - Arthur Conan Doyle

IDENTIKIT

Naam

Joseph Bell (1837-1911), chirurg aan Edinburgh University. Bezat bijzondere deductieve vermogens, die Sir Arthur Conan Doyle imponeerden. Doyle werkte een tijdlang als klerk voor Bell.

Leeftijd

Bell werd 73 jaar

Uiterlijke kenmerken

Dynamische stap, grijze ogen, smalle neus, hoekige kin, groot voorhoofd. Herkenbaar aan de geruite cape en jagerspet. De sportieve Joseph Bell schreef ook gedichten, en was een vogelspotter.

---

Torenhoog was de ambitie van Sir Arthur Conan Doyle toen hij zich in maart 1886 opdofte om zijn beroemde A Study in Scarlet op papier te zetten. Hij wilde niets meer of minder dan Edgar Allen Poes schrandere Franse detective Auguste Dupin naar de kroon steken. Dat lukte hem met twee vingers in de neus. Doyles slimmerik Sherlock Holmes en zijn wat naïeve assistent Dr. Watson zetten het misdaadgenre op een geheel nieuw spoor en effenden het pad voor hele generaties schrijvers. van misdaadverhalen.

Vanaf de publicatie van A Study in Scarlet (1887) in Beeton's Christmas Annual bleek Sherlock Holmes een succes. Beroemde verhalen als The Sign of Four (1890), The Hound of the Baskervilles (1902) én The Case-Book of Sherlock Holmes (1927) volgden. Altijd weer was Holmes iedereen een paar stappen voor. Toen Doyle in 1893 plots genoeg kreeg van zijn schepping en hem liet sterven, steigerde het lezerspubliek massaal. Hij had geen andere keuze dan Holmes weer tot leven te wekken. Geen wonder dat het Londens hoofdkwartier van Holmes en Watson in Upper Baker Street 221 B nog steeds een bedevaartsoord is.

Doyle heeft nooit geheimzinnig gedaan over zijn inspiratiebronnen voor Sherlock Holmes. In zijn Memories and Adventures (1924) gooide hij vooral bloemetjes naar zijn oude leermeester, de chirurg Joseph Bell (1837-1911). Tijdens zijn artsenstudie in Edinburgh droeg Doyle Bell op handen, zeker nadat hij een tijdlang als zijn klerk had gefungeerd.

De excentrieke chirurg beschikte dan ook over bijzondere deductieve vermogens. Zo kon hij bij een eerste aanblik van zijn patiënten vaak al hun woonplaats en beroep traceren. "Bell leidde uit de tattoos van zeevaarders af welke zeeën ze hadden bezeild. Hij keek vaak naar de handen om het beroep te achterhalen. En feilloos detecteerde hij alcoholisme door langdurig naar het gezicht van zijn patiënten te turen", schrijft de gespecialiseerde website The Sherlockian.

Bell hamerde op het belang van observatie, met inzet van alle zintuigen. Door zijn smakelijke exposés groeide hij bij zijn studenten aan Edinburgh University in een mum van tijd uit tot een legende. Doyle knoopte de lessen van Bell goed in de oren. Tien jaar later gaf hij hem het ultieme eerbetoon. "Tijdens het schrijven aan de Sherlock Holmesverhalen dacht ik aan mijn vroegere professor Joe Bell, met zijn arendsgezicht, zijn nieuwsgierigheid en zijn griezelige talent om details te onthouden en te combineren."

Ook de ietwat onverschillige, koele manier waarop Bell zijn patiënten benaderde, zien we terugkeren in Sherlock Holmes' karakter, vooral in de vroege verhalen. Het was trouwens schrijver Robert Louis Stevenson die als eerste ontdekte hoezeer Bell Doyle tot voorbeeld had gestrekt. Stevenson en Doyle deelden immers een poos de universiteitsbanken. En dat Bell mee forensisch onderzoek had verricht tijdens de massamoordpartijen van Jack The Ripper, prikkelde ook al de verbeelding.

In 1892 schreef Doyle aan Bell een openhartige brief: "Ik heb Sherlock Holmes aan u te danken...En ik denk niet dat zijn analytische werk een overdrijving is van wat ik u soms met uw patiënten heb zien bewerkstelligen." Bell was gevleid door Doyles loftuitingen, maar hij vond ook dat hij zijn speurderscapaciteiten had aangedikt en soms sensationele trekjes meegaf. Bell kaatste de bal terug naar Doyle. "Ach, je bent zelf Sherlock Holmes. En dat weet je maar al te goed."

Doyle mocht dan wel Bell als zijn voornaamste model hebben gebruikt, de Sherlockliefhebbers spiedden - dat spreekt - fanatiek verder naar andere prototypes. En die waren er, natuurlijk. Doyle gaf Holmes bijvoorbeeld ook trekken mee van toxicoloog Robert Christison en klopte ook aan bij de Amerikaanse auteur en anatomieprofessor Oliver Wendell Holmes, van wie Doyle het werk verslond. Toch is het onbetwistbaar: zonder Bell had Sherlock Holmes er wellicht helemaal anders uitgezien.