Direct naar artikelinhoud

Kippenvel toen het aquarelletje van de Führer bleek

Nee, geld wilde de eigenares er niet voor, ze wilde van dat beladen kunstwerkje af en daarom gaf ze het weg. Alleen restte de vraag: was het echt? Reconstructie van een speurtocht.

Gespannen is Gertjan Dikken eigenlijk nooit als hij mensen ontvangt die een schenking willen doen. Maar op deze dag in maart, nu hij de vrouw met die plastic tas naar boven begeleidde, was dat anders.

Hij voerde haar de statige kamer van de directeur binnen, waar Dikken wel vaker spreekt met mensen die documenten uit de Tweede Wereldoorlog willen overdragen aan het NIOD, het Nederlands instituut voor oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies.

De vrouw haalde een pakket uit de plastic tas. Ze verwijderde het krantenpapier en legde een fletse aquarel voor zich neer in een donkerbruine lijst. Repen plakband hielden het hout bij elkaar. Haar vader had het ooit voor 75 cent gekocht. De vrouw had het werk al aan twee veilinghuizen aangeboden, maar die waren niet bereid het te verkopen. Daarom was ze nu hier.

Dikken vroeg of ze wel wist dat er de afgelopen jaren op veilingen in het buitenland tienduizenden euro's voor vergelijkbare kunstwerken waren betaald. Ja, dat wist ze, maar het maakte haar niet uit. Ze hoefde er geen geld voor, ze wilde ervan af.

Dikken bekeek het kunstwerk: een meesterwerk was het niet. Dit was een vrij saai stadsgezicht waar weinig leven in zat. En toch kreeg hij kippenvel. Want dit was niet zomaar een schenking. Rechtsonder in een hoekje stond de naam van de kunstenaar: A. Hitler.

Detectivewerk

Vrij snel waren ze het er bij het NIOD over eens: ze konden zo'n aquarel - voor zover ze wisten het enige werk van Hitler in Nederland - er prima bij hebben. Alleen: was het echt?

Twee zegels op de achterkant van de lijst - daarmee begon het detectivewerk bij het NIOD. Het eerste zegel was een blauwe ovaal waar in witte letters een naam in stond: S. Morgenstern. Daaronder stond dat hij lijstenmaker was aan de 'Liechtensteinstr. 4' te Wenen. Een telefoonnummer vermeldde het zegel ook: 15066.

Dikken zocht op internet en leerde al snel dat een straatarme Hitler tussen 1908 en 1913 in Wenen had gewoond, waar hij zijn geld verdiende door ansichtkaarten na te schilderen. De jonge Adolf - hij was toen een jaar of 20 - verkocht zijn werk onder anderen aan de joodse lijstenmaker Samuel Morgenstern. Dit zegel, concludeerde Dikken, duidt niet op een vervalsing.

Het tweede zegel was wit, vierkant en rafelig. Er prijkte een stempel op. 'Exekutionsgericht Wien'stond in dikke kapitalen rondom een adelaar met een kroontje. De aquarel was blijkbaar ooit in beslag genomen door justitie.

Dat stempel was in gebruik tussen 1919 en 1934, zo ontdekten ze bij twee Oostenrijkse rechtshistorici. En dus moest deze aquarel ergens in die periode in beslag genomen zijn. Dat was ook een goed teken. Veel valse Hitlers stamden van na 1935, wisten ze. Niets wees erop dat de aquarel niet echt zou zijn.

Dikken bladerde door het boek dat hij uit de bibliotheek van het NIOD had laten komen: Adolf Hitler als Mahler und Zeichner. Het was samengesteld door de Texaanse multimiljonair Billy F. Price. Deze catalogus uit 1983 bevatte meer dan 800 olieverfschilderijen, aquarellen, tekeningen en architectuurschetsen - allemaal vervaardigd door de Führer, de meeste momenteel in bezit van privéverzamelaars.

Dat aquarelletje van de Neuthor in Wenen, dacht Dikken, zou er ook wel instaan. Op pagina 15 van het boek van Price kwam hij het zegel van Morgenstern al tegen, precies zoals dat ook op 'hun' aquarel zat.

Na tientallen pagina's zag Dikken plots dezelfde toren. 'Alt Wien Neuthor' stond eronder. Gemaakt tussen 1910 en 1912. Aquarel. Andere stijl, zelfde schaduwen.

Maar hoe goed hij ook zocht, een andere prent van deze toren kon hij niet vinden in dit boek van Price. Als de aquarel in de kluis van het NIOD dus echt door de Führer was gemaakt, was het nog onbekend.

Hitler op zijn rug

Daar fietste Gertjan Dikken dan, dwars door Amsterdam met een Hitler in de koerierstas op zijn rug, naar het Ateliergebouw van de afdeling conservering en restauratie van de Universiteit van Amsterdam.

Papierrestaurator Bas van Velzen had hem uitgenodigd om de aquarel aan een groep studenten voor te leggen. Ze legden het onder een uv-lamp en concludeerden dat het papier geen optische witmakers bevatte. Was dat wel het geval geweest, dan moest het papier van na 1942 zijn. Ze zoomden met een microscoop zo ver in op de handtekening dat ze konden zien dat die met een penseel was gezet. Ze plukten een snipper karton van de achterzijde en zagen korte vezels van katoen en hennep, wat wijst op ouderdom.

Na afloop van het college stapte Dikken op de fiets, het kunstwerk weer op zijn rug. Zowel Bas van Velzen als het hoofd van de afdeling papierrestauratie van het Rijksmuseum zag geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit van het werk, al kon er nog meer onderzocht worden.

Maar nu niet. Nu moest Dikken doortrappen. Het liep immers tegen halfzes. Nog even en het gebouw van het NIOD zou sluiten. En om Hitler nu mee naar huis te nemen? Nee, dat vond hij toch niet zo'n prettig idee.