Direct naar artikelinhoud

Openbare zwembaden gaan kopje-onder

Het zijn budgettair krappe tijden, dus willen steeds minder gemeenten investeren in een duur openbaar zwembad. Nochtans is zwemmen een van de populairste en meest democratische sporten. 'Het aantal publieke baden heeft dit jaar een historisch dieptepunt bereikt.'

In Turnhout houdt een "structureel mankement" het openbaar zwembad al twee jaar dicht, in Deerlijk is het Gaverbad definitief gesloten. Kortrijk krijgt wel een nieuw zwembad, maar sluit er meteen ook twee. In Beringen sukkelen ze dan weer met een stabiliteitsprobleem, waardoor het oude zwembad negen maanden vroeger dan gepland de deuren sluit. Om maar te zeggen: het gaat niet goed met onze openbare zwembaden.

"De exploitatie van publieke zwembaden staat zwaar onder druk", trekt Dany Punie aan de alarmbel. Volgens de voorzitter van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) is de oorzaak duidelijk: de crisis. "Nu het budgettair moeilijk is, vrezen we dat gemeente- en stadsbesturen het zwembad niet langer zien als een kerntaak."

Het aantal publieke baden heeft dit jaar een historisch dieptepunt bereikt, weet Vlaams volksvertegenwoordiger Kurt De Loor (sp.a). Het aantal overdekte zwembaden daalde sinds 1995 van 341 zwembaden naar 241. Het aantal openluchtzwembaden halveerde tijdens diezelfde periode van 145 naar 70. Vandaag beschikt 44 procent van de Vlaamse gemeenten en steden over minimaal één overheidszwembad.

Goedkoop is zo'n zwembad natuurlijk niet. Sterker nog: een gemeente schiet er geld bij in. "Uitbaters geven aan dat vooral de hoge herstellings- en onderhoudskosten hen de das omdoen. Ook de energiekosten lopen steeds verder op. Bovendien werd de wetgeving steeds strenger, wat grote investeringen met zich meebrengt", zegt De Loor. 70 procent van de overheidszwembaden in Vlaanderen en het Brussels gewest is bovendien ouder dan 1980, en dus vroeg of laat aan renovatie toe. En dan zijn er nog de personeelskosten. "Voor simpel 25-meterbad heb je toch makkelijk acht tot tien werknemers nodig. Daarmee verliest een zwembad al 300.000 euro", meent Punie.

Die wijst er evenwel op dat wij gespaard blijven van de vele verdrinkingsdoden waar Frankrijk en Nederland mee kampen. "We moeten beseffen hoe belangrijk het is om goed te kunnen zwemmen. Noem het gerust een basisvaardigheid. Voor sommige doelgroepen is schoolzwemmen ook de enige manier om het te leren. Maar wie is er nog geïnteresseerd in het uitbaten van een rechthoekig instructiebad, waarin ook zwemclubs kunnen trainen, als de gemeente het niet doet?"

Private uitbaters zijn volgens Punie immers op één hand te tellen, en veelal gaat het dan baden in alle vormen en maten, behalve rechthoekig. "Hier en daar werkt de lokale overheid samen met een privépartner. Ondertussen hebben scholen in gemeenten zonder zwembad het moeilijk om ergens een plek te vinden waar ze met hun leerlingen terecht kunnen." Hij pleit voor meer samenwerking tussen gemeenten om het aantal zwembaden op peil te houden. "Ik ken amper 4 van de 169 Vlaamse overheidszwembaden die op die manier worden beheerd."

Er is nog een argument om te investeren in openbaar zwemwater: zwemmen is de populairste sport bij scholieren. "Bij jongeren gaan alle sociale groepen ook even vaak zwemmen", zegt Jeroen Scheerder, professor sportbeleid aan de KU Leuven. Bij volwassenen is vrij zwemmen na lopen en fietsen het meest in trek, en is het echt een sport voor de lagere middenklasse. "Zwemmen is dan ook vrij goedkoop. Jongeren betalen er jaarlijks zo'n 200 euro voor. Ter vergelijking: fitnessen kost al gauw 500 euro, voor lopen is dat 400 tot 500 euro."

De Vlaming is dan ook gehecht aan zijn plonsbeurt. "Jaarlijks kosten de zwembaden in Vlaanderen 51,8 miljoen euro. De burger vindt dat ze meer geld waard zijn: tot 56,6 miljoen euro. Dat wil zeggen dat mensen zwembaden belangrijk vinden."