Direct naar artikelinhoud

Vaste benoemingen blijven de norm bij het spoor

Statutaire benoemingen zijn nog altijd de norm bij het spoor. Van de bijna 2.000 aanwervingen dit jaar gebeurde 10 procent contractueel. Dat blijkt uit cijfers van minister François Bellot (MR).

De regering-Michel sprak deze zomer af om de vaste benoemingen bij ambtenaren af te bouwen. Dat geldt ook voor de werknemers van de spoorwegen. De modernisering moet het spoor voorbereiden op de liberalisering van de markt in 2023. Vanaf dan heeft de NMBS geen automatisch monopolie meer op het treinvervoer. Wil ze de concurrentie overleven, dan moet alles moderner.

Tot nu toe waren contractuele aanwervingen er al mogelijk, maar ze maakten er amper gebruik van. Jongelui die vandaag worden aangeworven, mogen nog op hun 55ste met pensioen, als ze minstens 30 jaar hebben gewerkt. Ze krijgen een hoger pensioen dan anderen, kunnen makkelijker doorgroeien en moeilijker worden ontslagen.

Hoe staat het intussen met de plannen? Nog niet ver, blijkt. "Ter voorbereiding van de concrete maatregelen heb ik de bedrijven gevraagd een vergelijking te maken tussen de kostprijs van een statutaire en contractuele aanwerving", antwoordt minister van Mobiliteit François Bellot (MR) op een parlementaire vraag van N-VA-Kamerlid Inez De Coninck.

HR Rail, de personeelsdienst van de spoorwegen, bevestigt dat de maatregelen nog niet zijn doorgevoerd. "Statutaire aanwervingen zijn nog de norm", zegt woordvoerster Kim Buggenhout. Van de 1.897 personeelsleden die dit jaar bij het spoor werden aangenomen, waren er slechts 202 op basis van een arbeidscontract.

Kan niet, vindt coalitiepartner N-VA. De Coninck: "Wij hebben de indruk dat minister Bellot de modernisering probeert te begraven. De afspraak deze zomer was duidelijk: het akkoord moet worden toegepast. Maar de minister lijkt niet echt gehaast." N-VA dringt erop aan dat de modernisering snel wordt doorgevoerd.

Pensioen

Het afschaffen van de vaste benoemingen is niet de enige ambtenarenhervorming die op zich laat wachten. Zo blijft de pensioenleeftijd voor het treinpersoneel en de militairen voorlopig behouden op 55 en 56 jaar. De afbouw van de gunstregimes gaat dan toch niet in vanaf volgend jaar, zo blijkt uit de beleidsnota van minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) waarover De Tijd gisteren berichtte.

De regering had afgesproken dat de leeftijdsvoorwaarde volgend jaar naar 57 jaar zou stijgen. De daaropvolgende jaren zou daar telkens een half jaar bijkomen. Maar die verhoging gaat voorlopig niet door. De gesprekken tussen de regering en de overheidsbonden over de invulling van de zware beroepen is immers nog aan de gang.

Door te wachten met de verstrenging hoopt Bacquelaine goodwill te creëren bij de bonden. Pas als de lijst met zware beroepen definitief is, treedt de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd in werking. Dat zou begin 2019 zijn.