Direct naar artikelinhoud

Stopcontact op zee krijgt vorm

De investeerders achter de Belgische windparken op zee hebben een vehikel opgericht om samen met Elia te investeren in een centraal aansluitpunt op zee.

Elf Belgische bedrijven die actief zijn in de offshore windenergiesector richten een consortium op om te investeren in een stopcontact op zee. Zo'n stopcontact op zee is een centraal verzamelpunt waar alle zeewindparken de geproduceerde stroom kunnen afleveren. Dat stopcontact wordt dan rechtstreeks aangesloten op het hoogspanningsnet van Elia.

Tot voor kort moesten alle windparken op zee elk één of twee kabels naar land trekken om de geproduceerde stroom tot bij de verbruikers te brengen. Maar omdat er in het Belgische deel van de Noordzee minstens zeven windparken zullen worden gebouwd, dreigt de zeebodem een spaghetti van stroomkabels te worden. Daarom kon de offshore-sector hoogspanningsnet-beheerder Elia overtuigen om het stroomnet verder te trekken tot één punt in zee, van waar de kabels naar de verschillende windparken vertrekken.

Maar er zijn ook economische redenen. De parken liggen tot 50 kilometer diep in zee. Eén hoogspanningskabel van tientallen kilometers lang kost makkelijk tientallen miljoenen euro's. Door het centrale stopcontact op zee kunnen de windparkontwikkelaars fors besparen op de aanleg van hun dure exportkabels.

De regering heeft al de eerste stappen naar een stopcontact op zee gezet. Zo zijn de windparkontwikkelaars niet meer verplicht zelf kabels naar land te trekken. Daarnaast werd het hoogspanningsmonopolie van Elia voor hoogspanning op land uitgebreid naar de Noordzee.

Energie-eiland

Hoe het stopcontact op zee er precies uit zal zien, is nog niet bekend. Wellicht worden het in de praktijk eerder twee stopcontacten. "De minister steunt het technische concept van twee elektriciteitsknooppunten op zee: een alfa en een beta", zegt Jacques Vandermeiren, de CEO van Elia. Die knooppunten zijn in principe metalen platformen zoals een boorplatform. "Maar het alfa-platform zou misschien ook een eiland kunnen worden", zegt Vandermeiren.

Zo'n kunstmatig opgespoten eiland biedt een aantal voordelen. "Je kan er opslagplaatsen voor wisselstukken bouwen en een haven voorzien waar de onderhoudsschepen kunnen aanmeren", klinkt het bij een sectorkenner.

Een kunstmatig eiland aanleggen is technisch perfect mogelijk. Het grootste struikelblok is de hoge kostprijs. Elia schatte de aanleg ervan eerder al op ruwweg een miljard euro. De netbeheerder overweegt daarom om met partners samen te werken.

"Naast het grote investeringsbedrag moeten we ook rekening houden met het risico. Dat is veel hoger voor een netwerk op zee dan voor een netwerk op land", zegt Vandermeiren. Hij zegt dat de aandeelhouders van Elia volgend jaar zullen beslissen of Elia de uitbouw van het Belgische stroomnet tot in de Noordzee alleen zal dragen of samen met partners.

De Belgische investeerders achter windparken als C-Power, Belwind en Northwind melden zich nu als kandidaat-investeerder in een stopcontact op zee. Het gaat om twee investeringsmaatschappijen van de Vlaamse gemeentes (Aspiravi en Z-kracht), het bedrijf Colruyt (Parkwind), de familie Colruyt (DHAM), twee vehikels rond de Antwerpse maritieme concessiegroep Rent-A-Port, de Waalse intercommunale Socofe, de investeringsvehikels van de Vlaamse (PMV) en de Waalse (SRIW en B.E. FIN) en groenestroombedrijf Electrawinds. Dit elftal richtte het consortium Plug at Sea op.

Hogere tarieven

Zowel Elia als Plug at Sea wachten nog op een de positie van de energiewaakhond CREG over het dossier. De regulator zal een aantal knopen moeten doorhakken over het precieze juridische kader en het rendement van het stopcontact op zee. Extra investeringen van Elia kunnen immers leiden tot hogere tarieven voor de energieverbruikers. De huidige directie van de CREG, waarvan het mandaat eind januari afloopt, heeft het dossier doorgeschoven naar het nieuwe directiecomité.