Direct naar artikelinhoud

Het postmoderne Vlaanderen mist wervende verhalen

‘Veel menselijke motivatie gaat terug op verhalen over een familie, een bedrijf, een natie, een God’, schrijft Paul Huybrechts in deze bijdrage, waarin hij Animal Spirits, hét economisch cultboek van de dag, in verband brengt met de Schiltzbiografie die hij pas publiceerde. De relatie tussen beide boeken: het belang van verhalen.

Een bedrijf, een merk, een familie, een land, dat zijn allemaal verhalen. Aandelenkoersen, resultatenrekeningen, balansen en begrotingen verhouden zich tot die verhalen zoals het aantal letters of woorden in William Shakespeares sonnetten tot die sonnetten. Marketeers hebben al lang begrepen dat het verhaal van een product of een dienst belangrijker is dan de prijs. (Tenzij de prijs zelf het verhaal is, zoals bij Colruyt.) Goede kranten betten feiten in duiding, eigenlijk in verhalen. Echte leiders vertellen meeslepende verhalen. Nicolas Sarkozy kon een verhaal vertellen en Segolène Royal niet. Bart De Wever is een verhaal en Bart Somers heeft niets te vertellen. Tien jaar geleden al zag de Deense futurist Rolf Jensen de ‘information society’ opgaan in de ‘dream society’, een wereld van verhalen. Over de functie van verhalen gaat ook deels het pas verschenen Animal Spirits van Nobelprijswinnaar economie George Akerlof en (met zekerheid voorspelbaar) toekomstig Nobelprijswinnaar Robert Shiller. Beide auteurs doen een poging om de psychologie te verzoenen met de economie. Op die manier hopen ze te verklaren waarom de meeste economisten de huidige crisis niet zagen aankomen. Ze doen daarvoor een beroep op een embryonair stukje theorie van John Maynard Keynes dat zeventig jaar lang totaal werd verwaarloosd, want moeilijk kwantificeerbaar en niet ‘rationeel’. Keynes zegt in zijn General Theory dat een grote investering uiteindelijk niet het resultaat is van allerlei ingewikkelde berekeningen, maar van ‘animal spirits’, van de spontane, menselijke drang tot actie. Van het aanpakken, het doorzetten, het de handen uit de mouwen steken, het niet bij de pakken blijven zitten. De auteurs onderscheiden vijf componenten van ‘animal spirits’: vertrouwen, fairheid, geldillusie, corruptie en... verhalen. De aangehaalde componenten zijn stuk voor stuk boeiende verhalen. In verband met corruptie tonen de auteurs bijvoorbeeld aan dat de laatste drie periodes van economische terugval in de Verenigde Staten voorafgegaan werden door grote corruptieschandalen. De economische cyclus hangt dus samen met de mate waarin we collectief integer handelen of omgekeerd, met de fluctuaties in onze stroperij. Als niet langer bridge - samenwerken - maar poker - bedriegen - populair is, kijk dan uit.

Non-fictie is ook fictie

Animal Spirits mag dan geschreven zijn door twee eminente economen, het zal voorspelbaar bij vakgenoten op veel weerstand stoten. Economisten klampen zich namelijk vast aan verhalen die worden beheerst door rationele verwachtingen en efficiënte markten. Dat is deels narratief zelfbedrog, maar wel menselijk en nuttig. “De menselijke geest”, zo schrijven Akerlof en Shiller, “kan niet zonder verhalen. Dankzij verhalen krijgen opeenvolgende lukrake gebeurtenissen een logische plaats en een coherente dynamiek.” Als de rente daalt, moet de economie aantrekken. Als een munt in waarde daalt, moet de uitvoer toenemen. Elke dag bedenken commentatoren een verklaring waarom aandelen zijn gestegen, respectievelijk gedaald. Ze confabuleren de werkelijkheid aan elkaar. In het courante taalgebruik associëren we verhalen met fictie, maar dat getuigt van weinig respect voor de complexiteit der dingen. Eigenlijk is non-fictie ook fictie. “Verhalen verklaren de feiten niet, ze zijn de feiten.” We kunnen dus de literatuurwetenschappers volgen die hebben ontdekt dat we gebeurtenissen in verhalen omzetten rond twintig fundamentele plots: avontuur, zoeken, achtervolging, redding, ontsnapping, wraak, raadsel, rivaliteit, underdog, verleiding, metamorfose, opgang, neergang, ontdekking, liefde, verboden liefde, offer, overmoed, transformatie en rijping. Dat zijn niet alleen thema’s voor schrijvers en hun lezers, maar bijvoorbeeld ook voor politici en hun kiezers. In het kader van mijn research over Hugo Schiltz leefde ik achttien maanden lang in een tijdperk dat nog stijf stond van de sterke verhalen. Het gezin Schiltz is diepchristelijk én Vlaamsgezind, leeft en werkt dus met twee motiverende, begeesterende verhalen waarvan vandaag bijna niets overblijft. Het postmodernisme en het deconstructivisme hebben alle mythologie tot de laatste steen afgebroken. Cola is voortaan water en siroop. Ik heb het dan niet eens over wat de leden van Blauwvoetvendels allemaal aan mythologie meekregen: de Klauwaerts, Robrecht de Fries, Breydel en De Coninck, Zannekin, Artevelde, Sneyssens en Oranje, de Brigands uit de Boerenkrijg. Of het Dietse verhaal en het geloof in een bestaan van een ‘Diets bloed’ dat tot grootste daden aanzette, zoals het halen van gekwetsten in de oorlogen die onze streken teisterden. Maar zelfs de Vlaamse geschiedenis en waarom we hier nog Nederlands spreken, wie weet daar nog iets van? Hugo Schiltz is 16 wanneer hij over de Vlaamse Beweging een voordracht van 23 bladzijden produceert met in voetnoot verwijzingen naar boeken in drie talen. Gevonden in de rijke bibliotheek van grootvader Edward. “Nooit heeft Frankrijk afstand gedaan van onze gebieden, zo houdt hij zijn medeleerlingen van de derde Latijnse voor. Heel de vereniging (van Noord en Zuid onder Willem, dus 1815-30) zullen de Fransen een van de voornaamste oorzaken zijn van ontevredenheid, twist en onrust. Langs katholieke en liberale partijen om, zullen zij Willem zoveel mogelijk hinderen, en zij zullen ten slotte pogen in 1830 door muiterij ons land geheel in te lijven, wat toen door het spel der machten gelukkiglijk mislukte.” ... Hugo vertelt hoe Willem het Nederlands in Vlaanderen invoerde en Gent een Nederlandstalige hogeschool schonk. Dat Vlaamse verhaal kent de jonge Hugo door en door: “De Vlaamse beweging, ik kan er maar niet over zwijgen.” Als een estafetteloper van de Vlaamse Beweging zet hij met zijn eigen leven dat verhaal verder. Wanneer hij eind 1950 in Leuven Waalse studentenleiders ervan overtuigt dat de repressieprocessen moeten worden herzien, schrijft hij het Vlaamse verhaal zelf. En dan is er een tweede buitengewoon sterk verhaal dat Hugo’s jeugd en optreden schraagt. Het gaat om het christelijk geloof, ook iets waar in onze contreien weinig van overblijft. Hugo wordt nog mystiek geïnspireerd door Johannes van het Kruis, hij dweept met Pieter Van der Meer en met de theoloog Karl Adam en diens mystiek lichaam van Christus. Het Vlaamse én het christelijke verhaal van de jonge Hugo Schiltz komen nergens beter samen dan in het gedicht ‘Paaslied’ dat hij schrijft naar aanleiding van de executie op Goede Vrijdag 1946 van August Borms. Om dat gedicht te begrijpen moet men natuurlijk weten wat Pasen is (de executie en de verrijzenis van Jezus Christus) en men moet Borms kennen als levende Vlaamse mythe.

Probleem

Ik voel mij absoluut niet geroepen om het christelijke of oud-Vlaamse verhaal nieuw leven in te blazen. Staat opgeruimd niet netjes? Maar zonder verhalen hebben we wel een probleem. We worden een land met een verleden dat we niet respecteren, en met een toekomst die ons niet kan schelen. Dat is kwalijk. Ik fiets wel eens door Franse dorpjes op 14 juli en het Franse verhaal is en blijft springlevend. Rond elk monument wordt op die dag gezongen. En Obama houdt de American Dream recht in de zwaarste crisis sinds de jaren 1930. Ook de islam bloeit wereldwijd, tenslotte ook maar een verhaal. Veel menselijke motivatie gaat terug op verhalen over een familie, een bedrijf, een natie, een God. Zonder verhalen leven we onze godverdomse dagen tot onze godverdomse wekker stilvalt. Is Vlaanderen - of voor mijn part België of Europa - nog een verhaal? Zegt het ons nog iets? Stappen we er nog voor uit ons bed? Ik ben bang van niet, maar spreek mij aub tegen.