Direct naar artikelinhoud

De Brusselse consensus van onmacht

Regering wil perceptie creëren dat ze iets doet aan jeugdwerkloosheid

De Brusselse OCMW's trekken aan de alarmbel omwille van de torenhoge jongerenwerkloosheid (DM 25/02). In sommige wijken in Brussel heeft meer dan de helft van de jongeren geen job of geen uitzicht op een job.

Het Brussels onderwijs doet het niet goed. Bijna de helft van de Brusselse jongeren verlaat de schoolbanken zonder of enkel met een diploma middelbaar onderwijs. Met zo'n profiel kom je in Brussel niet aan de bak.

Iedereen kent deze cijfers en ook over de oorzaken zijn de betrokken actoren het min of meer eens. De Brusselse OCMW's spreken zeer terecht van een sociale tijdbom. Ten opzichte van een reeds twee decennia lang stijgende jongerenwerkloosheid, zou je een zekere 'sense of urgency' verwachten. Maar politieke antwoorden blijven steevast uit.

Dat jongeren meer opleiding nodig hebben is een terechte vaststelling. Ook het pakket beleidsmaatregelen dat de Brusselse regering en Actiris onlangs voorstelden - de Brusselse jongerengarantie - zet in op opleiding.

Maar beleidsmaatregelen voor het bieden van opleidingen en een eerste werkervaring kennen hun grenzen. De individuele opwaartse sociale mobiliteit die men hiermee wil bewerkstelligen, stuit botweg op een structureel betonnen plafond van een tekort aan jobs voor kortgeschoolden. Bovendien zijn deze recente maatregelen gericht op pas ingeschreven werkzoekende jongeren. Langdurig werkzoekende jongeren vallen volledig uit de boot.

Zonder uitzicht op een vaste, kwaliteitsvolle betrekking lijkt de door de Brusselse regering en Actiris voorgestelde Jongerengarantie op een communicatiestrategie, waarbij men vooral de perceptie wil creëren dat er iets wordt gedaan. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat er bij regering en arbeidsbemiddelingsdienst een consensus van onmacht lijkt te bestaan en dat de voorgestelde maatregelen zand in de ogen moeten strooien, net om deze onmacht te verdoezelen.

Hopelijk wordt binnen enkele maanden het tegendeel bewezen en wijzen de concrete resultaten uit dat de hoeveelheid jongeren die een vaste kwaliteitsvolle job hebben gevonden, in verhouding staat tot het tromgeroffel waarmee de Jongerengarantie is aangekondigd.

Als eerstelijnswerker wordt het steeds moeilijker om aan een jongere het verhaal te verkopen dat hij een job zal vinden als hij een vorming volgt en een taalcursus afrondt. Onlangs was ik er nog getuige van hoe tijdens een debat een jongere tegen een Brusselse minister getuigde dat hij geen job vindt, ondanks alle gevolgde vorming en bijscholing. De excellentie antwoordde nogal kluchtig dat de jongere dan maar iets aan zijn kennis Nederlands moest doen en een Nederlandstalig lief moest vinden. De minister kreeg hiermee enkele lachers uit de zaal op zijn hand. De verbouwereerde jongere was een illusie armer en een ervaring rijker.

De mantra 'wie hard genoeg zijn best doet, vindt werk', gaat in Brussel almaar minder op. Voor jobcreatie ziet de Brusselse politieke klasse heil in de realisatie grote infrastructuurprojecten zoals NEO, sportstadions, nieuwe wijken met wolkenkrabbers, hotels en evenementenhallen. U voelt ook aan dat dit niet voor morgen is.

Het echte en eerlijke debat moet in Brussel gaan over de creatie van jobs voor kortgeschoolde Brusselaars op korte termijn en een hervorming van het Brussels onderwijs, dat nu nog altijd geen gelijke onderwijskansen realiseert.