Direct naar artikelinhoud

Wie fair play wil, legaliseert doping

Jan De Maeyer is licentiaat lichamelijke opvoeding en filosoof. Hij geeft gastcolleges sport en ethiek aan de Universiteit Gent.

Chris Froome rijdt in de Ronde van Frankrijk de tegenstand aan flarden. Nog tijdens de tv-uitzending worden de eerste insinuaties rond vermeend dopinggebruik geuit. Ketonen, daar zou het om gaan. Niet verboden (nog niet), want ze behoren tot de nutraceuticals. Anders gesteld: functionele voeding die een welbepaald doel nastreeft in het energieverbruik. Ketonen die worden toegevoegd aan drank zorgen ervoor dat het lichaam prioriteit geeft aan het verbranden van vetten, zodat de beperkte koolhydratenvoorraad gespaard blijft.

De Ronde van Frankrijk, maar ook andere sportwedstrijden, is een strijd tussen mensen die zich met elkaar meten op basis van persoonlijke kwaliteiten, bepaald door talent, training, doorzettingsvermogen en wedstrijdinzicht. Sporters worden met dat ideaalbeeld opgeleid: de winnaar wordt openlijk gehuldigd, de verliezer moet beter zijn best doen of aanvaarden dat hij de mindere is. Het publiek stuwt atleten naar een steeds hoger niveau. Je kunt je afvragen: moeten we altijd beter worden? Waarom, en ten koste van wat?

Sport kent een statusstelsel, met eigen regels, prijzen en titels. Die titels kunnen veel waard zijn, zowel qua status als financiële beloning. Is een streven naar steeds sneller, hoger, sterker én beter betaald dan geen incentive om doping te gebruiken? Ons lichaam is prestatiegelimiteerd. Die limieten kunnen alleen worden verlegd door meer te trainen, doping of door beter genetisch potentieel te ontwikkelen.

Is er iets te zeggen voor het legaliseren van doping? De vraag kan niet met een simpele ja of neen worden beantwoord.

Wat wordt gezegd? Doping schaadt de gezondheid, maakt de sport oneerlijk en zorgt ervoor dat natuurlijk talent niet de bepalende factor is voor succes. Maar niet iedereen wordt gecontroleerd. Velen glippen door de te grote mazen van het net. Wanneer controles niet waterdicht zijn, dan is een dopingvrije sport wellicht een illusie. Wie dus vragen stelt bij sommige prestaties in de Tour, moet ook vragen stellen bij willekeurig antidopingbeleid.

Talent komt niet langer op de eerste plaats. Maar is zeer intens trainen ook niet onnatuurlijk en zeer ongezond? Waarom zou iemand met minder talent minder recht hebben op een medaille? En wat gezegd van het gebruik van stimulerende middelen door andere beroepscategorieën?

Is het probleem niet terug te brengen tot de arbitraire definitie van doping? In de discussie kun je verwijzen naar de tweedeling tussen therapeutische behandelingen (genezen) en verbeteringsbehandelingen. Iedereen is het erover eens dat medische tussenkomsten toelaatbaar zijn wanneer het om genezen gaat. Behandelen boven de grens van de normale toestand wordt beschouwd als doping en is niet geoorloofd. Maar een duidelijke grens tussen de twee behandelingen bestaat niet. Wat is een normale gezondheid? Hier schort iets. Er is in wezen geen verschil in de middelen en methodes bij genezen en verbeteren. Mensen genezen is moreel, maar dat maakt het verbeteren van mensen niet automatisch immoreel.

Doping toestaan - gebruik van kwalitatief goede stimulerende middelen met begeleiding en opvolging - zou de sport in feite eerlijker maken. Er worden geen regels meer overtreden. En vergeet niet: in de nabije toekomst krijgen we ook af te rekenen met gentherapie.

Sporters willen boven zichzelf uitstijgen. Dat is menselijk. Een welbegrepen legaliseren van doping is de enige wijze waarop we als toeschouwer nog op een serieuze manier naar topsport kunnen kijken en het voor iedere sporter relatief eerlijk kunnen houden. Sport wordt gekenmerkt door de atletische ambitie tot excessen én de drang tot matigheid. Professionalisering en commercialisering hebben die sportethiek dan ook zwaar onder druk gezet.