Direct naar artikelinhoud

Zweedse wol, van schaap tot schap

In ons bord willen we geen overbeviste vis en onze entrecote komt het liefst van gelukkige koeien. Maar stellen we ons dan beter ook vragen bij de aanschaf van een wollen trui? Yes, als het aan Zweedse, klinkende namen als Fjällräven en Alexander Stutterheim ligt.

Mag na bont ook wol niet meer?', zo kopte een artikel in De Morgen eind september. Dierenrechtenorganisaties PETA en GAIA hekelden het industriële scheerproces van schapen dat zij wegzetten als 'pure wreedheid'. "Omdat we niet weten welke producenten het wel op een diervriendelijke manier winnen, raden we aan het zekere voor het onzekere te nemen en wol gewoon niet te dragen", zei GAIA-directrice Ann De Greef. Maar niet alleen het scheerproces is een potentiële hel voor schapen wereldwijd. In Australië passen heel wat boeren 'mulesing' toe op hun beesten. Bij die praktijk wordt de huid op het achterwerk van een schaap - meestal zonder verdoving - weggesneden. Dat achterwerk kan namelijk urine en ontlasting bevatten die bromvliegen aantrekken. Die vliegen leggen eitjes in de huidplooien en de larven die daaruit groeien, vreten zich een weg door het schaap. Gelukkig komt die specifieke bromvlieg enkel in Australië voor. Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika hoeven deze pijnlijke praktijk dus niet toe te passen. Maar feit blijft dat Australië ongeveer 80 procent van alle merinoswol produceert die gebruikt wordt voor de productie van textiel.

"Een derde probleem is de ecologische voetafdruk van een schaap", vertelt Christiane Dolva, sustainability manager van het Zweedse outdoormerk Fjällräven. "Kuddes staan vaak op een te kleine oppervlakte en grazen zo de graslanden kapot, wat verwoestijning in de hand werkt. Dat betekent ook dat de schapen bijgevoederd moeten worden met granen. Dat willen we aanpakken via 'holistisch management' waarbij de kuddes sneller verplaatst worden. Een duurzaam proces dat de ondergrond ten goede komt."

Terug naar de bron

Dolva zegt duidelijk 'willen', want gigantisch veel invloed hebben wol- en modemerken niet op de producenten. Ze kunnen hooguit een certificaat eisen waarop staat dat de schapen een deftig leven hebben geleid en geen mulesing hebben ondergaan. "Traceerbaarheid van grondstoffen is eigenlijk het grootste probleem. Je moet als merk al naar de bron - de schapenboer in dit geval - kunnen om te zien of alles er wel aan toegaat zoals jij het wilt. Alleen zo kun je je eigen dierenwelzijnscriteria opleggen. Maar wie is die boer precies? Dat is vaak een moeilijk te ontrafelen kluwen. Met dons is het ons alleszins gelukt. Force-feeding en levend plukken waren voor ons een gigantische bezorgdheid. En na een aantal jaar hard labeur zijn we tot aan de bron van het productieproces geraakt. Vroeger gebruikten we dons van verschillende producenten, nu nog van eentje. Dat was voor ons niet de goedkoopste optie, maar als outdoormerk promoten we de outdoors. En daar moeten volgende generaties ook nog van kunnen genieten. Eigenlijk denken we bij elke belangrijke beslissing na over de impact op de natuur en op de samenleving. We zijn ons er terdege van bewust dat wij als merk natuurlijke rijkdommen ontginnen, maar we proberen dat op een zo duurzaam mogelijke manier te doen. Wij zijn nog lang geen ecokampioenen, maar we streven daar wel naar."

Nieuw schapenras

Wat Fjällräven met dons deed - zich ervan verzekeren dat het productieproces dierenleedvrij is - probeert het nu ook met wol te doen. Al is dat een werk van gigantisch lange adem. Omdat je ergens moet beginnen, keerden de Zweden terug naar hun roots. In de buurt van Åre, het grootste skigebied van het land, ging Fjällräven een samenwerking aan met de boerderij Brattlandsgården, waar boerin Natasha Skott een kudde schapen holistisch beheert.

De eerste twee scheerbeurten resulteerden in een minicollectie van 120 Made in Sweden-truien die vanaf eind deze week verkocht zal worden. "De Zweedse wolindustrie was er eigenlijk niet al te best aan toe", vertelt Skott. "In dit land worden schapen vooral gekweekt voor hun vlees. Hun wol is hard en stijf, ongeschikt voor kledij. Het resultaat: ongeveer 80 procent van de wol wordt simpelweg weggegooid. Niet erg ecologisch dus. Onze schapen zijn speciaal: het is een kruising tussen een traditioneel Zweeds schaap en een merinosschaap. Dit nieuwe ras heet Jämtlandsfår en levert fantastische wol én vlees. Nu wordt er dus niets weggegooid. Een win-winsituatie: we zetten de Zweedse wolindustrie opnieuw op de kaart en zetten een standaard voor dierenwelzijn."

Voor Fjällräven is dit een proefproject met een minuscule collectie als eindresultaat (en het begin van een nieuwe filosofie), maar het typeert de Zweedse drift naar duurzaamheid. Zweedse modemerken zien het als een competitief voordeel, waarmee ze maar al te graag uitpakken.

Dat doet ook John Sterner, het nieuwe knitwearlabel van regenjassengoeroe Alexander Stutterheim. Hij keerde zijn eigen merk Stutterheim twee jaar geleden tijdelijk de rug toe om op het Zweedse eiland Öland een schapenboerderij uit de grond te stampen.

Sheep-to-shelf

"In 2010 heb ik Stutterheim opgericht met de moderne versie van een klassieke vissersregenjas als speerpunt van de collectie", vertelt Stutterheim me onderweg naar zijn boetiek in de hippe wijk Södermalm in Stockholm, waar hij net een John Sterner-store-in-store heeft geopend.

"Mijn eerste creatie bleek een ongelooflijk succes (Jay-Z en Kanye West werden al snel gespot in een Stutterheim, red.) en het bedrijf groeide razendsnel. Te snel voor mij. Op den duur herkende ik mijn eigen merk niet meer. Ik stopte als creatief directeur, verhuisde naar Öland en begon een schapenboerderij. En zo is John Sterner ontstaan. John Sterner is de naam van mijn opa, wiens regenjas de inspiratie vormde voor de allereerste Stutterheim. Eigenlijk had dit geen apart merk mogen worden, want er zijn al zo veel merken in de wereld, maar het valt ook niet perfect onder Stutterheim, dat melancholie hoog in het vaandel draagt."

Stutterheim benadrukt: "John Sterner staat voor ecologie, duurzaamheid en sociale verantwoordelijkheid. Weet je dat vluchtelingen die hier in Zweden aankomen, vastzitten in kampen? Dat ze depressief zijn en zich gefrustreerd voelen omdat ze geen kant op kunnen? Om daar iets aan te doen, heb ik twee teams van vrouwelijke vluchtelingen ingeschakeld om mijn sjaals te breien."

Net zoals farm-to-table een sociale beweging is, zo wil ook John Sterners farm-to-closet (of sheep-to-shelf) een verschil maken in de manier waarop er met mode omgegaan wordt. "John Sterner is het tegengif voor de wegwerpcultuur in de kledingindustrie. Die industrie heeft een verantwoordelijkheid om beter om te gaan met de grondstoffen die nodig zijn om een kledingstuk te maken. Onze klanten kunnen een John Sterner zien als een investering, in kwaliteit en finesse, maar ook in dierenwelzijn. Dit gaat om slow fashion, met kledingstukken die van generatie op generatie doorgegeven kunnen worden en toch altijd tijdloos zullen aanvoelen. Swedish Knitology met andere woorden."

Fjällräven en John Sterner zijn niet de enige twee Zweedse (wol)merken die naar duurzaamheid streven. Het merk Woolpower, uit Östersund, haalde tot 2008 zijn wol nog uit Australië, maar omdat dit land niet kan garanderen dat de wol mulesing-free is, shopt Woolpower alleen nog in Argentinië en Uruguay waar de vervloekte bromvlieg niet voorkomt. Het koopt bovendien zijn ruwe materialen direct bij de producent om de bevoorradingsketen zo kort mogelijk te houden.

Ook buiten Zweden vechten wolmerken voor een betere wereld. Het Britse merk Finisterre kweekt zijn eigen schapen - de bijna uitgestorven Bowmont-merinosschapen - voor de productie van de kledinglijnen. "Na twee jaar van intensieve research kwamen we terecht bij Lesley Prior, de hoedster van de laatste 28 Bowmont-merinosschapen ter wereld", zo klinkt het bij Finisterre. "Die schapen produceren heel fijne wol en weten het Britse weer te overleven. Ze waren meteen het antwoord op onze zoektocht, en in ruil konden wij de toekomst van dit ras verzekeren. Negen jaar na ons eerste contact met Lesley bestaat onze kudde uit 300 schapen, die elk jaar ongeveer 700 kilogram aan vezels produceren. We zijn niet alleen trots op het succesverhaal van het ras, maar ook op de 100 procent Britse bevoorradingsketen die we op poten hebben gezet."

Ideale wolwereld

In de tussentijd, op weg naar de ideale wolwereld, zet Fjällräven ook nog in op 'Re-Wool', gerecycleerde wol waarmee grotere collecties sweaters gemaakt worden. "Eerder brachten we Re-Kånken al uit, een gerecycleerde versie van ons iconisch rugzakje Kånken, gemaakt van plastic flessen. En nu hebben we ook Re-Wool, gerecycleerde wol die ergens in Italië verzameld werd. Dat is nog een andere manier om over materialen na te denken. Haast ieder productieproces leidt tot een bepaalde vorm van afval en met dat afval kun je dan weer aan de slag."