Direct naar artikelinhoud

Nooit meer niezen door katten?

De wetenschap ontrafelt het mysterie der allergieën. Voor het eerst is duidelijk welke cellen precies uw keel doen kriebelen in het pollenseizoen. 'Dit kan de zoektocht naar nieuwe behandelingen in een stroomversnelling brengen', zegt dokter Margot Berings (UZ Gent).

De zomer is in het land. Een heerlijke tijd - tenzij je hooikoorts hebt. Dan wordt het pollenseizoen gereduceerd tot een lopende neus, prikkelende keel, afgesneden adem en een salvo van niesbuien. En dat is nog maar een van de tientallen types allergieën. Welke vorm dan ook: het is een vervelende en zelfs gevaarlijke kwaal, die erg vaak voorkomt. Ongeveer een op de drie personen heeft minstens één allergie.

Hoe omvangrijk het probleem ook is, het mysterie is nog lang niet ontrafeld. We weten dat een allergie een reactie is van het immuunsysteem op lichaamsvreemde stoffen: de allergenen. En die bestaan in alle maten en vormen: huidschilfers van dieren, uitwerpselen van de huisstofmijt, stuifmeelpollen, maar bijvoorbeeld ook bepaalde eiwitten in koemelk of pinda's.

Toch heeft de wetenschap nog niet helemaal ontcijferd hoe die precies worden veroorzaakt. Al staan we daar nu weer een stap dichter bij, met dank aan de onderzoekers van het Benaroya Research Institute in Washington.

Trigger

Zij konden vaststellen welke cellen precies als trigger fungeren voor een allergie, en dat is een forse stap vooruit. Voorheen wisten we al dat als een allergische reactie optreedt, dat komt door een bepaalde groep cellen in ons immuunsysteem, de TH2-cellen. Zij gaan in alarmfase als je in contact komt met katten, pinda's of pollen, afhankelijk van het type allergie.

Wat we nog niet wisten, is welke van die TH2-cellen daar precies voor zorgen. Het probleem: sommige cellen zijn de alarmknop voor allergieën, andere van die TH2-cellen beschermen ons tegen parasieten en andere ongewenste bezoekers. Die twee types uit elkaar halen, leek vooralsnog onmogelijk.

De onderzoekers van het Benaroya zijn daar nu wel in geslaagd. De sleutel is een bepaald eiwit dat voorkomt in sommige van die TH2-cellen. Uit het onderzoek bleek dat die proteïne enkel aanwezig is in cellen van mensen die op dat moment getriggerd werden door hun allergeen. Een tweede test toonde dat de hoeveelheid van die proteïne fors afneemt bij patiënten die een succesvolle immunotherapie volgen. Met andere woorden: deze proteïne is de boosdoener.

Een technisch verhaal, maar met niet te onderschatten gevolgen. Dat beaamt dokter Margot Berings van het Allergienetwerk van de Universiteit Gent. "Dit is een zeer interessante doorbraak. Door deze specifieke cellen te volgen, zullen we patiënten mogelijk beter kunnen monitoren tijdens een behandeling met immunotherapie", klinkt het.

Al is de volgende stap nog veel belangrijker. "Het zou de zoektocht naar nieuwe doelgerichte behandelingen voor allergie in een stroomversnelling kunnen brengen. Al is dat pas voor binnen enkele jaren", zegt Berings.

Maandelijks spuitje

Allergieën kosten ons heel wat geld: jaarlijks draagt de sociale zekerheid tientallen miljoenen euro's bij. En dan zijn er nog tal van immunotherapieën die niet worden terugbetaald en bovendien enorm veel tijd in beslag nemen. Voor zo'n therapie tegen grasallergie moet de patiënt soms tot vier jaar lang maandelijks naar het ziekenhuis voor een spuitje.

Mocht de wetenschap een manier vinden om het kwalijke eiwit in de TH2-cellen klem te rijden, wordt het leven van miljoenen Belgen ineens een stuk comfortabeler.