Direct naar artikelinhoud

'Heel Brussel heeft een Poolse poetsvrouw'

Een moderne versie van een slavenmarkt tref je tegenwoordig in de meeste grote Europese steden aan. Duizenden illegale Oost-Europese arbeiders die gevlucht zijn voor de werkloosheid en de armoede in hun thuisland hopen in de Europese Unie wel aan de bak te komen. Wachten tot hun thuisland zou toetreden tot de Unie duurt hen immers te lang. Helena bijvoorbeeld is een Poolse poetsvrouw. Haar werkgevers zijn onder meer een Belgische politieagent, een Navo-diplomaat en iemand uit het middenkader van de Europese Commissie. Haar man werkt dan weer op Brusselse bouwplaatsen.

Reuters

Brussel

Marcin Grajewski

Marian, een 36-jarige ex-autodealer uit het oosten van Polen, herinnert zich bloedstollende taferelen op Brusselse bouwplaatsen. "Een jonge man viel van een ladder en brak zijn beide benen", vertelt hij. "Twee dagen lang moest hij wachten op medische behandeling. Hij was namelijk niet verzekerd en het leek ons beter om hem in een busje te zetten en terug naar Polen te brengen." Ondanks dat voorval werkt Marian nog altijd in België. Hij heeft geen andere keuze. Zijn zaak in Polen is failliet gegaan. "Ik heb mijn best gedaan", vertelt Marian, "maar ik kon onmogelijk een nieuwe job vinden in Polen die mij toeliet mijn gezin te onderhouden. Hier, in België, werkt mijn vrouw als schoonmaakster. We slagen er nu nipt in om de eindjes aan elkaar te knopen."

Twaalf huizen per week poetst Helena, Marians vrouw. Haar werkgevers zijn onder meer een Belgische politieagent, een Navo-diplomaat en iemand uit het middenkader van de Europese Commissie. "Iedereen in Brussel heeft een Poolse poetsvrouw", zegt Helena. "Hoewel we de laatste tijd wel af te rekenen krijgen met duchtige Roemeense en Russische concurrentie", voegt ze er lachend aan toe. Het lachen vergaat haar echter als ze denkt aan haar zoon. Het jongetje is in Polen achtergebleven en wordt door zijn grootouders opgevoed. "Als de situatie in ons thuisland beter is of als we wat geld hebben kunnen sparen, gaan we terug", zegt ze stil.

Dat Helena niet overdrijft als ze zegt dat zowat alle schoonmaakpersoneel in Brussel Pools is, blijkt uit het verhaal van een Poolse werknemer bij de Europese Commissie. "Vijf maanden lang ben ik in België geweest en het grootste deel van de tijd heb ik instructies voor de poetsvrouwen van mijn bazen moeten vertalen. Uiteindelijk heb ik zelfs een lijst gemaakt met de meest voorkomende verzoeken. 'Strijk nog drie hemden' of 'was de vensters', dat soort dingen."

"Mensen in het Westen die een enorme toestroom van goedkope werkkrachten verwachten na de uitbreiding van de Europese Unie moeten dus eens goed om zich heen kijken", zegt Tadeusz Smiech, een priester die veel in contact komt met de immigranten en die hun vaak financiële hulp moet bieden. "De grote toeloop is al een feit. Als de Oost-Europese landen toetreden tot de Unie, zal er niet veel veranderen. Het aantal werkzoekenden zal slechts een klein beetje toenemen."

De meeste Europese lidstaten knijpen een oogje dicht voor illegale werkkrachten die met een toeristenvisum het land binnenkomen en jobs doen waarvoor de meeste westerlingen hun neus ophalen. Fruitplukkers, schoonmakers of afwassers zijn vaak van Oost-Europese origine.

De Oost-Europese zwartwerkers krijgen ongeveer de helft van het loon van legaal in dienst genomen arbeiders, maar daarmee verdienen ze nog altijd vier tot vijf keer meer dan in hun vaderland. Kerken, winkels, restaurants, internetcafés en culturele centra worden tegenwoordig vaak omgetoverd tot niet-officiële uitzendkantoren.

Polen is niet alleen het grootste land dat in 2004 hoopt toe te treden tot de Europese Unie, het is ook de voornaamste bron van illegale werkkrachten. Aangezien het land te kampen heeft met een officiële werkloosheidsgraad van bijna 18 procent en de economische groei in 2001 amper 1,1 procent bedroeg, is dat niet verwonderlijk. Ook Roemenië kent een leegloop richting Westen. Sinds het begin van dit jaar moeten Roemenen geen reisvisum meer hebben om de Unie binnen te komen. Sindsdien is het licht op groen gezet voor een ware stormloop. De Oeso schat dat er in de EU ongeveer drie miljoen Oost-Europeanen wonen. Twee miljoen daarvan zijn vluchtelingen uit het voormalige Joegoslavië. Boven op die drie miljoen zouden er nog een miljoen illegaal verblijven.

Ondanks diverse studies die aangetoond hebben dat de toestroom van werkkrachten de EU-landen niet voor al te grote problemen zal stellen en alles perfect beheersbaar zal blijven, hebben Duitsland en Oostenrijk toch al een moratorium van zeven jaar afgekondigd. Voor die tijd kunnen onderdanen van nieuwe lidstaten geen werk zoeken in de rest van de Unie. De Europese Commissie voorziet dat wanneer de tien nieuwe lidstaten toetreden in 2004 jaarlijks ongeveer 330.000 mensen zullen verhuizen naar de huidige lidstaten. Ongeveer twee derde van hen zou werk zoeken.

Dat proces mag volgens de Commissie niet belemmerd worden. De westerse landen hebben namelijk allemaal te kampen met vergrijzing en hebben dus nood aan jonge werkkrachten die het huidige pensioenstelsel in stand kunnen houden.

Ondertussen ergeren politici zich wel steeds meer aan het groeiende aantal illegale jobs, huisvesting en valse documenten. Die voorzieningen maken het leven van illegale immigranten namelijk een stuk gemakkelijker. Je verstoppen voor de staat wordt op die manier een koud kunstje.

"Illegale immigratie is zeker en vast een probleem", zegt eurocommissaris Anna Diamantopoulou. "De werkers leven in verschrikkelijke omstandigheden, hebben geen enkel recht en ondermijnen daarenboven de arbeidsmarkt."

Voor de val van het IJzeren Gordijn in 1989 ontvluchtten de Oost-Europeanen de politieke onderdrukking en de armoede en vestigden ze zich voorgoed in de EU. Tegenwoordig keren de meeste immigranten na enkele maanden of jaren terug. In hun thuisland ziet hun situatie er dan veel beter uit: ze hebben werkervaring, beschikken over een beetje geld en kunnen misschien ook nog een mondje Frans of Engels spreken.

Volgens EU-diplomaten is dat net de reden waarom de westerse landen zo weinig optreden tegen de immigranten. Tenzij ze echt misdaden plegen, worden ze door de politie en de autoriteiten met rust gelaten. "Onze relatie met de politie is een kat- en muisspelletje", zegt Marian. "Zij doen alsof ze streng zijn, wij doen alsof we bang zijn", vertelt hij, die zelf een keer terug naar Polen gestuurd werd. "Ik werd opgepikt door de politie aan een tramhalte, waarschijnlijk omdat ik er verdacht uitzag. In mijn zak vonden ze een vuile overall. Ik werd aangehouden en moest terug naar Polen." Na een nachtje in de cel werd Marian op een vlucht met bestemming Warschau gezet. Zijn paspoort zou hij pas bij aankomst terugkrijgen. "We waren met zijn vieren om gedeporteerd te worden", zegt hij. "Nog terwijl we in Brussel zaten te wachten, stuurde er eentje een sms naar Polen om een auto te regelen die ons in Warschau zou oppikken. Een uur na mijn aankomst in Polen, zat ik al in de auto, opnieuw op weg naar Brussel. Tja", besluit hij. "Ik moest 's anderendaags toch op mijn werk zijn, hé?"