Direct naar artikelinhoud

De gelukkigste man ter wereld

Een scanner heeft het bewezen: objectief gezien is de Fransman Matthieu Ricard (69) 'de gelukkigste man ter wereld'. De voormalige biochemicus is vandaag boeddhist en rechterhand van de dalai lama. 'Vijfjarigen dagelijks laten mediteren levert 30 procent meer sociaal gedrag op.'

Hij noemt zichzelf een atheïst. Maar Matthieu Ricard is vooral een boeddhist die Nobelprijs-waardig wetenschappelijk onderzoek de rug toekeerde om in Tibet te mediteren. Ricard lijkt in niets op de zweverige monnik die je zou vermoeden mocht je enkel op zijn plunje afgaan. Uiterst scherp en vooral: een lolbroek.

Geconfronteerd met de namen van 'opperatheïsten' zoals Richard Dawkins, de Britse evolutiebioloog, reageert hij gespeeld getormenteerd. "Moeten we het over hén hebben?"

Ricard reist zoals zij de wereld rond om, onder andere op het Wereld Economisch Forum in Davos en in TED-Talks, zijn visie op wat nodig is voor een welvarende toekomst uit de doeken te doen. "Maar de 'nieuwe atheïsten' (een invloedrijke vernieuwingsbeweging die vanaf 2004 op gang kwam, BDB) zijn zo heftig", zegt hij.

Gaan de heren met elkaar in debat, dan gaat het er vaak heftig aan toe. "Met Dawkins ging ik op Berkeley in debat, maar hij wilde het per se hebben over het feit dat God niet bestaat. De spanning tussen ons loopt vaak op." (lacht)

Omdat zij het atheïsme verspreiden en u een boeddhist bent?

"Ik ben ook een atheïst. Het boeddhisme gelooft niet in een scheppende god, dat is een misverstand. We willen geen dogma's opleggen. De dalai lama adviseert om nooit zomaar iets aan te nemen. Dat is zo ongeveer het omgekeerde van de klassieke religie. Net daarom is er nooit een conflict geweest tussen de wetenschapper en de boeddhist in mij.

"Voor mij is wetenschap een rigoureuze manier van kijken naar de realiteit. Toen ik nog aan het Institut Pasteur werkte, ontdekte ik boeddhistische teksten uit de zesde eeuw, waarin vragen worden gesteld die de wetenschap nu nog altijd bezighouden: 'Wat is het bewustzijn?' 'Als je naar een object kijkt, zie je dan eerst de details of het geheel?' Ik voelde meteen aan dat ik mijn zin voor analyse en wetenschappelijke precisie niet zou moeten opgeven in het boeddhisme."

Maar waarom ruilde u als een van de meest beloftevolle biochemici van uw generatie het onderzoek in voor mediteren in de Himalaya?

"Dat is de vraag die mijn vader toen ook stelde (de toonaangevende filosoof Jean-François Revel, BDB) Hij was in shock toen ik na mijn promotie in 1972 vertrok. Als biochemicus onderzocht ik celdeling en bracht ik chromosomen in kaart. Ik was beloftevol. Maar op mijn 26ste leek ontdekken waarom we lijden en wat we ertegen kunnen doen me interessanter dan de regulatie van een gen. Iedereen wil minder lijden en meer vervulling. Wie dat onderzoekt, is bezig met iets universeels.

"Het was niet dat ik de wetenschap niet meer bevredigend vond. Maar het boeddhisme, de wetenschap die de oorsprong van lijden en geluk onderzoekt, leek me nog veel bevredigender. Het biedt antwoorden op de vraag hoe je goed kunt leven en geluk kunt nastreven. Die vond ik niet in mijn laboratorium. Ik heb enkele jaren bij Tibetaanse leermeesters doorgebracht en dat heeft me een innerlijke zekerheid gegeven die niemand me nog kan afnemen."

Atheïsten geven kritiek op het boeddhisme omdat het voor onwetenschappelijke ideeën zoals reïncarnatie staat.

"Wat voor ons, in tegenstelling tot voor de drie grote religies, geen probleem is, is onze verhalen aanpassen. Over de oude boeddhistische kosmologie, verhalen die toen in India werden geloofd, heeft de dalai lama gezegd: 'We weten nu dat dat bullshit is.' Ik kan me moeilijk voorstellen dat de paus dat zegt over het scheppingsverhaal. (lacht)

"Culturele mythes van vroeger interesseren ons niet, wel het onderzoek naar de aard van de werkelijkheid. De boeddhisten beschreven al vele eeuwen voor de oude Grieken hoe atomen in mekaar zitten. Vandaag werken we samen met wetenschappers, zoals in het Mind & Life Institute dat monniken en Nobelprijswinnaars samenbrengt. Daar discussiëren we over het bewustzijn, een groot mysterie."

De nieuwe atheïsten bekampen religie vooral omdat ze tot zo veel bloedvergieten leidt.

"Ze hebben in de grond gelijk. Hun enige fout is dat ze religie als geheel weggooien. De helft van de mensheid is religieus, en religie gaat ook al zeer lang mee. Ze moet een functie hebben, en veel concepten in godsdienst inspireren mensen tot het goede, tot liefdadigheid bijvoorbeeld.

"Maar het klopt wel dat onderzoek duidelijk laat zien dat de mens religie niet nodig heeft om goed te doen. Moraliteit, medelijden en altruïsme zijn veel eerder in de evolutie ontstaan. Vanuit zelfzuchtig perspectief is de beste optie je dode broer opeten en er een heerlijk maal voor je vrienden van maken. Toch zijn mensen hun naasten gaan begraven. Hoe dat komt, weten we niet precies, maar de mens heeft ook de neiging goed te doen.

"Religies hebben zich daarop geënt. Ze radicaal verwerpen als een slechte en te mijden uitvinding is in feite niet heel wetenschappelijk. De atheïsten hebben gelijk dat ze religies aanvallen wanneer die claimen dat enkel zij de mens tot het goede aanzetten. Wie dat beweert, negeert het onderzoek én twee miljard ongelovigen op aarde. Stellen dat religies enkel verderf brengen is echter eveneens de waarheid geweld aandoen. Alle ideologieën die tot het extreme worden gepusht, kunnen onheil veroorzaken. Ook het marxisme, bijvoorbeeld."

En het boeddhisme?

"Er zijn een paar uitzonderingen van barbarij geweest door monniken in Birma. De dalai lama heeft dat meteen veroordeeld. Ik vind dat alle imams dat ook meteen moeten doen na een islamistische aanslag, en daders en hun sympathisanten uit de islam zetten. In die zin snap ik de kritiek op religie. Obscurantisme is onaanvaardbaar. Toch moeten we niet zozeer naar de religie, maar naar de motivatie van mensen kijken. Is die altruïstisch of egoïstisch? Gewelddadig of pacifistisch?

"In de meeste religies vind je beide aspecten. Het is een keuze, die ervoor zou moeten zorgen dat je aangeboren zin voor altruïsme groter wordt. Wie er iets anders mee doet, heeft de essentie ervan niet begrepen."

Onderzoek door een scanner bombardeerde u ooit tot de gelukkigste man ter wereld. Hoe bent u daarin geslaagd?

"Het woord 'spiritualiteit' moeten we misschien vervangen door 'wetenschap van de geest', want het is veel minder wollig dan mensen denken. Vijftien minuten per dag je geest trainen maakt je gelukkiger en gezonder. Dat weten boeddhisten al eeuwen, vandaag is het bewezen. Ik heb de bijnaam 'Mister Happy' gekregen omdat ik uren en uren heb gemediteerd en ook vele uren mediterend in hersenscanners heb doorgebracht (ook bij Steven Laureys in Luik, zie kader).

"Eenvoudig gesteld kun je zeggen dat mijn hersensignalen op een gevoel van innerlijk geluk wijzen dat ver buiten de curve van de normale metingen piekt. Vandaar mijn bijnaam. De laatste vijftien jaar zijn daar honderden papers over gepubliceerd. De hersenen zijn plastisch. Als je iets veel doet, dan verandert de structuur. Met meditatie is dat zeer duidelijk. Het is niets vaags of mysterieus. Meditatie heeft een zeer heilzame invloed op je immuunsysteem, sociaal gedrag en geluksgevoel.

"Onderzoeker Richard Davidson heeft met zijn Center For Investigating Healthy Minds een kindness curriculum in scholen geïntroduceerd, en die tonen dat ook bij vijfjarigen dagelijkse meditatie 30 procent meer sociaal gedrag oplevert. Er is minder agressie en discriminatie. We zijn heel trots op die ontdekkingen, en ik hoop dat dit overal in scholen wordt ingevoerd of zelfs een Millenniumdoelstelling wordt."

Zonder boeddhistische connotatie?

"Absoluut. Wanneer ik tegen ouders zeg dat de geest trainen goed is voor hun kind, dan zien ze een monnik en gaan ze niet luisteren. Wanneer neuroloog Davidson hen de gepubliceerde bewijzen laat zien, dan gaan ze dat wel doen. Daarom ben ik zo blij met de samenwerking tussen boeddhisten en wetenschappers. We hebben hen nodig om de waarde van onze praktijk te bewijzen. Iedereen kan er iets aan hebben; je hoeft geen boeddhist te worden."

De samenwerking tussen boeddhisme en wetenschap heeft zelfs een methode gevonden om burn-outs te voorkomen?

"Die resultaten zijn zeer straf, zoals ik in mijn boek Altruïsme beschrijf. Met neurologe Tania Singer hebben we ontdekt dat er in de hersenen een verschil is tussen empathie en altruïsme voelen. Empathie, de capaciteit om de gevoelens van anderen aan te voelen, is cruciaal in sociale interactie. Maar wie zich daarin traint en té sterk opgaat in de emoties van anderen, beleeft de negatieve gevoelens mee. In de zorgsector is dat een typisch fenomeen, waardoor meer dan de helft van het personeel met een burn-out kampt.

"Maar wanneer je een groep mensen via meditatie traint in compassie en altruïsme, de intentie om anderen geluk toe te wensen, dan gebeurt in de hersenen het omgekeerde. Met die houding tegenover iemands lijden staan, geeft positieve effecten in de hersenen en dus op onszelf. Door je te concentreren op de gedachte dat je om de ander geeft en wil dat hij of zij niet lijdt en de bron van geluk vindt, ga je je zelf beter voelen. Dat klinkt misschien zweverig, maar ook hiervoor zijn er harde neurologische bewijzen. Die ontdekking is heel belangrijk."

Hebt u de wetenschap eigenlijk niet gemist?

"Omdat ik als monnik geen krant, tv of radio had, heb ik het 25 jaar niet gevolgd. Nu ik met wetenschappers samenwerk voor het onderzoek naar de effecten van meditatie, keer ik terug naar die wereld. Toen ik het Institut Pasteur verliet, had ik nooit kunnen denken dat ik jaren later samen met neurologen in vakbladen zou publiceren over meditatie en empathie. Die samenwerking tussen boeddhisme en wetenschap is fantastisch.

"Zonder mijn 'brugfunctie' tussen die religie en de wetenschap hadden we die ontdekkingen niet gedaan. Ik wil niet, zoals Dawkins, per se bewijzen dat God niet bestaat. Ik wil bewijzen dat altruïsme en het trainen van de geest ons welbevinden verhogen. En dat heb ik samen met andere wetenschappers gedaan. Dus ik heb zeker niet het gevoel dat ik veel heb gemist. Na 25 jaar ben ik eens teruggekeerd naar het Institut Pasteur. Een voormalige collega was nog altijd bezig met de regulatie van datzelfde gen. Hij liet verstaan dat hij mijn keuze ondertussen wel begrijpt."

Heeft uw vader, met wie u in het boek De monnik en de filosoof de discussie voert over de keuze tussen geloof en wetenschap, ooit uw keuze begrepen?

"Toen een uitgever me eind jaren 90 voorstelde om een discussie tussen ons over de westerse versus de oosterse filosofie in een boek te gieten, dacht ik dat mijn vader nooit akkoord zou gaan. Hij was een typische Franse intellectueel en atheïstische filosoof, die nooit repte over zijn zoon de boeddhist. Maar hij kwam naar Nepal en we hadden lange gesprekken over de aard van het bestaan, die ons dichter bij elkaar brachten. We zijn het niet eens geworden over alles, maar hij concludeerde dat het boeddhisme ons het best kan doen inzien hoe we een goed en gelukkig leven kunnen leiden."

Morgen deel 3
Sam Harris over ons gebrek aan empathie