Direct naar artikelinhoud

Het is de armoede bestrijden, stupid

Alweer staat er een beschamend plusje achter de al hoge Belgische armoedecijfers. Geen goed moment dus om te gaan morrelen aan de minimumlonen voor jongeren, zoals de regering-Michel wil. Of toch?

Als er nog een bewijs moest zijn voor de rigiditeit van onze arbeidsmarkt, dat is dat geleverd door de reacties op de interventie van socio-econoom Ive Marx (UA) over het regeringsbeleid. Uitgespuwd als een loopjongen van de regering door linkse, syndicale critici en tegelijk op het schild gehesen door N-VA-volksvertegenwoordigers van het type-Annick De Ridder: Marx' reputatie kreeg afgelopen week een merkwaardige draai.

"Lagere minimumlonen hoeven helemaal niet gelijk te staan met meer armoede", reageerde professor Marx afgelopen maandag op Twitter op de plannen van de regering-Michel om de drempel onder de laagste (bruto)lonen weg te halen. Wanneer hij dat punt diezelfde dag nog verdiept in een interviewtje in De Morgen, zit het spel op de wagen.

"Als je onze arbeidsmarkt vergelijkt met de Duitse of Nederlandse, dan merk je dat er bij ons onderaan een segment ontbreekt van relatief laagbetaalde arbeid. Dat komt omdat de reëele minmumlonen, afgesproken in CAO's, te hoog zijn voor dit soort arbeid", bevestigt Marx zijn standpunt nu. "Werkloosheid zit in ons land bijgevolg grotendeels geconcentreerd bij lagergeschoolde doelgroepen: jongeren, mensen met een migratie-achtergrond... Als de regering zegt daar wat aan te gaan doen, dan wil ik dat met open geest bekijken."

Insider versus outsider

Mensen minder betalen om ze uit de armoede te halen, logisch lijkt het ook niet te zijn. Toch zegt Ive Marx: "Oké, we hebben het hier over jobs die niet zo aantrekkelijk zijn, niet goed worden betaald en soms weinig perspectief op doorstroming bieden. Maar voor een groep mensen is er enkel de keuze is tussen dat soort jobs of geen job. Dan is de keuze voor precaire jobs de minst slechte om mensen mee uit de armoede te houden."

Heeft professor Marx een punt? Het is vast een schok voor velen, maar het antwoord is ja. De Belgische arbeidsmarkt zit vastgeroest. De markt is redelijk genereus voor wie het geluk heeft om er deel van uit te maken: relatief hoge lonen, goede collectieve rechten, deftige ontslagbescherming. Maar wie niet op de arbeidsmarkt zit, heeft pech. Die verworven rechten bemoeilijken de toegang tot de markt voor slecht uitgeruste nieuwkomers. Vroege schoolverlaters, lagergeschoolden en migranten pieken in de werkloosheidscijfers.

Dat fenomeen staat bekend als het insider-outsiderdilemma: zorg je goed voor wie al een job heeft, of zorg je dat zoveel mogelijk mensen een minder beschermde job kunnen krijgen? Die klassieke economische theorie is verdacht gemaakt door neoliberale economen, die ze aangrijpen om, naar Amerikaans model, zoveel mogelijk sociale rechten af te bouwen. Maar dat wil niet zeggen dat er geen probleem is in België.

Dat probleem is de hoge concentratie van werkloosheid in doelgroepen. In 2015 was in Vlaanderen amper 51 procent van de laaggeschoolden tussen 25 en 64 jaar aan het werk, tegenover 87,1 procent bij de hooggeschoolden, zo staat in het jaarverslag van de VDAB. In Brussel en Wallonië is de kloof nog dramatischer.

Nog dieper gaapt de 'originekloof'. Van alle mensen op arbeidsleeftijd van buiten de EU die in België verblijven, zijn er maar 48 procent aan het werk, tegenover een Europees gemiddelde van 60 procent.

Het gevolg van die geconcentreerde werkloosheid is niet min: hoge armoede. Uit nieuwe cijfers van Eurostat over 2015 blijkt dat België een van de weinige Europese landen is waar het armoederisico alweer is gestegen. Liefst 21,1 procent van de inwoners van het welvarende België wordt momenteel blootgesteld aan dat risico. Dat is nog altijd onder het EU-gemiddelde van 23,7 procent, maar zit ver boven vergelijkbare welvaartstaten als Nederland, Denemarken of Zweden. Die zitten allen onder de 17 procent.

De linkse oppositie is snel klaar met de analyse dat dat natuurlijk de schuld is van de asociale, rechtse regeringen. Daarbij wordt wel genegeerd dat de zeer hoge armoedecijfers al jarenlang een groot pijnpunt zijn in dit land, ongeacht de coalitiekleur.

Zoom je in op de cijfers, dan kom je tot een specifieke Belgische ziekte als verklaring voor het hoge armoederisico. In dit land leeft 14,9 procent van de inwoners in een gezin waar niet of erg weinig wordt gewerkt. Daarmee zitten we in de absolute Europese kelder, naast usual suspects Griekenland en Spanje. Anders gezegd: de hoge concentratie van werkzoekenden in specifieke groepen leidt tot een armoederisico dat een blamage is voor ons hoge niveau van welvaart en sociale bescherming.

Doembeeld Duitsland

Het onderbelichte probleem van de gezinswerkloosheid is een spijker waar Frank Vandenbroucke - oud sp.a-minister, momenteel hoogleraar Europees sociaal beleid aan de Universiteit van Amsterdam - al langer op slaat. In een bijdrage voor het CD&V-tijdschrift Christen-democratische Reflecties wijst hij op de paradox: "België heeft een gelijke inkomensverdeling, relatief hoge sociale uitgaven, maar scoort niet goed qua relatieve armoede."

De verklaring zit juist bij die concentratie van werkloosheid, stelt hij. "Enerzijds leven veel Belgische kinderen in gezinnen met een zeer lage werkintensiteit, anderzijds is het armoederisico van dergelijke gezinnen in België zeer groot. (...) Gezinsvorming versterkt dus nog eens de grote individuele kloof tussen 'sterk' en 'zwak' op de Belgische arbeidsmarkt."

Een regering kan niet verbieden dat mensen uit een gelijkaardig sociaal milieu gaan samenleven, maar ze kan wel de kansen van laaggeschoolden op de arbeidsmarkt vergroten. Het verlagen van de brutolonen is dan een belangrijk deel van de remedie.

Tegen de voornemens van de regering om de arbeidsmarkt flexibeler te maken - met minder beregeling voor nacht- en overwerk en voor minimumlonen - is één terugkerend argument: Duitsland. Met de drastische Hartz-flexibilisering opende de centrumlinkse regering-Schröder vanaf 2003 de arbeidsmarkt voor honderdduizenden laaggeschoolden. Maar die evolutie kwam aan een hoge prijs.

"Tussen 2005 en 2015 steeg de totale werkgelegenheid in Duitsland met meer dan 3,3 miljoen jobs, terwijl het aantal werklozen met meer dan 2,5 miljoen eenheden daalde", becijfert filosoof Matthias Somers in een blog. Maar tegelijk: "Het aantal personen dat in armoede leeft is in Duitsland met maar liefst 35 procent gestegen: waren er in 2005 nog 9,96 miljoen, dan was dat in 2015 al opgelopen tot 13,43 miljoen. In 2015 leefden dus 3,5 miljoen méér Duitsers in armoede dan tien jaar eerder." De fors stijgende tewerkstelling heeft de armoede dus niet verholpen, maar net een even fors groeiende klasse van 'working poor' gecreëerd.

Gaat België dezelfde weg op onder Michel? De vergelijking oogt scheef. De hervormingen in dit land zijn kleine pasjes in vergelijking met het Duitse schokbeleid. Het probleem met het Duitsland-argument is dat het wordt ingeroepen bij elke poging tot hervorming. En zo verandert er uiteindelijk niets. Marx verwijst liever naar Nederland, een land met redelijk wat lageloonarbeid, maar ook relatief lage armoedecijfers. Hij ziet een evolutie in twee fases. "Duitsland is te ver gegaan. Merkel komt daar nu op terug door een fatsoenlijk minimumloon op te leggen. Dat kan, omdat er nu een draagvlak is om de sociale zekerheid te versterken. Zo kan het ook hier werken: eerst de arbeidsmarkt openen, zodat een draagvlak wordt gecreëerd om iedereen beter te beschermen."

Het probleem Vlaanderen

Een belangrijke kwestie blijft wel: welk minimumloon viseert de regering-Michel? Enkel het brutoloon, beklemtoont ze zelf. Zo simpel is dat niet. Omdat bruto en netto in de laagste categorie al dicht bij elkaar liggen, zou de regering de facto in een soort werkbonus moeten voorzien om arbeid aantrekkelijk te maken bij de laagste lonen. Daarover is nog geen woord gezegd. Krijgt de regering de lastenverlaging op de laagste lonen überhaupt gefinancierd? Onduidelijk. De kans is dus reëel dat een verlaging van de laagste brutolonen zich ook netto doorzet.

Dan nog verdient het voornemen om lagereloonarbeid aan te trekken een open blik, als element in de strijd tegen de in dit land blijkbaar niet te temmen armoede. Maar wie enkel steun voor het regeringsbeleid verwacht, moet hier stoppen met lezen. Dat ene goede punt mag niet doen vergeten dat de centrumrechtse regeringen een belabberd rapport qua armoedebestrijding voorleggen. Dat is, wat Vlaanderen betreft, evenwel vooral de verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering. Een regering die de loonlast voor laaggeschoolde jongeren niet langer verlicht, is een regering die armoede niet wil bestrijden. Een regering die de kinderbijslag niet meer indexeert om in een toekomstige hervorming de rechten van de middenklasse te vrijwaren, is een regering die de armoede niet wil bestrijden. Een regering die de waterval en uitval uit het secundaire onderwijs niet indamt, is een regering die de armoede niet wil bestrijden. Een regering die de facturen voor openbaar vervoer en energie bij de gezinnen legt, is een regering die de armoede niet wil bestrijden.

Lagere lonen zijn niet per se een slechte zaak als ze mensen uit de structurele (gezins)werkloosheid helpen. Maar in de huidige stand van de strijd tegen armoede is het niet meer dan een vijgenblad. Ive Marx: "Om heel duidelijk te zijn: meer mensen aan het werk is niet voldoende voor minder armoede. Maar meer jobs, ook 'atypische', zijn essentieel."