Direct naar artikelinhoud

Broers Taviani verrassen vriend, vijand en zichzelf

Op de Berlinale is de Gouden Beer dit weekend toegekend aan de Italiaanse film Cesare deve morire. Dat was zeker niet onverdiend, maar wél een verrassing. Ook voor de tachtig-jarige gebroeders Taviani zelf.

De Toscaanse gebroeders Paolo (°1931) en Vittorio (°1929) Taviani werden wereldwijd bekend met films als Padre Padrone (Gouden Palm in 1977), La Notte di San Lorenzo, Fiorile en Kaos (naar verhalen van Luigi Pirandello). Het was inmiddels wel al een tijdje geleden dat ze nog eens voor een groot filmfestival geselecteerd werden, maar de Berlinale heeft dat dus dit jaar goedgemaakt. Dat de jury, met naast voorzitter Mike Leigh onder meer ook fotograaf Anton Corbijn, actrice Charlotte Gainsbourg en de regisseurs Asghar Farhadi (momenteel Oscarconcurrent voor Rundskop met A Separation) en François Ozon, hun hoofdprijs toegekend hebben aan de Taviani's mag gerust ook als een soort carrièreprijs beschouwd worden. Zonder een uitgesproken Gouden Beerfavoriet te zijn, was Cesare deve morire toch een van de competitiefilms die vroeg op het festival goed ontvangen werden.

De titel verwijst naar het toneelstuk Julius Caesar van William Shakespeare dat in de Romeinse gevangenis van Rebibbia door de gedetineerden wordt opgevoerd. Dat is een zogenaamde 'maximum security prison'. Met andere woorden: het zijn niet bepaald doetjes die daar opgesloten zitten, maar moordenaarsen maffialeden.

Cesare deve morire is niet zomaar een documentaire geworden over 'kunst in de gevangenis'. De Taviani's hebben weliswaar de maandenlange repetities gevolgd, maar hebben die niet zomaar geregistreerd. Ze hebben wel degelijk hun eigen mise-en-scène gebruikt - gaande van de audities, over de repetities tot de uiteindelijke opvoering - en via het specifieke gebruik van de ongewone locaties en van zwart-witfotografie voor een bijzondere variant op het docudrama-genre gezorgd. Zowel de intrige - een verhaal over vriendschap en verraad, macht en geweld - als de sterke dialogen krijgen in deze context onvermijdelijk een nieuwe lading. Net zoals het vaak nogal slordig gebruikte begrip 'artistieke vrijheid' hier binnen de gevangenismuren een totaal nieuwe betekenis krijgt.

De jury gaf haar Grote Prijs aan de harde, confronterende film Csak a szél/Just The Wind van de Hongaarse regisseur Bence Fliegauf, die zich voor zijn scenario liet inspireren door een reeks racistische moorden op Roma-zigeuners in zijn thuisland. Trieste en tragische actualiteit lag ook aan de basis van Rebelle/War Witch van de Canadese regisseur Kim Nguyen over het lot van kindsoldaten tijdens een burgeroorlog in een niet nader genoemd Afrikaans land. De onbekende, want debuterende tiener Rachel Mwanza maakte zoveel indruk dat de jury haar uitriep tot beste actrice van deze 62ste Internationale Filmfestspiele.

De enige film die tweemaal in de prijzen viel (beste acteur, beste scenario) was het boeiende Deense koningsdrama En Kongelig Affære/A Royal Affair van Nikolaj Arcel, over de invloed die de door de ideeën van de Verlichting geïnspireerde Duitse dokter Johann Friedrich Struensee (rol van Mads Mikkelsen) op het einde van de 18de eeuw als lijfarts van de nogal excentrieke koning Christian VII (bekroonde rol van Mikkel Boe Følsgaard) op de Deense samenleving wist uit te oefenen.