Direct naar artikelinhoud

Ulrich Seidl: 'Ik wil niet dat mijn films belerend zijn'

Ulrich Seidl observeert in zijn films de Oostenrijkse samenleving. Zijn analytische kijk op de wereld is bij uitbreiding ook makkelijk op onze maatschappij van toepassing. Seidl wil ons zonder oordelen een spiegel voorhouden, wat er des te meer voor zorgt dat zijn films als een slag in je gezicht aankomen.

Paradies: Liebe, Paradies: Glaube en Paradies: Hoffnung hebt u in één draaiproces geschoten. Waarom maakte u er een drieluik van?

"Paradies is één film met drie verhalen over drie vrouwen. Ik zie de trilogie dus niet als drie films. De verhalen worden parallel verteld, telkens met een vrouw die een onvervuld verlangen heeft. Pas in de montage heb ik beslist om er drie films van te maken. Elk van de titels, liefde, geloof en hoop, kun je voor elk van de films gebruiken, en je kunt ze ook als een op zich staande film bekijken."

De films worden korter en korter. Toeval?

"De films bepalen zelf hun lengte. Ik kan vooraf niet bepalen dat een film die of die duur moet hebben. Het is het thema dat bepaalt hoe lang hij zal duren. Ik hou ervan veel materiaal te verzamelen. De volgorde van de films heb ik pas bepaald in de montagekamer. Het feit dat ze korter en korter worden en dat de laatste de kortste is, is niet vooraf bepaald. Ik wilde aanvankelijk een andere volgorde. Liebe-Hoffnung-Glaube. Die volgorde werkte niet. Als je de huidige volgorde behoudt en de films na elkaar bekijkt, blijft je aandacht er beter bij."

Laat u tijdens het draaien veel aan het toeval over?

"Ik schrijf de scenario's zonder de dialogen. Ik werk ze louter scenisch uit. En ik maak eerst een groot plan met het oog op financiering en organiseerbaarheid. Het draaien zelf doe ik chronologisch, waardoor tijdens het draaien nog veel kan veranderen, zoals de dialogen. Daardoor kan ik scènes nog volledig omgooien als ik merk dat ze niet werken. Nee, ik heb nooit het probleem over te veel materiaal te beschikken. Liever te veel dan te weinig. Je moet radicaal durven zijn in je keuze. Je mag jezelf niet verliezen in al het materiaal. Alles wat je laat zien moet een doel hebben en daarop stem je je keuze af. Ik laat me bij de montage niet langer leiden door het scenario, wel door het materiaal dat we geschoten hebben."

Uw stijl is streng, afstandelijk en afgemeten. We zien dat ook bij uw landgenoot Michael Haneke. Is dat de stempel van de Oostenrijkse school?

"Nee, mijn stijl komt niet voort uit een stroming. Ik ken Haneke privé, maar we werken niet samen. We zijn beide individuën. Van een school kun je niet spreken. De filmschool heb ik na twee jaar trouwens verlaten. Ik kon en wou er niet meer blijven. Ik heb mijn eigen weg gevonden. Wat Haneke en ik gemeen hebben, is dat we de maatschappij tonen zoals ze is, zonder verfraaiing. Dat is de opdracht van kunst. Ik geef mijn kijk op de wereld en breng het publiek daarmee tot een ander inzicht. Als het publiek door de film geprovoceerd is en geraakt wordt, dan heeft de film nog zijn effect na de vertoning."

In uw films zelf neemt u geen moreel standpunt in, maar moraliseert u niet simpelweg door de thema's die u aankaart?

"De film zelf wil ik inderdaad van moraal weghouden. Maar natuurlijk heb ik een moreel standpunt, anders zou ik geen films maken. Dat wil niet zeggen dat ik een belerend standpunt inneem. Ik laat zien hoe het er bij ons aan toegaat, in Oostenrijk. En uiteindelijk gaat het niet alleen over Oostenrijk, maar over de hele wereld."

Hoe krijgt u uw actrices zo vaak tot dergelijke ontstellend goede vertolkingen?

"De casting is daarbij het belangrijkste. Ik werk graag met een mix van professionele en niet-professionele acteurs. Zolang het mensen zijn die kunnen improviseren. Dat vraagt vaak dat je veel takes opnieuw moet doen, maar ik overdrijf daar niet in. Het is voor mij van wezenlijk belang dat je voor de camera natuurlijk en authentiek overkomt. Daarnaast is er de locatie. Ik besteed daar veel tijd aan. Locaties brengen me op ideeën."

Bent u al aan een nieuw project bezig?

"Jazeker. Het heet Im Keller en het gaat over de relatie die de Oostenrijkers met hun kelder hebben. Het wordt een kleinere film, veeleer een documentaire. Tijdens de research voor vorige films heb ik al eens een reportage over kleine gezinswoningen gemaakt. Ik stelde vast dat kelders in dergelijke woningen redelijk groot zijn en echt benut worden, vooral voor vrijetijdsbesteding. In grote woningen is dat minder het geval. Opvallend is dat vooral mannen in hun kelder afdalen om te bricoleren of te werken. Je hebt kelders voor de uitoefening van een hobby, maar we verbinden het begrip ook met duisternis, angst, criminaliteit, bedreiging. Ik benader het onderwerp net zoals voor al mijn films. Ik geloof de mensen in wat ze doen en wat hen bezighoudt. Ik begrijp hun afgrond. Het gaat erom ons een spiegel voor te houden, niet om een oordeel te vellen. Ik herken mezelf in de karakters die ik opvoer. Wij hebben allemaal een donkere kant."