Direct naar artikelinhoud

Italië en Spanje stelen de show

Italië, winnaar van het WK van 2006, en Spanje (2010) speelden zondag de beste wedstrijd van het toernooi tot nu toe. Het publiek werd getrakteerd op fijnzinnige steekpassjes en af en toe een ordinaire beuk.

Aanvoerder Buffon van Italië had het voor de topconfrontatie tegen Spanje al gezegd: "Euro 2012 is dé kans om de fans te tonen dat ze nog steeds trots op ons kunnen zijn." In Gdansk, waar de wereldkampioenen van 2006 (Italië) en 2010 (Spanje) zondag de beste wedstrijd van het EK tot nu toe speelden, kregen die woorden een passend vervolg.

In een poging het omkoopschandaal in de eigen competitie voor even met goed voetbal naar de achtergrond te dringen, speelde de ploeg van coach Prandelli een wedstrijd die naar meer smaakte. Het eindigde uiteindelijk in 1-1, terwijl beide teams riante kansen op de overwinning onbenut lieten.

Met het eindresultaat zullen ze goed kunnen leven in de wetenschap dat in de wedstrijden tegen Kroatië en Ierland de punten moeten worden opgehaald. Als regerend kampioen speelde die gedachte nadrukkelijk mee bij Spanje, dat in Polen en Oekraïne de derde opeenvolgende toernooizege wil behalen. Coach Del Bosque doet er alles aan zijn spelers hongerig te houden naar succes en ze tot nederigheid te dwingen.

Prandelli ging al met een mentaal gewonde ploeg aan de slag, nadat het WK van 2010 in Zuid-Afrika op een drama uitliep onder Marcello Lippi. Op de dag dat hij zijn selectie bekend zou maken, deed de politie in het trainingskamp in Coverciano een inval in verband met het onderzoek naar matchfixing. Het was gedaan met de rust.

Spanje zonder spits

Direct werd in herinnering gebracht dat Italië zowel in 1982 als in 2006 het WK won, nadat in de Serie A een omvangrijk omkoopschandaal aan het licht was gekomen. Of deze Squadra Azzurra ertoe in staat is het EK te winnen, daarvoor is het nu nog veel te vroeg. En daarvoor is de concurrentie te groot. Te beginnen met Spanje.

Coach Del Bosque verraste de vaste volgers van de nationale ploeg door zijn elftal zonder echte spits te laten opereren. Een week lang was het de vraag geweest of Fernando Torres of Alvaro Negredo de voorkeur zou krijgen in de punt van de aanval. Fernando Llorente werd nog geen serieuze kans toegedicht. Uiteindelijk koos Del Bosque voor Fabregas, al was hij vooral de meest vooruitgeschoven middenvelder.

Italië bracht daar een elftal tegenover dat met liefst zes spelers van landskampioen Juventus (Buffon, Chiellini, Marchisio, Giaccherini, Bonucci en Pirlo) een ingespeelde indruk maakte. Cassano en Balotelli vormden zoals verwacht het spitsenduo. Vooral Cassano was dwingend aanwezig. Brutaal, uitdagend, onberekenbaar. En soms idioot, zoals op het moment dat hij Casillas pootje haakte en ontsnapte aan geel.

Bij Balotelli, het enfant terrible van Manchester City dat nóg vaker ontspoort, weet je het nooit. In Gdansk wisselde hij een paar goede momenten met een hele trits zwakke af. Voor rust had hij een strafschop horen te krijgen, maar dat was niet het moment dat het meeste zou beklijven. Dat was een actie in de 54ste minuut, waarbij hij zowel zijn kracht als zijn onvolwassenheid toonde. Eerst ontfutselde hij Ramos de bal handig bij de zijlijn, om daarna vrij door te lopen op het doel van Casillas. Hij had kunnen afgeven naar Cassano. Hij had zelf kunnen schieten. Maar Balotelli begon na te denken over wat er zoal mogelijk was. Nog voordat hij het antwoord had bedacht, was Ramos alweer terug om de bal van zijn voet te plukken. Weg kans en, even later, ook weg Balotelli.

Prandelli bracht Di Natale, de geslepen routinier van Udinese die Italië kort na zijn entree direct op voorsprong zou zetten. Op aangeven van die andere oude soldaat Pirlo, die een weergaloos mooie steekbal achteloos uit zijn mouw schudde, verschalkte Di Natale Casillas: 1-0.

Minstens zo geniaal, zo niet nóg genialer, was de steekbal waarmee David Silva een paar minuten later Fabregas vrij voor Buffon zette. De kleine middenvelder van Manchester City liet zien waarom hij een van de besten op zijn positie is. Het hoofd keek naar rechts, de buitenkant van de linkervoet duwde de bal de andere kant op. En hop, daar maakte Fabregas al 1-1.

Spanje - Italië was rijkelijk gevuld met dit soort traktaties. Al werden er zo nu en dan ook overtredingen gemaakt, die over de rand waren. Bonucci had rood horen te krijgen voor een aanslag op de knie van Iniesta. Invaller Torres ontsnapte, toen hij met zijn elleboog De Rossi op het strottehoofd raakte.

Over Torres gesproken: hoeveel kansen kan een spits missen tijdens een invalbeurt van iets meer dan een kwartier? Redelijk wat. Hij viel dus in voor Fabregas, kwam drie keer in scoringspositie, maar het vizier staat nog altijd niet op scherp. Mede daardoor kreeg dit heerlijke gevecht de uitslag waarin iedereen zich wel kon vinden.