Direct naar artikelinhoud

BLAUW-ZWART klopt mijn hart

De titel kunnen we dit weekend nog niet winnen. Ze kunnen hem wel nog verliezen. En in die 'we' en 'ze' zit het supportershart dat blauw-zwart bloed pompt. Hopend dat 2016 het jaar van Club Brugge wordt, de spelers vervloekend als het weer mislukt.

Mag je je als journalist outen? Ja. Zo. Dat is dan afgesproken.

Ik werd vaker wereldkampioen wielrennen. Bijna altijd gebeurde dat door solo aan te komen in de Beekstraatkouter. De laatste onzichtbare tegenstanders waren afgeschud op de brug van Halewijn, nog even doorbijten jongen, dan de handen in de lucht. Weinig mensen zagen dat. De regenboogtrui stond wel goed.

Met voetballen gebeurde dat nooit. Met voetballen word je zelf nooit de held. Zij zijn de helden.

In de kast ligt één foto, hij is zwart-wit, op de achterzijde staat: 'FC Brugge '79'. Er staan geen namen bij, maar ik herken er heel veel. Birger Jensen, Georges Leekens, Walter Meeuws met permanent, Paul Courant, Jan Ceulemans, Leen Barth, Jan Sörensen... Verdergaan hoeft niet, genoeg bewezen: dit was mijn ploeg. Zelfs al nam ik die ploegfoto twintig jaar later uit het archief van de krant, ze zijn allemaal nog even vertrouwd. Hier Raoul Lambert nog. Bernard Verheecke, René Vandereycken en die trainer, die heette Han Grijzenhout. Fons Bastijns, tweede van links, is dood vandaag.

Stefano Denswil zou ik niet herkennen als ik hem op straat tegenkwam. Bjorn Engels, Brandon Mechele en José Izquierdo evenmin. Van het elftal dat in 1978 de finale van, jawel, de Europabeker der Landskampioenen speelde, kan ik makkelijker vijf spelers opnoemen dan van hen die zondagavond in de Ghelamco Areno de Oost- en West-Vlaamse topper betwisten.

En toch hoop je dat Club Brugge kampioen wordt. Omdat een hart dat één keer voor een voetbalclub kiest, niet verandert. Zo ken ik een leeftijdgenoot die nog altijd - tegen beter weten in? - naar de thuismatchen van Berchem Sport gaat. En maandagavond ging de blik van een iets oudere collega wijd open toen de gemiste titel van zijn Antwerp ter sprake kwam. Zijn hart was wel wat gekrompen, "alwéér niet", maar zijn ogen zeiden ook: 'Ik kan dat niet uitleggen, jong, maar ik ben zo blij als Antwerp wint.'

Cheerio

Wij gingen nooit naar het voetbal. Brugge was toch ver, zelfs vanuit de randen van Gent, de liefde werd geboren in de radio.

In het hoofd zit een anekdote, wellicht valt de echtheid ervan niet meer te checken, dus wordt ze hier maar voor waar opgeschreven. Club Brugge moet een rotperiode gehad hebben, tot ze op een zondagnamiddag in Olympia nog eens weergaloos wonnen. Tegen wie is weg. En de broer die zich hetzelfde herinnerde is lang dood. Maar jarenlang glimlachten onze harten als we samen de uitspraak van Jan Wauters debiteerden: 'En weer klinken de cheerio's zoals weleer'.

Ook Jan is overleden, maar 'cheerio' klonk als Club Brugge en zelfs al zingen ze het in het Jan Breydelstadion misschien niet meer (of wel): het is de echo van de supporter. Naar een tijd toen we altijd - áltijd, beste sportliefhebbers - kampioen werden. Een tijd waarin wij supporter werden. Al gaf de liefste meter van de wereld per vergissing een Anderlecht-shirt als verjaardagscadeau, later kochten we er zelf toch eentje van Club. En een sjaal.

Ja, met VK Luchteren mocht ik één keer opdraven, met nummer 14 nog wel, op Sint-Laureins. Maar dromen om zelf voetballer te worden, was er nooit bij. Je werd supporter.

De herinnering is een laf lief en 'altijd' is relatief. Kampioen werden we in '73, '76, '77, '78 en '80. Dan weer acht jaar niet. Nog een keer of vier wel in de jaren 90, dan 2003 en 2005. Toen begon het lange wachten dat nog altijd duurt.

Bijna de besten

De herinnering zit ook in veel dozen, zo gaat dat met de mens zijn geschiedenis, verhuisd naar vele huizen en sommige nooit uitgepakt. Ergens zit daar een groen gekaft schrift in. Een schrift met lijntjes. Boven rechts staat in zwart 'Club Brugge' op het etiket met wat mislukte strepen en uitgewreven inktvlekken. Erin foto's, uit Het Volk geknipt, met nu wellicht verstorven plakband vastgekleefd. Vermoedelijk uit '76, want het hoofd herinnert zich een penaltygoal van Raoul Lambert, in de terugwedstrijd van de finale van de UEFA-cup tegen Liverpool.

Verder, we zijn twee jaar later in hetzelfde schrift, scoort Fons Bastijns op Juventus en mogen we dus naar die finale van wat nu de Champions League is. On-voor-stel-baar. We verloren uiteindelijk wel en dat zal best een ontgoocheling geweest zijn, maar geen schande: voor één keer waren 'wij' bijna de besten van Europa.

Het was Michel D'Hooghe die ooit, bij Hugo Camps, dat verschil duidelijk maakte. Hij probeerde uit te leggen wat een supporter, 's avonds thuiskomend van de match, aan 'de' vrouw vertelde. "Als Club wint, hebben 'wij' gewonnen. Verliest Club, dan hebben 'zij' verloren."

Dat gevoel klopt en dat doet niks af aan het trouwe supportershart. Daarmee laat je je ploeg nog niet in de steek. Maar zelfs tijdens één competitiejaar, zélfs binnen één Play-off-editie, wisselen de kansen. Het ging zo goed en dan, paf, 1-0 verloren tegen Anderlecht. Op sport.be lees je tot vandaag: 'Youri Thielemans scoorde het enige doelpunt uit de partij waardoor paars-wit de leidersplaats stilaan kan ruiken'. Een, inmiddels ex-, collega sms'te: 'We gaan toch niet op de gaan in Leuven, jong. Toch dit jaar niet.' Wellicht bedoelde hij 'op stap gaan', maar van ontgoocheling kwam de tikfout en na één nederlaag zagen we onze gezamenlijke afspraak om Duvels te gaan drinken op de titel van Club in mist opgaan. Ik antwoordde: 'Vreselijk hè.'

Wat een cliché en wat een overdrijving. In de krant van 18 april stond dat ruim 200 mensen in Ecuador de aardbeving niet hadden overleefd en dat Axl Rose de nieuwe zanger van AC/DC wordt. Zo relatief is 'vreselijk' als het over voetbal gaat.

En kijk, een week later wonnen we met 5-0 van Zulte-Waregem en nog eens een week later met 3-1 van Genk. 'We worden kampioen!' Tenzij ze zondag verliezen. Het zal toch weer niet waar zijn, zeker?

Van Aabach tot Zimling

We gaan even terug naar 1986 en naar de terugwedstrijd van de testmatchen tussen Club Brugge en Anderlecht. We zijn er wél en we gaan dit verdorie niet meer uit handen geven. Ginds was het 1-1 geworden en hier staat het 2-0 bij de rust. Maar wat echt niemand wil, gebeurt toch, en het wordt 2-2.

Dertig jaar later zit die uitslag nog beter in het geheugen dan die van het eerste jaar op de universiteit. Ja, twee punten ook gescoord op het vak 'Oude Geschiedenis' van professor Nenquin, maar helaas op 20. Alle andere uitslagen zijn weg, ook die van de mislukte tweede zit in september, alleen die ene blijft: 2-2 thuis tegen Anderlecht en zij kampioen. Met René Vandereycken zelfs, hoewel rood uitgesloten: we gunden het hen niet. Vandaag nog altijd niet.

Maar waarom is dat? Op de site van Club Brugge kun je naar een prachtige rubriek surfen. 'Oud Spelers Index' is de titel en open je die schuif, dan passeren tussen Hans Aabach (fier '49R Jeans' op de borst, gelieve dat zo ook in het Nederlands uit te spreken, van Forty Niner hadden wij nog nooit gehoord) en Niki Zimling (hij is al van de tattoogeneratie) in 24 letters van het alfabet alle spelers van de Club. Alleen met een U en een X hadden we er nooit een.

Maar willekeurig klikkend kom je Bosko Bala-ban tegen, en Kenneth Brylle, Danny De Cubber, Frank Farina, Tew Mamadou, Paul Okon, Jean-Pierre Papin, Ronny Rosenthal, Willy Wellens en Jeanvion Yulu-Matondo, kortom de hele geschiedenis, en al die mensen hebben je hart sneller doen slaan. Al die mensen waren ooit helden omdat ze bij blauw-zwart speelden. Terwijl je nooit met iemand van hen sprak. Je geen idee had hoe ze stemden, wat hun lijfgeur was en of ze niet graag een cd van Knuffelrock beluisterden. Geen idee. Onbekenden, maar hélden.

Als ze maar scoorden. Danny De Cubber deed dat overigens in Liverpool. Ronny Rosenthal dolde de Duitsers van Dortmund gek en won die oorlog met 5-0: we zullen hem nooit vergeten.

De vraag raakt maar niet beantwoord en de jaren gaan voorbij. Met nieuwe shirts en nieuwe sponsors, van CARAD (de eerste in onze herinnering) via onder meer St Louis Gueuze, Assubel, VTM en Dexia naar, wat is het nu, Daikin? Blinkend spannende broekjes uit de jaren 80. De fiere clubkleuren soms vaalblauw. Nog maar twee andere matchen gezien in het stadion. In 1990 met 3-0 gewonnen van Anderlecht en ooit nog eens in een vergeten jaar 4-1 tegen FC Twente. Meer niet.

Al die spelers, al die kleuren en ondertussen al elf jaar al die ontgoochelingen. Het dreamteam Degryse-Ceulemans-Van der Elst aan het sportieve roer en al die vriendschappen verbrokkeld en verbroken. Messen in de rug en dolken in het supportershart.

En toch: onze Club. Of 'De Stofzuiger', 'Brommerke' of 'De Kabouter van Ardooie' scoren, het maakt allemaal niet uit. Als ze nu toch maar eens weer kampioen werden. Gun het ons nog eens.

Opzwepend strijdlied

Er valt iets op. Een generatie voor ons was iedereen Anderlecht-fan. Wie in 1972 geboren werd, supporterde voor SK Beveren. Nog vijf jaar later? KV Mechelen. Daarna kreeg zelfs Racing Genk supporters in heel Vlaanderen en vorig jaar was iedereen Buffalo.

Wij nooit, zelfs geboren in Gent en altijd naar school gegaan: als je 10 bent, supporter je niet voor een club uit tweede klasse. Het was de Ghelamco Arena gegund vorig jaar (liever dan die van Anderlecht), maar het dééd niks. Of het deed méér dat blauw-zwart het alweer niet haalde.

Natuurlijk relativeer je op je 48ste meer dan als je 15 of 22 bent. Een nacht in 1988 en helemaal ziek van ellende op kot in bed gekropen omdat de radio vertelde dat het in de verlengingen op Espanyol Barcelona net voor affluiten 3-0 werd. Dat gevoel, dat verdriet, is er niet meer. Waardoor je wellicht (de beelden uit Antwerpen vorige week bewijzen dat) de supporter van de Grote Supporter onderscheidt. Over hooligans praten we niet eens, maar op de Great Old zag je echte mensen met echte tranen. Dat gevoel is hier weg.

Maar verliezen ze zondag van Gent en missen ze straks alsnog de titel, dan past alleen vloeken. Na het bidden, want ook die hypocrisie is niemand vreemd. We geloven niet meer, maar we branden kaarsen en zijn bereid God om hulp te smeken. Tot het tegenvalt en we geen Duvel kunnen drinken. Dan moet Jelle Vossen zo snel mogelijk verkocht.

Zullen we dan toch maar eindigen met een gebed? Of beter met een liedje. Want in de Ghelamco Arena blijken ze, 'voor het eerst voor de wedstrijd tegen Club Brugge' lees je op een paar sites, samen met het Brussels Philharmonic en het Vlaams Radio Koor (daarvoor moesten ze dus naar Brússel!) een nieuw 'opzwepend strijdlied' te hebben gecomponeerd.

Kom kom. We gaan naar youtube.com/watch?v=gtQmPtP7APY en zingen mee. Ollemolle.

'Pak joender sjarpe en steekt em omhoge.
Oed junder greed en tis ok.
Zwoi me je sjarpe van links no rechts.
En me zingen ollemolle meeee:
Blauw en Zwart forever'