Direct naar artikelinhoud

Onschuldig positief, gelukkig kan het

Toen Alberto Contador in 2010 met zijn zero, zero, zero,... en een besmette biefstuk als uitleg kwam voor een positieve plas werd hij soms geloofd, maar meestal uitgelachen. Vandaag zou hij misschien vrijuit gaan. Net als Charline Van Snick, Jonathan Breyne en Michael Rogers eerder dit jaar.

Wat hadden judoka Charline Van Snick, die gisteren voor het eerst in een jaar weer vocht (ze pakte bij haar rentree in Zagreb meteen brons), en de wielrenners Jonathan Breyne en Michael Rogers dan wel gemeen? Alle drie waren ze betrapt op een minuscule hoeveelheid van een verboden substantie in de urine. Van Snick op de sociale/pijnstillende drug cocaïne tijdens het WK in Brazilië, Breyne en Rogers na een wielerwedstrijd in China op clenbuterol, een middel dat een beetje van alles doet maar niks echt goed, en vooral in de vetmesterij wordt gebruikt.

Alle drie zijn ze dit jaar vrijuit gegaan. Breyne en Rogers voor de UCI en Van Snick zelfs voor het TAS, het Sportarbitragetribunaal in Lausanne. Alle drie - Van Snick, Breyne en Rogers - gingen ze bij Belgische experts ten rade: bij de advocaten Flagothier en Maeschalck en bij professor farmacologie Jan Tytgat van de KU Leuven.

Maar dat is niet het hele verhaal. Alle drie hadden ze vooral geluk dat de geesten van de rechters ter zake verlicht waren. Vijf of zelfs drie jaar eerder, en ze hadden met dezelfde feiten wellicht twee jaar beroepsverbod aan hun zeemvel of judogi gekregen. In het geval van Van Snick werd een bestraffing van de internationale judofederatie zelfs teruggedraaid door het TAS, en dat is voor zover bekend een precedent in de internationale sportrechtspraak.

Ooit was het andersom: een sportbond kon nog wel eens medelijden tonen, maar in beroep acteerde het TAS als de postmoderne versie van de Bloedraad van Alva en werden al of niet vermeende dopeurs zwaar bestraft. Niet langer dus, hoewel in het geval van Van Snick de rechters in arbitrage nieuwe gezichten waren, wat insiders er toe aanzet om een slag om de arm te houden.

Het kan dus een trend zijn, die vrijspraken, maar ook gewoon toeval. Maar toch: de periode van beroep is voorbij en niemand heeft gepiept, ook niet het Wereldantidopingagentschap WADA, dat toch niet bekend staat om zijn mildheid.

Vermoeden van onschuld

Als Alberto Contador niet in 2010 maar vorig jaar in de Tour tegen de lamp was gelopen voor zijn 50 picogram clenbuterol, zou hij dan géén schorsing gekregen hebben? Vast staat dat die case wellicht heeft aangezet tot denken. In het Contadorvonnis van het TAS stond letterlijk dat alles er op wees dat hij de clenbuterol te danken had aan een onvrijwillige besmetting via voeding, maar dat een straf niet anders kon. Die tegenspraak - onschuldig, maar toch straffen - lijkt nu op de helling te staan.

Alles draait rond de toepassing van het begrip 'strict liability' of strikte aansprakelijkheid. Daaraan is in de dopingcode van het WADA niks wezenlijks veranderd. Een atleet blijft ten allen tijde aansprakelijk voor de substanties die in zijn systeem gevonden worden en die in bloed of urine niet thuishoren.

Al sinds 1 januari 2009 staat bij die strikte aansprakelijkheid wel vermeld dat áls de atleet kan aantonen dat de hoeveelheden onvrijwillig zijn lichaam zijn binnengekomen, of zo miniem waren dat er van bedrog geen sprake kan zijn, er rekening mee kan worden gehouden in de bestraffing. Die ontsnappingsclausule is al gedeeltelijk toegepast in de clenbuterolaffaire van Contador, die zogezegd twee jaar straf kreeg, maar met terugwerkende kracht, waardoor hij uiteindelijk maar zes maanden niet mocht koersen. Die minieme straf kwam er omdat Contador bij twee jaar wellicht de stap naar het Europees Hof had gezet en daar ongetwijfeld dik gelijk had gekregen.

Van Snick, Rogers en Breyne zijn in die mate een primeur dat atleten die positief zijn bevonden en wiens zaak voor een sportrechtbank komt, hoogst zelden zonder een dag straf naar huis mochten. Oké, Van Snick schiet er haar bronzen medaille van het WK in Brazilië bij in, maar maalt daar niet om. Ondertussen had ze ook al klacht neergelegd tegen onbekenden en viseert ze een ex-trainer voor sabotage.

Het vermoeden van onschuld is eindelijk gehonoreerd, en dat is niks te vroeg, vindt specialist sportrecht Johnny Maeschalck. "Kan een drempelwaarde niet de oplossing bieden? Al jaren probeer ik duidelijk te maken dat die minimale hoeveelheden niet prestatieverbeterend zijn en het gevolg zijn van een samenloop van omstandigheden. De Belgische Raad van State heeft ons daar al eerder gelijk in gegeven, en eindelijk volgt men ons in de sportrechtspraak, maar moeten er echt eerst levens op het spel worden gezet?"

Maeschalck verwijst hiermee naar de mislukte zelfmoordpoging van zijn cliënt Jonathan Breyne, die de schaamte niet meer kon dragen.

Legale biefstuk, illegale urine

De ommezwaai in de rechtspraak van vooral het TAS in de zaak Van Snick kan stom toeval zijn (nieuwe rechters), maar ook een bewuste koerswijziging. Volgend jaar wordt elk dopingvergrijp - op enkele uitzonderingen na - bestraft met vier jaar startverbod. Dat staat in de meeste sporten gelijk met beroepsverbod en is een disproportionele maatregel voor een - in het licht van de mensheid - al bij al klein vergrijp. Goed mogelijk dat men daar nu op anticipeert.

Die clementie voor accidentele besmettingen komt geen moment te vroeg, volgens toxicoloog Jan Tytgat. "Ik heb het WADA al een paar keer onzin horen verkondigen in verband met die strikte aansprakelijkheid, en ik raad ze aan om met de moderne toxicologen in discussie te gaan. In het geval van Van Snick heb ik voor het TAS geargumenteerd dat de gevonden hoeveelheid bij haar hoegenaamd geen effect zal hebben gehad. Een nultolerantie voor een product als cocaïne dat in onze maatschappij stilaan als 'achtergrondstof' aanwezig is - in drinkwater, op kledij, in gesloten ruimtes - is echt te gek om los te lopen.

Ik heb op de zitting voorgesteld dat iemand van ons hier cocaïne zou roken en dat we dan de volgende dag onze urine zouden laten testen: 'u zult allemaal positief zijn', heb ik gezegd, hoewel de cocaïne geen enkel effect had. Blijkbaar had men daar oren naar en heeft men haar het voordeel van de twijfel gegeven."

Voor Alberto Contador en alle clenbuterolgevallen die na hem zijn gekomen, en waarbij het om picogrammen gaat, is Tytgat nog formeler. "Contador is betrapt op een waarde van clenbuterol die lager is dan wat is toegestaan in het vlees in sommige landen van de Europese Unie. Het kan niet dat het WADA daar een nultolerantie hanteert, terwijl die biefstuk volkomen legaal in de EU kan worden verhandeld. Er moeten voor die producten drempelwaarden komen."

Voor Peter Van Eenoo, hoofd van het Docolab in Gent, ligt het allemaal zo eenvoudig niet, al benadrukt hij wel: "Onvrijwillig gebruik moet niet bestraft worden. Niemand is daar voor." Als het om drempelwaarden gaat, die zijn er al. "Voor producten die alleen in competitie verboden zijn, zoals cocaïne, wordt aanbevolen om alle concentraties onder de helft van wat een lab moet kunnen opsporen, niet te rapporteren, en daar houden wij ons aan. Charline Van Snick zat daar overigens ruim boven, en de hoeveelheid die zij in haar urine had, is echt niet die van een achtergrondstof in een lokaal waar toevallig drugs zijn gerookt."

Dat Breyne en Rogers vrijuit gingen, is voor Van Eenoo niet bijzonder. "Het is normaal. Zeg mij wie uit China kwam, op clenbuterol werd betrapt en toch veroordeeld is? Niemand. Idem voor Mexico. Voor Contador weet ik het nog zo niet. Ik heb mijn twijfels bij dat geval. De waarden voor vlees- en dopingcontroles vergelijken is onwetenschappelijk.

"Voor stoffen die ook buiten competitie verboden zijn, zoals clenbuterol, is een drempelwaarde nefast voor de strijd tegen doping. Die producten zijn lange tijd werkzaam en als we daar drempelwaarden voor gaan hanteren, zal men zoeken naar de grijze zone rond de drempelwaarde en vervolgens daar de discussie aangaan, inclusief foutenmarges en dergelijke meer. Toch maar liever niet."