Direct naar artikelinhoud

Nuances in de polemiek

Bloemlezing. In Revue Lanoye toont Lanoye zijn scherpe polemische klauwen, maar brengt hij ook milde odes aan overleden vrienden en schrijvers.

Het vlammetje van de verontwaardiging brandende houden? Tom Lanoye hoeft er ook op zijn 58ste geen sikkepit moeite voor te doen. Werp hem een maatschappelijk fenomeen voor de voeten en hij zal er zijn tanden in zetten. Lever een politicus aan hem over en hij ontdoet zijn favoriete doelwit van kwakkelpraatjes en kromme redeneringen. Vraag hem naar de staat van het Vlaamse kunstenbeleid en hij zet stante pede zijn praatgrage kraantje open om ons te irrigeren met oekazes tegen Sven Gatz.

Ook vanuit zijn halfjaarlijkse zelfverkozen ballingschap in Kaapstad volgt Lanoye het Belgische landschap met de bezetenheid van een jonge wolf. Om zich vervolgens columngewijs driftig in de vuurlinies te begeven.

Lanoye mocht in het Canvas-programma Alleen Elvis blijft bestaan dan wel beweren dat zijn toneel- en romanwerk prioritair blijven, zijn zwak voor het polemische genre is intact. Hij staat daarmee op eenzame hoogte in Vlaanderen, waar een opgewonden stemverheffing of pittige tweet al gauw verward wordt met een hoogstaand debat.

Lanoye heeft ook weinig mededingers. Bovendien is hij de enige die alle taaltrucjes en woordkracht aan boord sleept om zijn punt te maken. Al sinds zijn 'officiële' debuut Rozegeur en maneschijn (1983) mikte Lanoye op de status van luis in de pels. In die schotschriften veegde hij nog coryfeeën als Hugo Claus, Jan Fabre of - godbetert - Mireille Cottenjé de mantel uit.

Later bespeelde hij in bundels als Doén! en Schermutseling veel meer maatschappelijke snaren.

Sinds Lanoye in Humo weer loos mag gaan in 'longread-columns', zijn weinig politici en samenlevingsfenomenen veilig voor zijn filippica's. Maar er is ook tegengepruttel. Onlangs opperde Peter Casteels in Knack dat Lanoye zowaar 'de catechismus van de linkse kerk' aan het schrijven was en te zeer uit hetzelfde vaatje tapte. Lanoye moet het tegenwoordig wel vaker incasseren, het etiket 'boegbeeld van politiek correct links'. Een poging om hem verbaal onschadelijk te maken?

Wie Revue Lanoye leest, zal merken dat Lanoye veel te intelligent en wendbaar is om zich voor één gat te laten vangen. Er schuilt overigens best veel nuance in deze 'polemische replieken' waarin Lanoye zich teweerstelt tegen 'de meningitis van de tweets' of zich uitlaat over pakweg Calais, de boerkini of Jan Becaus. Al is hij zich bewust van het feit dat 'een schrijver zonder vijanden geen schrijver is'.

Zwarte Piet

Revue Lanoye - bedrieglijk vrolijke titel - is een greep uit recente Humo-columns en -teksten, aangevuld met in memoriams, lezingen en voorwoorden te velde.

Kernstuk is evenwel de essayreeks uit De Standaard over de zaak-Jonathan Jacob. De gramschap en de woede spatten ervan af in deze reconstructie van hoe buitensporig politiegeweld de legitimiteit van het Antwerpse korps ondergraaft. Hij omschrijft de zaak-Jacob als een 'mene tekel' - 'een onheilspellend teken aan de wand': 'Als agenten - toen niet eens in tijden van aanslagen en dreigingsniveau vier - na een duidelijke flater met doodslag tot gevolg geen enkele straf krijgen, geen schorsing, geen blaam, zelfs geen bekeuring? Maar als ze integendeel een hart onder de riem krijgen en 'honderd procent steun' - hoe moeten we dan ooit geloven dat hun mindere vergrijpen en blunders zullen worden gestraft?'

Ook in het onderdeel 'Tegen de krib, tegen de keer' schopt Lanoye keet, al hangen sommige stukken nodeloos aan de rekstok. Onder meer de recuperatie van Zwarte Piet door de Antwerpse schepen van Toerisme doet hem steigeren. Die nodigde Nederlanders uit om Sinterklaas dan maar hier te komen vieren: 'Zwarte Piet is een non-issue. Het echte onderwerp wordt gevormd door de botte spot en de furieuze reacties aangaande zijn mogelijke retouche.'

Lanoye gaat ook in op een ander non-issue: het ontslag van 'who the hell is Karl Drabbe' dat, aldus Lanoye, 'ogenblikkelijk uitgroeide tot een bizar gretig onthaalde nederlaag van de godganse flamingantische kerkfabriek'. En dat allemaal door een inderhaast gelanceerde tweet van Knack-journalist Walter Pau-li, 'een woord waarvan het schriftbeeld niet toevallig rijmt op scheet'. Lanoye doet de uitgeverskwestie af als 'een ordinair ontslag, zoals er helaas wekelijks duizenden te betreuren vallen', om - via een vilein omweggetje - zijn kanon te richten op zijn ex-uitgever André van Halewyck en Jean-Marie Dedecker.

Jan Wauters

Bedaarder van opzet zijn de hommages aan zijn vriend Gerrit Komrij, 'bezitter van een zo sardonische pen' die 'een zo beminnelijke, kwetsbare loebas bleek te zijn'. Komrij speelde als postillon d'amour een sleutelrol in Lanoyes toen ontluikende liefdeshistorie met René Los: 'Portugal is het kraambed van de grootste liefde in mijn leven. En jij was onze vroedvrouw.'

Prachtig is ook het portret van radiofiguur Jan Wauters. Tragisch genoeg is Lanoye de laatste persoon aan wie Wauters iets toevertrouwt alvorens de geest te geven - nota bene in een VRT-studio. Fascinerend is de analyse die hij over Jef Geeraerts en zijn Gangreen-boeken maakt. 'Hoe cru en beledigend het moge klinken: wie de zweep hanteert, littekent soms ook de eigen ziel.'

Lanoye vraagt zich verder af waar-om Louis Paul Boon bij de nieuwe ge-neraties zo weinig potten breekt. Ligt het aan het Boonsiaans, 'dat schitterend asieltehuis', 'door jonge Vlamin-gen verkeerdelijk versleten voor het taaltje van hun uitstervende voorouders?'

In die essays met een langere adem valt op hoe Lanoye vaker de nuance zoekt, de mitsen en de maren, het zus maar ook het zo. De gratuite potsenmakerij laat hij achterwege, al weet hij donders goed wanneer hij zichzelf - pour les besoins de la cause - durft te overschreeuwen. Toch overstijgen deze columns moeiteloos de gelegenheid die hen liet opwellen.

En zo blijft Tom Lanoye een van de weinige Vlaamse schrijvers van dit kaliber die intens durven te wegen op het maatschappelijk debat en waar politici weleens de oren voor spitsen.