Antropologie van het FESTIVALZWIJN
Muziekfestivals schrapen bij sommigen een cruciaal laagje beschaving weg. Plots ontpoppen er zich festivalzwijnen die alle mogelijke regels overtreden. Welke lusten drijven hen en wat is hun uiteindelijke doel? 'Vrijheid, blijheid.'
Een ontboezeming: ik ben blij dat dit artikel niet autobiografisch is. Desgewenst kan ik een hoop dronkemansverhalen oprakelen, maar niets dat te maken heeft met zomerfestivals. Daar heb ik mij - ik hoop dat mijn geheugen mij niet bedriegt - altijd voornaam gedragen. Het ergste dat ik me kan herinneren van Rock Werchter, is dat ik ooit wakker ben geworden terwijl ik languit in de modder lag, naast de smeulende resten van een kampvuur. Al mijn vrienden waren verdwenen. Als een stervende Galliër heb ik mij naar de dichtstbijzijnde tent gesleept. Pas toen de koren van 'Hoereuh!' weer door de Brabantse bossen begonnen te schallen, kwam ik weer bij bewustzijn.
O, en één keer heb ik zelf 'Hoereuh!' geroepen. Dat was naar Erykah Badu. Ze verdiende het. Terwijl ze met veel gesten met haar gat stond te draaien, vergat ze mij te entertainen. De twee meisjes in mijn gezelschap keken me toen met zo veel misprijzen aan dat ik uit schaamte onder de zoden van Werchter ben gekropen.
In mijn vriendenkring zoek ik mannen met minder schaamte. Kerels die altijd netjes hun handen wassen na het plassen, maar overwelmd door rockmuziek pissen in een beker en die de massa in gooien. In een maatpak ratelen ze over sales targets en market capitalization, zet ze in T-shirt en korte broek op de festivalwei en je hoort enkel 'Hoereuh!' en iets wat de lokroep van een pauw moet voorstellen.
Heb ik zulke vrienden? Wel, ja, min of meer, op voorwaarde dat ze anoniem mogen blijven. Neem Frank (34). Frank is topmanager, directeur bij een multinationaal transportbedrijf. Zijn werk schopt hem de wereld rond: pendelen doet hij met het vliegtuig, tussen de continenten. Maar als hij de riem aflegt, gaat die er helemáál af, met dronken stoten tot gevolg die Frank zich 's anderendaags nauwelijks nog herinnert.
Tijdens de Gentse Feesten - geen festival in de strikte betekenis, maar wie maalt om definities als je dronken in de goot ligt? - kan Frank er wat van. Ooit werd hij na een overdosis Irish Coffee wakker op de oever van de Leie, naast het Oud Justitiepaleis. Het was 12 uur 's middags, er passeerde net een toeristenbootje. Naast hem lag een vriend.
"Geen idee hoe we daar beland waren", zucht Frank. "Ik had al mijn kleren nog aan, mijn maat lag daar in T-shirt en boxershort. Zijn broek had hij netjes opgeplooid, zijn kousen staken in zijn schoenen. De zwaarste nacht ooit, maar diezelfde avond zijn we opnieuw uitgeweest."
Frank beseft dat de drank van hem een ander mens maakt. "Dan doe je dingen die je normaal niet doet. Je kunt zo ver gaan in de roes dat het niet bij onnozelheid blijft. Ik kan het bijvoorbeeld niet verdragen dat mensen urinoirs omverduwen, maar ik moet toegeven: ik heb het zelf al gedaan. Dat is op de een of andere manier supergrappig als er net een maat staat te plassen."
Een andere vriend timmert gestaag aan zijn loopbaan in de ambtenarij en veinst dat hij zich altijd voorbeeldig gedraagt. Maar zag ik Pierre (35) niet ooit aan een bar op de Gentse Feesten een hele voorraad pils bestellen om met de eerste vier bekertjes weg te wandelen zonder te betalen? "Mja, nood breekt wet natuurlijk. Plus: als het druk is en ze hebben er weinig oog voor, dan ga ik uit van een stilzwijgende toestemming", vergoelijkt hij.
Van zijn vriend Archibald (35) - een echte dokter, zo iemand die mensen geneest door medicamenten voor te schrijven - kom ik te weten dat Pierre wel degelijk een verleden heeft als festivalzwijn. "Op alle festivals probeerden we gratis binnen te geraken, zeker op Dranouter. Het lukte ons altijd om ergens over de hekken te klimmen of langs de uitgang keihard naar binnen te lopen en tussen het volk te verdwijnen. Op Dranouter hebben we nooit één optreden gezien, dat was bier zuipen en vrouwen verleiden."
Eén zo'n vrouw was getrouwd met een politieagent. Ze leerden haar kennen in de biertent van Dranouter. "Terwijl die flik lag te snurken in zijn iglotent, heeft Pierre haar gevogeld in de voortent. Redelijk de max", gniffelt Archibald.
Hijzelf heeft zich op Rock Werchter eens zo vol bier gegoten dat hij zijn tent niet meer terugvond. "Ik wist niet eens of ik op de juiste camping zat. Uit pure armoede ben ik zomaar in een tent gekropen en daar beginnen te pitten. De volgende dag werd ik wakker tussen twee slaapzakken. Het koppeltje van wie die tent was, had zich braaf naast mij gelegd. 's Ochtends hebben ze mij nog een ontbijt aangeboden!"
Sans onderbroek
Noem mij blasé, maar ik vind dat nog allemaal redelijk braaf. Bij Peter (34), onder die naam actief als scenarist in de stripwereld, hoop ik straffere kost te vinden. Hij komt uit Aalst, daar hebben ze de zwijnerij praktisch uitgevonden.
Peter haalt met veel smaak herinneringen op aan een vriend die voor het eerst wiet rookte en dat beter niet had gedaan - door de drank alleen al wist hij niet meer van welke parochie hij was. "Het plezier begon toen hij wou gaan kakken en niet verder geraakte dan een vijftal meter van onze tenten. Daar stak hij zijn broek af, hurkte en begon te schijten, zonder door te hebben dat hij in zijn eigen onderbroek aan het kakken was."
Lach maar, dat deed ene Bart toen ook. Bart vond zichzelf een kerel om rekening mee te houden, onder andere dankzij het stoere slot waardoor niemand zijn tent kon binnendringen. Alleen: zijn tent stond open, de wietrokende kakker kroop naar binnen en klikte het slot dicht. "Jolijt alom toen we braakgeluiden in de tent hoorden en Bart paniekerig schreeuwend zijn gesloten tent trachtte te openen", grijnst Peter.
Tijdens een tropisch warme editie van Werchter gingen Peter en vier maten verkleed als Schotten naar het festival - ze liepen rond in bloot bovenlijf en rokjes van een meisjesschool uit Aalst, sans onderbroek. Al wie toen op de wei gelukzalig naar de hemel lag te staren, kreeg opeens zicht op een klokkenspel dat zachtjes hing te wiebelen.
's Nachts verdween een van de Aalsterse Schotten op weg naar het campingtoilet. "We hebben hem 's ochtends gevonden in blote bast, de rol toiletpapier nog in zijn knuisten geklemd terwijl een licht briesje zijn kilt omhoog blies en het passerende publiek een prachtig zicht gunde op zijn harige kont en de bijbehorende balzak", vertelt Peter.
Surplusplezier
Bij al die ongein protesteert mijn moreel kompas, maar mijn lach laat zich niet beteugelen. Ik krijg zowaar spijt dat ik me zélf nooit als festivalvarken heb overgeleverd aan de extase. Waarom wist ik als prille twintiger niet dat het plezant is om je zelfbeheersing overboord te gooien?
Toch knaagt er iets. Normaal is jullie gedrag niet, lieve vrienden. Welk hersendefect drijft jullie tot dergelijke waanzin?
Op zoek naar een verklaring, sleur ik er een paar experts bij: professor sociale psychologie Alain Van Hiel (UGent) en professor culturele sociologie Rudi Laermans (KU Leuven). Van wetenschappers die vanuit hun ivoren toren naar de modderige festivalwei turen, verwacht ik onversneden cultuurpessimisme, de ondubbelzinnige bevestiging dat de westerse beschaving instort.
Het ligt misschien aan mij, maar massa-events hebben een kwalijk effect op mijn mensbeeld. Ik ben nogal gesteld op mijn individualisme en erger mij aan het soort groepsdynamiek dat de hogere hersenfuncties uitschakelt. Wanneer jonge gasten samenklitten, krijgen hun primaire lusten een boost, ten nadele van hun verstand.
"In een groep die de normen loslaat - maar niet zomaar alle normen - is het makkelijker om dat ook zelf te doen", zegt Rudi Laermans. "Het collectieve plezier dat ontstaat, is een soort surplusplezier."
"Meestal ben je beperkt in het uiten van enthousiasme, maar niet op een festival of een sportwedstrijd", bevestigt Alain Van Hiel. "In zulke situaties is de blijdschap zeer intens, want ten eerste bén je blij en ten tweede toon je het met zijn allen. De groep versterkt het sentiment."
Er is ook een ten derde: je zelfbewustzijn uitschakelen is prettig. Dat zeg ik niet, dat zegt Alain Van Hiel. "We zitten in een ik-maatschappij, denken constant na over onszelf, maar wanneer we dat niet doen, kan dat bevrijdend werken", legt de psycholoog uit. "Het is heel leuk om in een groep op te gaan en je verbonden te weten met iedereen."
Op zulke momenten sta je weliswaar niet meer in contact met je eigen waarden en normen. "Volgens de klassieke massapsychologie van Gustave Le Bon is onderdompeling in een groep een van de majeure oorzaken van ongeremd gedrag", doceert Van Hiel.
Het is de groep die het individu van de extase laat proeven, maar tegelijk is het ook de groep die waakt over haar leden. "Het is niet zo dat alles kan. Er is een taboe op agressie en gewelddadigheid", zegt Laermans. "Zelfs dronken mensen blijven sociale controle uitoefenen op elkaar. Niemand weet welk glas te veel hem in een agressieveling zal veranderen, maar zover ik weet, zijn er zeer weinig meldingen van geweld op party's en rockconcerten. Dat bewijst hoe sterk beschaafd we zijn."
Laermans haalt een mooi begrip te voorschijn uit zijn studieboeken: controlled decontrolling. "Als socioloog is het geweldig om die paradox aan het werk te zien. Je kunt onder invloed van alcohol en drugs uit de bol gaan op je eigen vierkante meter en toch ga je anderen geen slagen toedienen. Er is een regulering van de extase. In het ontsnappen aan de maatschappij blijft men zich toch houden aan een norm."
Hoereuh!
Zowel Van Hiel als Laermans vergelijkt onze zomerfestivals met carnaval en volkskermissen, sinds eeuwen de feesten waarop het volk flink mag afwijken van de geldende regels. "Je ziet zulke vormen van tijdelijke losbandigheid overal. Onze maatschappij blijft wat dat betreft even 'primitief' als om het even welke stam uit het verleden", zegt Laermans.
Van de Schotse antropoloog Victor Turner komt het idee dat carnaval een uitzonderingstoestand is, het spiegelbeeld van het gewone leven. Hetzelfde kun je zeggen van muziekfestivals. "Er ontstaat een omgekeerde situatie waarbij je niet meer gedisciplineerd moet zijn. De norm is dan dat je de norm zo veel mogelijk overtreedt", zegt Laermans.
Dus eigenlijk respecteer je de regels van het festival als je om de vijf botten 'Hoooooereeeuh!' roept? "Het respectabele draait men om", lacht Laermans met enige zin voor ontwijking.
Tijd voor een ongemakkelijke waarheid: op festivals 'Hoereuh!' roepen is goed voor de maatschappij buiten het festivalterrein. "Een festival is een ventielklep. Door even stoom af te laten, worden we weer fit om tegemoet te komen aan de normale verwachtingen", zegt Laermans. "Uit de bol gaan kan op gezette tijden, niet de hele tijd."
"Als je een ticket zou krijgen voor een heel jaar festivallen, denk ik niet dat je dat op het einde nog graag zou doen", monkelt Van Hiel.
Doordat de momenten van losbandigheid zo schaars zijn, is de vreugde van het festivalzwijn zo groot. Als het festivalzwijn ouder wordt en in zijn achteruitkijkspiegel staart, lijkt die vreugde alleen te groeien. "Er is sprake van nostalgie als je terugdenkt aan die prachtige momenten. Je kunt niet meer elk weekend zo zorgeloos uit de bol gaan, zéker niet als je kinderen hebt", zegt Laermans. "De uitzonderingstoestand is voorbehouden voor de jeugd."
Archibald kan ervan meespreken. Thans is hij een getrouwde vader met twee kinderen, bandeloosheid zit er niet meer in. "Sinds ik in een vaste relatie zit, heb ik nog wel een paar keer toeren uitgehaald, maar dat wordt niet meer zo geapprecieerd", treurt hij.
Het is met weemoed dat hij terugkijkt op zijn zomers van vijftien jaar geleden. "Dat zijn de momenten van mijn jeugd, en misschien zelfs mijn leven, waarop ik het gelukkigst was. Het waren de opperste momenten van vriendschap en blijheid, ik kon er maandenlang van nagenieten. Zeker op Dranouter en de Gentse Feesten is er een gemeenschapsgevoel. Ik ging niet naar die festivals voor de muziek, maar om van het leven te genieten en mensen te zien. Om compleet te zijn."
Ook Peter beseft dat de tijd van de festivals voor hem voorbij is. "Het onvermogen of de onwil om bang te zijn van consequenties was leuk. Toen verlangde ik naar verantwoordelijkheid en volwassenheid, nu verlang ik naar de vrijheid, blijheid van toen." Een job en een relatie dwingen Frank tot matiging, maar de Gentse Feesten blijven hem verleiden. "Dat zijn momenten waarop je je van niets iets moet aantrekken. Je moet niet eens je manieren houden, want dat valt toch niet op. Alle remmen gaan los. Als ik voor mijn werk ga eten en drinken, wordt het soms zwaar, maar er blijft altijd een rem op zitten", zegt hij. "Op de Gentse Feesten beleef je een soort bevrijding waar je het hele jaar naar kunt uitkijken."
Hoewel zijn carrière en gezinsleven Archibald hebben gedwongen om het festivalzwijn in hem te begraven, ontkent hij dat hij zwijnerij gepleegd heeft. "Bij alles wat we gedaan hebben, hebben wij nooit iemand onrespectvol behandeld. We hebben nooit op andermans tent gepist of gekakt, nooit gevochten. Dát vind ik zwijnerij. Zolang mensen plezier maken en de tijd van hun leven hebben, blijven festivals plezant. Muziek is dan grotendeels bijkomstig."
Verdorie, ik moet een traan wegpinken. Je begint een artikel te schrijven in de overtuiging dat je de festivalzwijnen eens goed te kakken kunt zetten en je eindigt noodgedwongen met de conclusie dat net zij de beschaving redden, dat we hun vrolijke waanzin moeten omarmen. Denk daaraan als die beker vol urine straks in uw nek landt.
Ook het zwijn uithangen? Lees de tien geboden van het festivarken. ->