Direct naar artikelinhoud

Europese hoop in bange dagen

Met De kloof van Europarlementsleden Ivo Belet en Esther de Lange en Het einde van Europa van de Amerikaanse journalist James Kirchick zijn er nu twee boeken uit over de staat van het oude continent. Heeft Europa nog wel toekomst? Jawel, zeggen beide partijen, maar hun boodschap klinkt niet hetzelfde.

Europa ligt onder vuur. Met de grootste vluchtelingenstromen sinds de Tweede Wereldoorlog, de naweeën van een ongekende economische malaise, de terreurdreiging en de komst van een zeer nationalistisch ingestelde president in het Witte Huis zijn de uitdagingen die het continent gesteld worden niet min.

Bovendien is Europa niet langer de maat der dingen. Het heeft geen koppositie meer. In 1900 was één op de vier wereldburgers Europeaan. In 2015 is dat nog maar één op de tien. Nu de 60ste verjaardag van het verdrag van Rome achter de rug is, ligt de vraag op tafel waar het naartoe moet met en of er überhaupt nog een toekomst is voor Europa. Om het debat van argumenten te voorzien, zijn er twee nieuwe boeken over het onderwerp uit: De kloof - Is Europa nog van ons?, geschreven door Europarlementsleden Ivo Belet en Esther de Lange en Het einde van Europa, door Amerikaans journalist en buitenlandcorrespondent James Kirchick.

De zondeval

Laten we beginnen met die tweede. De ondertitel van Kirchicks boek luidt: Dictators, demagogen en de komst van duistere tijden. De (wat sensationalistische) toon is daarmee gezet. Volgens Kirchick is het einde van Europa nabij, al zwakt hij het al snel af tot 'het Europa zoals we dat tot nu toe kenden'. Kirchick schrijft: 'We staan op het punt getuige te zijn van het einde van Europa als een plek van vrede, stabiliteit, voorspoed, samenwerking, democratie en maatschappelijke harmonie. Het Europa van vandaag valt uit elkaar; het is steeds minder democratisch, stagneert economisch, wordt door extremisten van allerlei slag - van antiliberaal links tot autoritair rechts - bedreigd en daalt langzaam maar zeker af naar het eens ondenkbare pad dat naar oorlog leidt.'

Terwijl velen dachten - en Francis Fukuyama's Het einde van de geschiedenis en de laatste mens zette daarbij de toon - dat de liberale democratie voorgoed het pleit gewonnen had, zijn opeens allerlei geopolitieke spoken uit het verleden weer terug. Na Gorbatsjovs glasnost is er de terugkeer van een autoritair Rusland, Amerika lijkt weer op zichzelf te gaan terugplooien zoals dat het geval was voor WO II, en China slaat zijn vleugels weer uit na een moeilijke 20ste eeuw.

Tegelijk is ook de verdeeldheid binnen Europa terug. Terwijl de Europese naties zich sinds het verdrag van Rome vooral hadden gericht op wat hen bond, is de aandacht sinds de val van de Muur en het IJzeren Gordijn weer verschoven naar wat hen scheidt.

Volgens Kirchick valt Europa uit elkaar en kun je daarbij twee grote breuklijnen onderscheiden: een verticale as die tussen West- en Oost-Europa loopt en die gedefinieerd wordt door een verschillende houding tegenover Rusland en migratie, en een horizontale as tussen Noord en Zuid, tussen de budgettair voorzichtigen en de zogezegd spilzuchtigen.

Onder deze omstandigheden staan populisten overal in Europa op om munt te slaan uit de situatie. Hun succes valt makkelijk te verklaren: 'Ontmoedigd door het onvermogen van hun overheden om een waslijst aan problemen het hoofd te bieden, plaatsen Europeanen vraagtekens bij de legitimiteit en effectiviteit van de liberale democratie zelf. Zo wenden ze zich tot de roep van stokebranden die - hoe politiek verschillend ze op het oog ook zijn - allemaal zweren een tijdperk van voor de zondeval van Europese integratie in ere te herstellen. Toen was het leven eenvoudiger, goedkoper, veilig.'

De zwartepiet

Ook in De kloof bespeuren Europarlementsleden Ivo Belet en Esther de Lange een aantal groeiende - jawel - 'kloven' die het continent verdelen: van een generatie- en welvaartskloof, over de 'kloof tussen heel lokale levens en steeds globaler wordende markten', de kloof tussen het afschaffen van grenzen en de roep om bescherming anderzijds en meer.

Belet en De Lange ondervinden dagelijks aan den lijve dat Europa geen lippendienst wordt bewezen door nationale politici die Europa zowat de zwartepiet toespelen bij al wat er misloopt: 'Menig politicus heeft een januskop: men is Europeaan in Brussel, maar toont bij thuiskomst een heel ander gezicht. Door de passieve houding van de politieke leiding breiden crisissen zich uit als olievlekken en neemt de publieke onvrede toe. De burger voelt zich bedreigd en wil de controle over zijn bestaan terug. Dat uit zich in een steeds luidere roep om meer zelfbeschikking, waarbij het recht wordt opgeëist om eigen keuzes te maken en zelfstandig te beslissen. Die drang naar zelfbeschikking komt in de praktijk vaak tot uiting als 'we willen minder Europa.''

De vrees voor de globalisering vertaalt zich in een 'afkeer van hebzuchtige bankiers, van migranten die zouden profiteren van onze sociale zekerheid en van robots die banen in de industrie vernietigen'. De ideale voedingsgrond voor populisten die met zogezegd makkelijke oplossingen komen, maar 'grenzen sluiten, muren bouwen tegen migranten, het geld zoeken bij de rijken of stoppen met het afsluiten van handelsakkoorden helpen niet'. Belet en De Lange: 'Het is dé paradox van deze tijd: politici die zich afzetten tegen Brussel omdat ze zelf de controle terugwillen en precies daardoor het laatste greintje controle verliezen. Want de grote onderwerpen van deze tijd - veiligheid, migratie, een eerlijke economie - vragen om grensoverschrijdende oplossingen.'

Mea culpa

Belet en De Lange trekken expliciet ten strijde tegen het beladen van Europa met alle zonden: 'Dit boek is een daad van verzet. Wij willen niet meegaan in de stroom van pessimisme, wantrouwen en fatalisme als het om Europa gaat.' Volgens hen is er nog steeds meer te winnen bij een verenigd en krachtdadig Europa dan zonder.

Om een en ander te keren, is het zaak om de populisten hun munitie af te nemen en dat begint bij het slaan van een mea culpa, het onder ogen zien van wat er inderdaad niet goed loopt in Europa, wat de zwaktes zijn en wat beter kan. Zoals ze met een uitspraak van Schuman, een van de founding fathers van Europa, zeggen: 'Celui qui n'ose pas s'attaquer à ce qui est mauvais, sait mal défendre ce qui est beau'.

Komen dan aan bod: de te snelle uitbreiding van de EU om strategische of economische redenen, de zin en onzin van de Europese parlementszetel in Straatsburg waardoor alle parlementsleden elke maand weer met heel hun hebben en houden dienen te verhuizen, het systeem van de lobbyisten die de indruk wekken dat Europa enkel luistert naar de multinationals en het grote geld, er is de schade die het Europees project wordt toegebracht door een Manuel Barroso of een Neelie Kroes die hun hoge functies als een soort draaideur naar datzelfde grote geld gebruiken.

Ook het bricoleermodel van de Unie is een punt van kritiek. Jarenlang werden de lijnen van Europa niet uitgezet volgens één bepaalde grote visie, maar volgens het principe van de loodgieter: lekt er iets, dan zullen we het wel fiksen. Belet en De Lange: 'De stapsgewijze aanpak van Schuman had een soort sneeuwbaleffect: als je samenwerkt op het gebied van bijvoorbeeld staal en landbouw, dan biedt één markt grote voordelen. Als je één markt hebt, is het wel handig dat niet alleen producten, maar ook diensten, mensen en kapitaal vrij kunnen bewegen op die markt. Daarbij biedt een gemeenschappelijke munt dan weer voordelen. Bij een munt hoort echter ook een economisch beleid en daarvoor moeten landen hun politiek op elkaar afstemmen.'

Dit gebrek aan visie wordt des te nijpender wanneer andere grootmachten ze wél hebben. In China bijvoorbeeld is er één partij, die ver vooruit kan plannen. Hier reikt de horizon amper tot aan de volgende verkiezingen.

De toekomst

De conclusies die Kirchick en Belet en De Lange trekken zijn nagenoeg dezelfde. In Kirchicks woorden: 'De dringendste problemen van Europa kunnen alleen collectief worden opgelost. Een beter geïntegreerd en gecoördineerd monetair en begrotingsbeleid zal voorkomen dat de eurozone nogmaals in een crisis belandt. Een gemeenschappelijke buitengrens en een asielbeleid voor het hele continent zullen een bepaalde orde aanbrengen in de stroom migranten, wier aanwezigheid de verdragen van Schengen uit elkaar laat vallen, de steun voor populistische partijen in de hand werkt en het bestaan van de unie zelf in gevaar brengt. Een samenhangend en stevig buitenlandbeleid, samen met meer en vrijere handel met de voormalige koloniën in Afrika en het Midden-Oosten, zullen de economische en sociale omstandigheden in de gedesintegreerde staten langs de periferie van Europa verlichten, waar de vluchtelingenstromen vandaan komen.'

Het grote verschil tussen de twee boeken is dat Kirchicks focus bij dat alles op Amerika ligt en met name op de belangen die Amerika heeft bij een liberaal, vrij en democratisch Europa: 'Een continent dat bestaat uit vreedzame, economisch welvarende democratieën - herbouwd met behulp van het Marshallplan en beschermd door het Amerikaanse leger - is het grootste geschenk van Amerika aan de wereld. We zouden een dwaasheid begaan als we ons dat zouden laten ontglippen.'

Want: 'Als de waarden van Amerika en Europa de toekomst niet blijven vormgeven, zoals het nog het geval was in het recente verleden, dan zullen de waarden van autoritaire machten als Rusland het wel doen.'

Belet en De Lange komen tot dezelfde conclusies vanuit de eigen Europese belangen. Ook zij weten dat het weleens donkere tijden zouden kunnen worden voor Europa, als er geen lering wordt getrokken uit het verleden en tegelijkertijd krachtdadig gekozen wordt voor de vlucht vooruit. Zij geloven - wellicht terecht - dat een verenigd en verbeterd Europa ongeveer de enige kandidaat is om een antwoord te formuleren op de problemen waar we voor staan.

Onze hoop in bange dagen dus. Beide boeken weten die urgentie heel goed over te brengen, zij het elk met hun eigen stijl. Kirchick door bangmakerij en Belet en De Lange met een positieve boodschap. U kiest zelf maar welke aanpak u het beste ligt.