Direct naar artikelinhoud

Wat is het ergst: de waarheid of de leugen?

Soms moet je kiezen tussen de leugen en de waarheid, beseffende dat geen van beide een goede uitkomst zal opleveren. De personages uit de nieuwe verhalenbundels van Chimamanda Ngozi Adichie en T.C. Boyle worstelen met deze tragische problematiek en maken daarbij de fouten die wij allemaal maken.

IJzersterke verhalenbundels van Chimamanda Adichie en T.C. Boyle

Een man gaat met zijn maîtresse lunchen en vergeet daardoor dat hij zijn twee dochtertjes van school moet halen. Te laat en met flink meer alcohol in zijn bloed dan toegelaten snelt hij daarop weg, laadt de kinderen in de auto en vraagt de twaalfjarige Angela of zij niet een keertje wil rijden. Veel onschuldiger bij een alcoholcontrole, denkt hij, en daardoor stopt het kind vanzelfsprekend ook met klagen. Maar dan gebeurt natuurlijk het onvoorziene, Angela rijdt een fietser aan. Het is een uitgangspunt waar menig schrijver een goed verhaal uit zou kunnen brouwen en waarmee T.C. Boyle in zijn nieuwe bundel Wild Child ronduit magistraal aan de haal gaat. De aanrijding mondt immers uit in een rechtszaak. De advocaat van de vader wil dat Angela vooral de waarheid niet vertelt. Er zijn twee soorten waarheid, zegt hij tegen het meisje, de naakte en de omfloerste, en het voordeel van die laatste is dat ze minder schade aanricht. Als Angela verklaart dat haar vader aan het stuur zat, komt de man eraf met een boete en een rijverbod. Als daarentegen blijkt dat hij zijn dochter achter het stuur heeft geposteerd, is hij een onverantwoordelijke alleenstaande vader - zijn Franse vrouw is immers teruggekeerd naar Parijs - en kan hij een veel grotere sanctie verwachten. Ook al doet Angela alsof ze akkoord gaat met het leugenachtige opzet van de advocaat, eens in het getuigenbankje zegt ze trots dat zij met de auto reed. Niet alleen omdat ze de raadsheer een moeial vindt die haar als een klein kind behandelt, maar vooral om haar vader te straffen voor zijn overspel en omdat ze weet dat hij daardoor de voogdij over haar en haar zusje zal verliezen. De rustige en omstandige manier waarop T.C. Boyle de lezer meevoert in de psychologie van een twaalfjarige, is in dit verhaal gewoonweg fenomenaal. Dit is grote klasse, besef je meteen, en in feite geldt dat voor de hele bundel. Geen maatschappelijk fenomeen zo klein of Boyle weet er op vileine wijze wel de tragikomische eigenschappen van te treffen. Zo heeft hij het bijvoorbeeld over de controverse rond het creationisme, laat hij een botoxvrouw verliefd worden op haar chirurg en toont hij hoe een dierenrechtenkwestie een wig kan drijven tussen twee eenzame mensen.

En daarmee hebben we het grote thema van deze bundel aangeraakt: eenzaamheid. In de verhalen van Boyle stikt het van de alleenstaanden op zoek naar een beetje liefde, en slechts nu en dan slaagt iemand erin deze te vinden, zoals in ‘The Unlucky Mother of Aquiles Maldonado’, waarin een Venezolaanse, met een vet contract in de VS actieve baseballspeler het nieuws krijgt dat zijn moeder door een stel afpersers is ontvoerd. Daardoor gaat hij inzien hoe ver hij van zijn roots afgedwaald is in het onpersoonlijke Amerika, waarna hij zijn sportcarrière opgeeft en met een lokaal meisje trouwt. Maar zo loopt het over het algemeen dus niet af. Neem bijvoorbeeld het titelverhaal, waarin Boyle de waargebeurde historie over het enfant sauvage van Aveyron uit de doeken doet. Begin negentiende eeuw ontdekte men in het verre Zuid-Frankrijk een jongen die helemaal op zijn eentje in de bossen leefde als een beest. Hij at aardappelen die hij bij boeren uit de buurt stal en af en toe een rauwe kikker, en hield zich zoveel mogelijk gedeisd. Eens ontdekt werd hij naar Parijs gevoerd, waar men aan de hand van hem probeerde uit te vogelen wie gelijk had, Locke die beweerde dat de mens als een tabula rasa op de wereld kwam en de beschaving haar regels op hem kraste, of Rousseau die in de beschaving niet meer zag dan een corrumpering van de edele wilde. Dat de emotionele noden van Victor, zoals de bange jongen die niet wist wat hem overkwam genoemd werd, daarbij in de verdrukking kwamen, bleek niemand in te zien, behalve T.C. Boyle natuurlijk.

Helemaal anders, maar daarom zeker niet minder goed, zijn Chimamanda Ngozi Adichies verhalen verzameld in Het ding om je hals. Niet alleen schrijft deze sterauteur van de romans Paarse hibiscus en Een halve gele zon veel spaarzamer dan Boyle, met minder details en beschrijvingen, waardoor haar verhalen een stuk sneller gaan, als Nigeriaanse die ergens halverwege haar vaderland en de VS woont heeft zij ook een meer geëngageerde problematiek. Veel van haar verhalen gaan over de corruptie thuis en het onbegrip dat de modale Afrikaanse immigrant in Amerika te wachten staat. Neem nu bijvoorbeeld het titelverhaal waarin een jong meisje dolgelukkig is omdat ze een green card gewonnen heeft en dus naar het beloofde land mag. Alleen blijkt dat in realiteit heel wat minder aantrekkelijk dan in de verhalen van de thuisblijvers. Er wachten haar geen potten goud en lange limousines, maar wel een oom die een groen blaadje lust en een illegale en veel te weinig betaalde job zonder enig vooruitzicht op beter. Naar huis wil ze, om verlost te zijn van het onzichtbare ding dat zich iedere avond wanneer ze in bed ligt om haar hals spant, wat niet alleen een metafoor is voor haar heimwee, maar ook voor de mengeling van arrogantie en paternalistische bemoeizucht waarmee men in de VS migranten behandelt.Dit verhaal heeft een groot deel van zijn sterkte te danken aan de tweede persoon enkelvoud waarin Adichie het vertelt, een techniek die bijvoorbeeld ook Jay McInerney met hetzelfde resultaat gebruikte in Bright Lights, Big City. Het verhaal gaat niet over Nnamabia of Aika, het gaat over jou. Jij bent die Afrikaanse migrant, en dat levert een heel andere leeservaring op. Ook in ‘Morgen is te ver’ hanteert Adichie de tweede persoon enkelvoud, een verhaal dat met zijn thematiek van leugen en waarheid feilloos aansluit op de bundel van Boyle. Hier treffen we echter geen meisje dat zich de rest van haar leven het cruciale moment zal heugen waarop ze de waarheid sprak, maar wel dat waarop ze een leugen vertelde. Centraal daarin staat Nonso, de broer van de vertelster, en de lieveling van zijn oma omdat hij de zoon is van haar zoon en dus degene die de familienaam voort zal zetten. De vrouw prefereert hem duidelijk boven haar andere kleinkinderen. Hij is de enige die de kokosbomen in mag klimmen om de noten er uit te slaan, en hij mag ook altijd als eerste een slok van de lekkere melk nemen, en niet zijn oudere neef Dozie, het vriendje van de vertelster. Om wraak te nemen bedenkt het meisje een plan waardoor Nonso verongelukt, waarna ze de schuld ervoor in de schoenen van haar oma schuift. Pas jaren later, wanneer haar oma begraven wordt, beseft het meisje welke ravage ze met die leugen heeft aangericht.

Quote 2Niet alleen schrijft Adichie veel spaarzamer dan Boyle, met minder details en beschrijvingen, waardoor haar verhalen een stuk sneller gaan, zij heeft ook een meer geëngageerde problematiek

uit ‘Cel 1’ van Chimamanda Ngozi Adichie

De eerste keer dat er bij ons werd ingebroken, was het onze buurjongen, Osita: hij klom via het raam van de eetkamer naar binnen en pikte onze televisie, onze videorecorder en de videobanden van Purple Rain en Thriller die mijn vader uit Amerika had meegebracht. De tweede keer dat er werd ingebroken was het mijn broer Nnamabia: hij fingeerde een inbraak en stal de juwelen van mijn moeder. Het gebeurde op een zondag. Mijn ouders waren naar onze geboorteplaats Mbaise gereisd voor een bezoek aan onze grootouders, dus gingen Nnamabia en ik alleen naar de kerk. Hij reed de groene Peugeot 504 van mijn moeder. In de kerk zaten we als gewoonlijk naast elkaar, maar zonder elkaar aan te stoten en onderdrukt te giechelen om een of andere afschuwelijke hoed of tot op de draad versleten kaftan, omdat Nnamabia na ongeveer tien minuten zonder iets te zeggen weg was gegaan. Hij kwam terug net voordat de priester zei: “De mis is gezegd. Gaat heen in vrede.” Ik had er nogal de pest over in. Ik veronderstelde dat hij was gaan roken en een afspraakje met een of ander meisje had, omdat hij deze ene keer de auto voor zichzelf had, maar hij had me ten minste kunnen zeggen waar hij heen ging. We reden zwijgend naar huis en toen hij op onze lange oprit parkeerde, bleef ik staan om een paar bloemen van de ixora te plukken terwijl Nnamabia de voordeur opendeed. Ik ging naar binnen en trof hem midden in de zitkamer aan.“Er is ingebroken”, zei hij in het Engels.