Direct naar artikelinhoud

'Ik begrijp niet waarom hij mij neerschoot'

Naar buiten komen doet ze niet meer. De hele dag staart ze voor zich uit, haar gedachten voortdurend elders. Van het minste lawaai schrikt ze op, om daarna opnieuw weg te zinken in het niets. Vrienden zeggen dat ze niet meer dezelfde is zonder haar levenslust. Die ene kogel van Hans Van Themsche veranderde voor Songül Koç alles.

DOOR SUE SOMERS

ANTWERPEN l Dat maakte ze tijdens haar getuigenis voor het Antwerpse hof van assisen pijnlijk duidelijk. Trefzeker nam Koç de rol van getuige à charge op zich. Ver van klefheid en zelfmedelijden klaagde ze het onverholen racisme van Van Themsche aan. 'Ik had nooit gedacht dat dit in België kon gebeuren.'

Het ging de voorbije dagen niet al te best met Songül Koç in de assisenzaal. Met een gesluierd hoofd en achter een grote zonnebril zat ze ineengedoken op de banken van de burgerlijke partijen, omarmd door familie en bekenden. Af en toe liet ze een gesmoorde snik ontsnappen. Soms moest ze naar buiten om op adem te komen als het haar allemaal te veel werd.

Het begon gisteren weinig veelbelovend toen de assisenvoorzitter haar naar voren riep om haar verhaal te doen. Met een bevende, onzekere tred en ondersteund door een psychologe strompelde Koç naar de getuigenstoel. Maar zodra voorzitter Michel Jordens haar het woord gaf, was de ban gebroken. Als een stortvloed walste ze met haar relaas over de assisenzaal, getekend en gesterkt tegelijk.

"Ik wil het hele proces volgen omdat het over mij gaat. De voorbije maanden heb ik niet bewust meegemaakt. Het was precies alsof ik in een film leefde. Ik wist niets van wat mij is overkomen. Iedereen heeft erover verteld, maar zelf heb ik het niet meegemaakt. Dat kan ik nu wel doen."

Maar veel belangrijker: Songül Koç wil te weten komen waarom ze is neergeschoten. En daar heeft ze nog altijd geen antwoord op. "Hans Van Themsche heeft zich wel verontschuldigd, maar ik voel dat het niet uit zijn hart komt. Ik begrijp het gewoon niet. Hij studeert wel dierenzorg, maar hoe kun je van dieren houden als je niet eens van mensen houdt?"

Eigenlijk had Songül Koç Hans Van Themsche die dag niet eens tegen het lijf moeten lopen. Op 11 mei 2006 had ze een afspraak bij de dokter. Om elf uur, dacht ze, net zoals de voorbije weken. Maar toen Koç die ochtend plaats wilde nemen in de wachtkamer van de dokterspraktijk aan de Pottenbrug, wees de secretaresse haar erop dat ze pas een uur later was geboekt.

"Ik wilde eerst in de auto gaan wachten. Maar het was goed weer, de zon scheen en de banken in het parkje zagen er zo uitnodigend uit. Ik zat heel geconcentreerd te lezen toen ik ineens een knal hoorde."

Een gaslek, was het eerste wat door Songüls hoofd schoot. Maar toen voelde ze die branderige pijn in haar rechterborst. "Ik herinner me nog dat het boek uit mijn handen viel en dat ik op mijn zij op de grond belandde. Terwijl ik daar lag, maakte ik alles heel bewust mee. Ik hoorde sirenes, veel sirenes."

En altijd maar was daar die onnoemelijke pijn, die machteloosheid. "Het is moeilijk te beschrijven, maar op dat moment voelde ik me dicht bij de dood. Ik dacht nog: Heer, als ik fouten heb gemaakt, vergeef het me dan."

Songül herinnert zich nog haarscherp de rit met de ambulance. Hoe de ambulancier naast haar voortdurend aan het praten was, maar dat ze zelf geen zin had om iets te zeggen. "Het enige waaraan ik dacht, was de auto van de buurvrouw. Ze zouden die wegtakelen als die daar de hele dag bleef staan. Ik fluisterde voortdurend 'auto', 'buurvrouw' en 'Anita'. De ambulancier zei me dat het in orde zou komen, dat ik het me niet moest aantrekken."

Vanaf dat moment is er een gat in Songüls geheugen. Van haar verblijf in het ziekenhuis herinnert ze zich bijna niets meer. Drie weken lag ze op de afdeling intensieve zorgen. "Ik lag daar maar. Bewegen ging niet en ademen was moeilijk. Ik kreeg niet genoeg zuurstof. Ik weet alleen nog dat ik op een dag naar buiten lag te kijken. Het regende en ik zag de bomen. Breng me naar buiten, dacht ik, ik wil in de regen staan en zuurstof hebben."

Tijdens de viereneenhalve maand in het revalidatiecentrum moest Songül alles opnieuw leren. Lopen, bewegen, dagdagelijkse dingen. "Mijn rug is nog altijd niet in orde. Zware dingen krijg ik gewoon niet getild."

De massale steun tijdens haar revalidatie deed haar goed. "Dokters, verplegers, de burgemeester van Antwerpen, de bevolking, zelfs de koning. Ik ben al die mensen zo dankbaar voor hun steun. Had ik die niet gehad, dan zou ik het nooit hebben gehaald."

Fysiek mag het dan weer de goede kant opgaan, toch was die ene kogel van Hans Van Themsche voldoende om het leven van Songül Koç totaal overhoop te halen. "De pijn en de machteloosheid die ik heb gevoeld wens ik niemand toe." Ook de beelden van die dag willen maar niet weggaan. "Ik herbeleef de feiten nog regelmatig. Ik hoef maar iets kleins te horen, een knal of een onverwacht geluid, en alles komt terug."

Het begon al in het ziekenhuis. "Ik wilde niet van de afdeling intensieve zorgen af. Op een gewone afdeling kan iedereen zomaar door de gangen wandelen en kamers binnengaan. Ik was bang dat iemand de deur zou opendoen en dat ik hetzelfde opnieuw zou meemaken. Op intensieve voelde ik me veilig."

Thuis komt Songül Koç de deur niet meer uit. "Mijn psychiater zegt me dat ik me niet mag opsluiten. Maar ik blijf liever binnen. Ik leef van dag tot dag. Morgen zie ik wel weer."

Koç heeft het er moeilijk mee dat ze op basis van haar uiterlijk een slachtoffer werd. "Ik snap niet dat mensen me zo kunnen beoordelen. Ik ben in Turkije geboren maar ik ben hier opgegroeid. Ik pas me aan. Ik ben een Belg met twee vaderlanden en verdraag het niet als over een van de twee iets slechts wordt gezegd. Ik leef hier en ik hou van de mensen. Ik begrijp niet hoe je mensen kunt beoordelen die je niet eens kent. Maar ik haat hem niet, waarom zou ik?"

Vic Van Aelst, de advocaat van Songül Koç, wees erop dat zijn cliënte in haar leven weinig cadeaus heeft gekregen. "Ze was zestien jaar samen met een man met wie ze alleen op papier was getrouwd. Tien jaar geleden is ze van hem gescheiden, na hem altijd in de gevangenis te hebben bezocht. Haar zonen voedde ze alleen op. Altijd stond ze klaar voor anderen."

"Het is waar", beaamde Koç. "Mijn geluk was dat van anderen. Ik was blij als de anderen blij waren. Ik heb mezelf altijd op de laatste plaats gezet. Maar nu ben ik bang voor de anderen. De buitenwereld jaagt me schrik aan. Mijn levensvreugde is weg."

Slachtoffer Songül Koç:

Ik zat heel geconcentreerd te lezen toen ik ineens een luide knal hoorde