Direct naar artikelinhoud

Er zijn nog optimisten in Afghanistan

De meeste Afghanen vrezen een burgeroorlog als de westerse landen in 2014 hun gevechtstroepen terugtrekken. Toch zijn er ook optimisten die, bewust teruggekeerd uit het Westen, een zaak opzetten in Afghanistan.

Heel soms kom je ze tegen in de hoofdstad Kaboel: optimistische ondernemers die grote risico's nemen door in Afghanistan een nieuwe markt aan te boren. Betrouwbare cijfers over het aantal Afghanen dat na terugkeer uit het Westen in eigen land een bedrijf begint, zijn er niet; lang niet alle terugkeerders registreren zich bij de Kamer van Koophandel.

Zeker is dat deze optimisten tegen de stroom in zwemmen. Het aantal Afghanen dat terugkeert daalt hard. Elf jaar geleden waren het er 1,8 miljoen, in 2010 nog maar 110.000 en vorig jaar 68.000. Bovendien gaat het daarbij veelal om Afghanen die min of meer gedwongen de vluchtelingenkampen in Pakistan verlaten. Het aantal Afghanen dat het land de rug toekeert, neemt juist snel toe. Ruim 30.000 Afghanen vroegen vorig jaar asiel aan in westerse landen, het hoogste aantal in tien jaar. Daarnaast ontvluchtten velen illegaal hun land - VN-medewerkers bij de grensovergang met Iran schatten zo'n half miljoen per jaar. Ook westerlingen verlaten het land in hoog tempo. "Moge een vloek rusten op de zakenmensen die hier jarenlang bergen met geld hebben verdiend, maar op de vlucht slaan nu de Amerikanen vertrekken", zei de Afghaanse president Karzai in maart.

Avondje bowlen

Het is een rare gedachte om in een door oorlog verscheurd land een avondje te gaan bowlen. Toch is het druk in bowlingcentrum The Strikers in de hoofdstad Kaboel. Twee groepjes Afghaanse mannen in spijkerbroek, en een enkele bebaarde jongens in traditionele kledij, kegelen met felgekleurde ballen.

"De bowlingbaan voldoet aan een grote behoefte aan ontspanning voor jongeren en families", zegt medeoprichter Faisal Hashemi (23). "Behalve naar het park of een restaurant gaan is er niets te doen in Kaboel. En wie wil er elk weekend met zijn ouders in het park zitten?"

De Afghaanse Hashemi woonde jarenlang in Nederland. Vorig jaar besloot hij met zijn nicht Meena Rahmani (28), die jaren in Canada woonde, terug te keren naar Afghanistan om daar het eerste bowlingcentrum ooit op te richten. Voor Hashemi was het mede een manier om zijn eigen land te leren kennen ("Ik sprak mijn eigen taal niet eens goed"). Voor Rahmani spelen nobelere motieven een rol. "Ik heb altijd het idee gehad dat ik terug wilde naar mijn land, om het mee te helpen opbouwen met de kennis die ik elders heb opgedaan."

Hashemi had "gezonde aarzelingen" toen hij besloot in Afghanistan een bedrijf te starten. "Maar als je wacht tot de oorlog voorbij is, kun je nog jaren wachten", zegt hij. Het valt hem op dat de oorlog zich vooral afspeelt buiten Kaboel. "Ik voel me prettig hier."

Maar toch. Als we de kegelbaan in Kaboel bezoeken staan achter dikke stalen deuren bewakers met machinegeweren. Ze fouilleren bezoekers en doorzoeken hun tassen op explosieven. De strenge beveiliging is vrij normaal in Kaboel en vooral een voorzorgsmaatregel, verzekeren de oprichters. Een bedreiging van de taliban heeft het bowlingcentrum nooit ontvangen. Terwijl 's avonds uitgaan volgens sommige fundamentalisten haram - zondig vermaak - is, vooral als mannen en vrouwen niet gescheiden worden.

Rahmani doet er alles aan dat zondige beeld weg te nemen. Alcohol en sigaretten zijn binnen verboden, bewakers houden een oogje in het zeil dat mannen en vrouwen zich niet onzedelijk gedragen. "De bowlingbaan presenteer ik als een sportcentrum en daar is niks mee", zegt Rahmani. Zo ziet het er ook uit.

Eenmaal langs de bewakers, zou je niet denken dat je in het gewelddadige Afghanistan bent: boven moderne bowlingbanen hangen platte tv-schermen om scores bij te houden. Er zijn gezellige zitjes in felle kleuren. Alles glimt en is schoon.

Tijdens de bouw van de kegelbaan ontdekten de twee ondernemers dat ze moesten integreren in eigen land. Rahmani werd als vrouwelijke baas in eerste instantie niet serieus genomen door haar werknemers. Hashemi moest wennen aan de mentaliteit: "Hier in Afghanistan zeggen ze gerust dat iets morgen af is, maar dat is dan niet zo. In Nederland ben je gewend dat mensen eerlijk zijn." Zijn landgenoten hadden meteen door dat hij "uit het buitenland kwam" en probeerden hem af te zetten. Inmiddels lacht hij er om.

De familie van het tweetal heeft "ongeveer een miljoen Amerikaanse dollar" geïnvesteerd in de bowlingbaan. Dat geld werd opgebracht door land te verkopen. Het bedrijf is nog niet winstgevend, hoewel de klanten voor Afghaanse begrippen grof geld betalen; een baan huren kost 30 dollar per uur. Rahmani legt aan klagende Afghanen uit dat ze alleen al aan elektriciteit en generatoren 30.000 dollar per maand betaalt. Rahmani: "Constante elektriciteitsvoorziening is het grootste obstakel van het bedrijf, niet de onveiligheid."

Tegelboer

Hij had een mooi bestaan in Griekenland opgebouwd, met zijn vrouw en kinderen in een veilige buurt in Athene. Het eten, het weer, de universiteit, Wali Zahibi (41) kan er nog wel eens met weemoed aan terugdenken. Maar tweeënhalf jaar geleden besloot hij toch zijn spullen te pakken. Met zijn gezin verhuisde hij terug naar Afghanistan: "Je blijft je eigen land toch missen, hoezeer je ook integreert in een ander land." De voornaamste reden om terug te keren naar Afghanistan waren evenwel de zakenkansen die hij zag. Hij verkoopt sierstenen voor privéhuizen, zoals marmer en graniet. "In Afghanistan kan ik veel meer winst maken dan in Griekenland, omdat de inkoopprijzen en lonen hier veel lager zijn."

Voor een vierkante meter rood graniet telt hij in Griekenland naar eigen zeggen 700 euro per vierkante meter neer, tegen 35 euro in Afghanistan. De verkoopprijs is in Afghanistan natuurlijk ook lager, maar het aantal stenen dat hij nu verkoopt ligt zoveel hoger, dat hij gemiddeld "tien keer meer" verdient dan in Griekenland.

Zakendoen in Afghanistan is wel wat anders dan in Griekenland, beaamt de ondernemer. Zo moest hij zijn uiterlijk aanpassen. "In de 26 jaar dat ik in Griekenland woonde, droeg ik geen baard, in Afghanistan wel. Het is voor mijn eigen veiligheid." Zijn filosofie is die van een nuchtere zakenman: "Als ik naar talibangebied reis om stenen in te kopen, kan ik me maar beter aanpassen."

Bang voor de taliban is hij niet. Ze hebben geen problemen met een tegelboer, denkt Zahibi. Nooit ontving hij een bedreiging. Meer problemen heeft hij met de overheid. De meeste stenen komen uit staatsmijnen in Afghanistan. "Hier en daar" moet hij wat geld betalen om de stenen mee te krijgen, vertelt hij met een knipoog.

Zahibi kent geen andere Afghanen die ook vrijwillig terugkeerden om een bedrijf op te starten. "De meesten rennen juist weg, ze zijn bang." Heeft hij zelf geen angst voor een burgeroorlog? Nee, zegt hij lachend. Hij vermoedt dat hij ook kan doorwerken onder een nieuwe regering, ongeacht wie daar in zit. En als het niet lukt? Dan heeft hij nog zijn Griekse paspoort.