Direct naar artikelinhoud

Leven op een vaatje buskruit

Terwijl de situatie in Oekraïne zwaar escaleert, ligt er bij ons een roman in de winkels die de oude, complete Sovjet-Unie tot leven wekt.

Vorig jaar nog nam de schrijfster van de roman, Ljoedmila Oelitskaja (1943), deel aan een ongeautoriseerde demonstratie in Moskou voor het recht om samen te komen zonder goedkeuring van de autoriteiten. Ze sloot zich aan bij de Liga voor kiezers voor vrije verkiezingen en maakte deel uit van een demonstratie tegen de verkiezing van Poetin. Alles wat monddood maakt, roept bij haar verzet op. Ook en misschien wel vooral in haar romans.

Verwacht echter geen politiek manifest. In de meer dan 500 pagina's wordt weliswaar menig politiek debat gevoerd, maar bijna altijd met rust en rationaliteit. Als er al wordt geoordeeld, dan duikt er direct iemand op om dat af te zwakken. Al moet gezegd dat het stalinisme synoniem staat voor het kwaad. Er wordt gezocht naar een betere invulling van het marxisme, maar gevonden wordt die niet. Opvallend is het welig tierende antisemitisme, dat als gif door de samenleving kruipt. Oelitskaja evoceert fijntjes de beklemmende weerzin tegen Joden.

De meeste aandacht krijgt echter de samizdat, waarin heel veel poëzie en boeken circuleerden van grote Russen als Pasternak en westerse schrijvers (saillant detail: Oelitskaja was geneticus, maar werd betrapt bij het overschrijven van westerse literatuur, met als gevolg ontslag en een smet op haar blazoen, waardoor ze nergens meer een aanstelling kreeg). Iedereen die zich met de samizdat bezighoudt moet het in de roman ontgelden, ze leven "op een vaatje buskruit".

Onvergetelijk is het verhaal over een meisje dat van geld dat ze moet posten voor haar opa per ongeluk, uit een wilde begeerte, nieuwe laarzen koopt. Die moet ze uiteraard verstoppen en goedhouden, dus propt ze ze vol met velletjes rijstpapier die ze weggrist van onder haar stiefvaders tafel. Wanneer de KGB even daarna op de stoep staat, is het belastende boek onvindbaar en komt haar stiefvader met de schrik vrij.

De begeerte om te lezen was onuitroeibaar: "De literatuur is het enige wat een mens helpt overleven, zich met zijn tijd laat verzoenen." Maar de consequenties waren vaak te groot. Veel intellectuelen emigreerden. Maar voor een van de hoofdpersonen, de dichter Micha, is emigreren uitgesloten. Hij woont in zijn taal en zijn taal leeft in Rusland. Wanneer de KGB de druk opvoert, rest hem nog maar één mogelijkheid. Als iemand nadien oppert dat de Sovjetoverheid haar mensen vermoordt, wordt dat direct tegengesproken: "Onder elke overheid sterven er mensen."

Poesje in de tas

Oelitskaja begint haar roman met de dood van Stalin in 1953. Drie tieners raken als door toeval bevriend, door een poesje in de tas van een breekbaar jongetje. Wanneer hij gepest wordt bij de toiletten en het poesje door de lucht vliegt, vangt een ander jongetje het op, loopt naar de klas en laat het bij een derde jongetje achteloos in de tas glijden.

Wat volgt is een uitwaaierend verhaal, als een boomstronk met ongelofelijk veel takken en scheuten en veel naar de grond dwarrelende blaadjes. De dood en het lot maken de dienst uit. Al bij het begin, als een pestkop onder de tram terechtkomt en Micha overspoeld raakt door een reusachtig mededogen, "groter dan zijn hoofd, zijn hart, zijn hele lichaam, en het was een mededogen met alle mensen, de slechte en de goede, gewoon omdat ze allemaal zo zacht en weerloos waren, zo broos". Het is het mededogen waarmee Oelitskaja schrijft. Ze besloot ook allerlei zij-personages te volgen: de spreekwoordelijke mussen die af en toe op de tak komen zitten. Haar perspectief slingert daardoor heen en weer en neemt telkens een ander leven tot uitgangspunt. Dat betekent opletten geblazen.

Oelitskaja slingert bovendien nog eens door de tijd. Vaak weet ze heel tsjechoviaans in een paar zinnen ver in de toekomst van een leven te kijken, het personage is dan al overleden, om in het volgende hoofdstuk weer terug in de tijd te stappen, waarbij het personage nog een rol te spelen heeft. Ook vele hoofdstukken verderop kan ze er weer iemand bij halen die je allang vergeten was. Wat dat betreft is het jammer dat er geen register met namen achterin staat. Dat was wel het geval in de roman Medea en de kinderen. Daarin paste dat volledig bij de hoofdpersoon die alle 88 familieleden in haar hoofd prentte. Nu moet je als lezer zelf maar aantekeningen maken.

Uiteraard springen er wel een paar personages uit die je blijft onthouden. De drie jongens natuurlijk: Ilja, Sanja en Micha (al ben je de laatste opeens bijna 100 pagina's kwijt: hij zat in de gevangenis). Zij raken voor het leven getekend door hun bevlogen literatuurleraar Viktor. Gek genoeg begint het boek, tamelijk zoetsappig, met een proloog waarin drie meisjes worden opgevoerd: Tamara, Galja en Olja. Later zullen zij spiegelend een vriendschap hebben zoals de drie jongens, maar toch is dat wateriger neergezet. Er zijn andere personages die grotere indruk maken, zoals de grootmoeder van Sanja, Anna Aleksandrovna. Haar warmte en intellect zijn ongeëvenaard en inspireren dan ook menig personage. Bij haar dood kun je een zucht niet onderdrukken.

Ontoereikend

Wie het boek dichtslaat, heeft vele levens geleefd. Het is alsof je een stapel biografieën las: zo slaat het lot dus toe, zo'n woestenij is het, zo futiel is het bestaan: niet wonen in een doodlopende steeg, "maar in de geschiedenis". Leven is veel verlangen en weinig ingelost krijgen. De meeste emotie zit in de herinnering en de verzuchting om een gestorven vader of moeder: in ontoereikendheid. Het boek landt dan ook als een bonk in je buik. Dat in veertig jaar tijd zoveel is uitgewist. Maar er schemert ook een nieuw begin, een nieuwe tijd, die volgens de roman gefragmenteerder is, minder op de traditie en de lange adem gestoeld. En juist daarvoor is er dit boek, met de vele gedichten die worden geciteerd en de literatuurgeschiedenis die langskomt: als fundament voor de toekomst. Zou het de Oekraïners helpen?

Ljoedmila Oelitskaja, Een Russische geschiedenis, De Geus, 542 p., 29,95 euro. Vertaling: Arie van der Ent.