Direct naar artikelinhoud

Vijf jaar Benedictus XVI Paus in boetekleed

Toen Joseph Ratzinger vijf jaar geleden tot paus Benedictus XVI werd gekozen, had hij nooit gedacht en nooit kunnen vermoeden dat het pausdom en zijn kerk door zo’n zware morele crisis zouden moeten dan het geval geweest is. Al vlug na de pauskeuze moesten paus en Vaticaan verklaren, corrigeren, bijsturen, zich verontschuldigen, en ten slotte zeer openlijk boete doen. Een balans van de eerste vijf jaren van Benedictus XVI: een ontluisterend lustrum.Door Walter Pauli

Precies vijf jaar geleden, in de late namiddag van 19 mei 2005, was er veel vroeger dan verwacht witte rook uit de Sixtijnse Kapel, waar stemgerechtigde kardinalen de opvolger van wijlen Johannes-Paulus II verkozen. De mollige kardinaal Jorge Medina verscheen al vlug op het balkon van Sint-Pieter: “Annuntio vobis gaudium magnum: habemus Papam!” (‘Ik verkondig u met grote vreugde: we hebben een paus’).

Hij ging verder: “Eminentissimum ac Reverendissimum Dominum, Dominum Josephum” (‘De meest eminente en eerwaarde heer, de heer Joseph’), en op het Sint-Pietersplein en alle televisietoestellen overal ter wereld begon het geloei al, enthousiaster in Rome dan elders, waar soms al binnensmonds of openlijk werd gevloekt. Er waren immers niet zo gek veel ‘Josephussen’ in poleposition om paus te worden, dus het vervolg “Sanctae Romanae Ecclesiae Cardinalem Ratzinger” diende slechts ter bevestiging van wat de slimsten meteen begrepen hadden: het was dus toch Ratzinger. Interessant was nog de slotzin van die formule: “Qui sibi nomen imposuit Benedicti XVI.” Het zou dus een Benedictus worden.

Dat was een geluk bij een ongeluk. Een ongeluk was voor velen de keuze van Ratzinger, niemand minder dan de ‘Pantzerkardinal’ van zijn voorganger Johannes-Paulus II. Het episcopaat van Johannes-Paulus II was er onder meer één van scherpe veroordelingen van al wie afweek van de lijn, en de architect van die veroordelingen was de prefect van de Congregatie voor Geloofsleer, de Beierse kardinaal Ratzinger. De man die persoonlijk tekende voor zo veel van de veroordelingen van de voorbije jaren.

Als naam koos hij evenwel ‘Benedictus’, en niet het gevreesde ‘Pius’. In het verleden waren Piussen streng en strikt. De voorlaatste Benedictus - XV, dus - was dat niet. Die maakte een einde aan het schrikbewind van zijn voorganger Pius X, die elke ‘te moderne’ katholiek of katholieke stroming bitter bekampte. Ratzinger koos dus voor een naam die inging tegen zijn eigen imago. Hij deed beter dan het slechte wat werd verwacht. En dat zette de toon van de eerste periode van zijn pontificaat.

In de warme zomer na zijn pausverkiezing leek Benedictus XVI zelfs bijna zo populair als Johannes-Paulus II. Op diens begrafenis weerklonk nochtans de kreet “santo subito” - ‘onmiddellijk heilig’ -, zonder procedure, gewoon op de handen van applaudisserende gelovigen naar de hemel gedragen. Voor of tegen, Johannes-Paulus II is een historisch figuur. De bleke studax Benedictus leek niets te hebben van wat zijn fysiek zo stevige voorganger zo uitzonderlijk maakte.

En toch was hij in de zomer van 2005 even een vedette. Het Vaticaan had de pr goed in de hand en surfte op de goodwill die elke nieuwe paus (en aartsbisschop: zie Léonard) te beurt valt. Benedictus was de eerste paus die zijn ‘wapenschild’ niet meer tooide met een tiara, de traditionele driedubbele ‘kroon’ (die verwijst naar de politieke macht van de paus), maar alleen met een mijter (voor de bisschop die hij is en blijft, wat verwijst naar zijn spiritueel en moreel gezag). Dat is een detail, maar het wijst op nederigheid, op begrip ook voor de scheiding tussen kerk en staat, wat in West-Europa erg gevoelig ligt.

Er kwamen zelfs mooie portretten in de kranten van zijn niet-onknappe secretaris Georg Gänswein. Gänswein inspireerde zelfs de onvermijdelijke Donatella Versace tot een nieuwe kledinglijn. Benedictus ging helemaal over the top toen hij verscheen met een zonnebril van Gucci, en later ook eens gekleed in de (voor pausen voorgeschreven) rode schoenen, maar wel van Prada. Benedictus XVI zette een motorhelm op, en dat plaatje ging natuurlijk de wereld rond. En op de Wereldjongerendagen, die uitgerekend in het Duitse Keulen plaatsvonden, was hij natuurlijk de grootste vedette.

Samen met die pr-succesjes leek hij iedereen op het verkeerde been te zetten met zijn eerste encycliek. De strenge Ratzinger gaf die op kerstdag van 2005 uit met als titel Deus Caritas est - God is liefde. De ontvangst ervan in de wereldpers was positief: Benedictus XVI promootte een mild godsbeeld, met God niet als een opperwezen dat veroordeelt en berispt, maar dat vertrekt uit de liefde. Dat hij zijn oude (maar veroordeelde) vriend Hans Küng op de thee had uitgenodigd in het Vaticaan, leek erop te wijzen dat oude vijandschappen begraven waren. Was Küng geen aartscriticus van het Vaticaan, en was hij nu niet ineens zeer vriendelijk voor de paus? Het leek opperbest te gaan. Léék. Want wat was schijn, wat werkelijkheid?

Een positief imago opbouwen, zelfs voor een ‘onverkoopbaar’ figuur als Benedictus XVI, is mogelijk, zo had het Vaticaan in 2005 getoond. Maar die goodwill is ook zo weer weg. En daar zorgde de paus zelf voor. Het begon in september 2006, bij zijn eerste grote reis door Duitsland. Daar deed de paus als voormalige professor natuurlijk zijn oude universiteit van Regensburg aan. En meende hij een zeer intellectuele lezing te moeten geven over geloof en rede, en de wederzijdse verstandhouding tussen godsdiensten.

Benedictus citeerde een 14de-eeuwse Byzantijnse keizer, Emmanuel II Palaiologos: “Zeg mij eens wat Mohammed voor nieuws heeft gebracht, en je zult alleen kwade en onmenselijke zaken vinden, zoals zijn bevel om het geloof dat hij predikt te zwaard te verspreiden.”

De wereld stond op zijn kop, en vooral het islamistische deel ervan. Marokko riep zijn ambassadeur bij het Vaticaan terug, Iran riep “dat de paus deel uitmaakte van de westerse samenzwering tegen de islam”, en vele staten in Noord-Afrika reageerden negatief, of zagen er, zoals Saoedi-Arabië, een bewijs in dat enig respect voor andere godsdiensten opbrengen dan toch niet nodig was (konden zij ook lustig christenen blijven discrimineren). Als reactie begonnen een aantal westerse leiders die paus fel te verdedigen, op kop de immer agressieve John Howard van Australië: ‘De moslims moeten hun kop houden.’ In plaats van een dialoog, werd er vooral gescholden.

Het drama voor Benedictus is dat hij wilde uitleggen dat een christen een rationeel wezen moet blijven, en dat bijvoorbeeld gedwongen bekeringen niet rationeel en dus niet gewenst zijn. Maar die uitleg kreeg hij nergens meer kwijt. Hij moest zich verontschuldigen. Voor het eerst, en niet voor het laatst.

En zo bleef het doorgaan. Terwijl de officiële dialoog tussen de roomse kerk en de anglicanen erg in het slop kwam, besliste Rome ineens tot een grote versoepeling voor anglicaanse gelovigen en priesters die opnieuw wilden toetreden tot de katholieke kerk. Dat was een nogal opportunistisch antwoord op de grote interne problemen bij de anglicanen (en vooral de episcopale kerk, de naam van de anglicanen in de Verenigde Staten), waar wijding van vrouwelijke en openlijke homoseksuele bisschoppen voor immense spanningen hadden geleid.

Benedictus XVI belegde uiteindelijk een gesprek met Rowan Williams, het hoofd van de anglicaanse kerk. Achteraf kwam er een gemeenschappelijke verklaring “dat ze enkel nog de nadruk willen leggen op wat hen fundamenteel bindt”. Williams’ commentaar (‘dat er dus niet zo veel verschillen overbrugd zijn’) verried dat het gesprek een sof was. De relatie is en blijft slecht.

Maar wie rel krijgt met de anglicaans-episcopale kerk heeft natuurlijk al snel een verwrongen relatie met de Angelsaksische pers. In de huidige geglobaliseerde wereld, met de dominantie van Engelstalige media, is dat een bijzonder oncomfortabele positie. Benedictus en het Vaticaan weten het onderhand.

Want terwijl het rel zocht met de anglicanen, bakte datzelfde Vaticaan zoete broodjes met de Broederschap van Pius X, de extreem rechtse volgelingen van wijlen aartsbisschop Marcel Lefebvre, die de vernieuwingen van het Tweede Vaticaanse Concilie uit de jaren zestig afwijzen. Die waren onder Johannes-Paulus II in de ban gegooid, maar nu was een reïntegratie in de kerk nabij.

Net zoals de anglicanen mochten ze eigen gebruiken behouden: voor Benedictus VXI is dat een bewijs van decentralisatie, van openheid en modernisme. Tot bleek dat een van die kerels die opnieuw bij Rome aansloten, de Britse bisschop Richard Williamson, in een interview verklaarde dat er “overweldigende bewijzen” bestonden dat er geen gaskamers hadden bestaan in de concentratiekampen, dat er ‘slechts’ een paar honderdduizend joden waren omgekomen.

Dat interview werd precies op de dag uitgezonden waarop de excommunicatie van zijn groep werd opgeheven. Het Vaticaan kon zijn best doen om echt álle officials te doen uitleggen dat ze niet achter zijn woorden stonden (Benedictus zelf zou in 2009 in Auschwitz afstand nemen van elke vorm van negationisme), dat ze die integendeel sterk afkeurden, en dat die excommunicatie níéts te maken had met zijn opvattingen, het maakte de zaak alleen maar erger. Leg het de moderne samenleving maar eens uit: dat de excommunicatie van iemand afhangt van de vraag of hij het gezag van de paus erkent of tot een compromis komt over het Latijn in de mis of de vraag of een priester net wel of niet met zijn rug naar het altaar moet staan, maar níét van de vraag of hij de Holocaust ontkent.

Zo ging het verder. Op reis door Afrika wil Benedictus XVI eens een punt maken tégen het condoom: het gratis bedelen van condooms zou niet de oplossing zijn voor de strijd tegen aids. Integendeel, het verergert het alleen maar. Weerom was er een bittere, wereldwijde controverse. Er is geen mens meer die beweert dat condooms alleen aids zullen tegenhouden, maar dat het condoom een nuttige rol speelt, is bijvoorbeeld voor de VN en zijn bevoegde instanties een uitgemaakte zaak.

Voor het Vaticaan niet. De Vaticaanse persdiensten konden wéér nuanceren, wéér uitleggen, dat de toespraak van de paus niet zo eenzijdig was als weergegeven in de media (en deels zal dat wel zo zijn), maar hij moest zonodig zijn punt maken over een thema waarvoor de kerk niet zo’n goede credits heeft - al zien vele katholieken dat anders. Maar toen het gezaghebbende medische tijdschrift The Lancet de paus ook kapittelde, ditmaal na aandachtige lectuur van zijn speech, was stilaan duidelijk dat weer een kans gemist was om het morele gezag van het Vaticaan te herstellen. Zelfs maar te handhaven.

En ineens gaat echt álles fout. Wat het pontificaat van Benedictus XVI in een nachtmerrie heeft veranderd, is het opduiken van seksuele schandalen in allerlei katholieke instellingen, of begaan door katholieke priesters en geestelijken. En vooral: het toedekken door de katholieke hiërarchie ervan. Het probleem dateert overigens al van voor de pauskeuze van Ratzinger. Met name de Amerikaanse kerk werd al langer geteisterd door een aantal pedofiliezaken. Om die toe te dekken, werden enorme sommen uitbetaald.

Maar ineens brak de dijk. In Ierland, in Nederland, in Italië, her en der in België, overal eigenlijk bleek het probleem (a) veel groter dan gedacht, (b) veel beter bekend bij de kerkelijke hiërarchie dan geweten, en (c) door die hiërarchie zeer bewust en hardnekkig in de doofpot gestopt.

Het drama van Benedictus XVI is dat hij in de voorbije jaren een aantal pedofiliezaken streng aanpakte - streng, althans, naar Vaticaans gebruik. Het beruchtste geval is dat van Marcial Maciel, de stichter van de ‘Legionairs van Christus’. Dat is een zeer populaire ‘nieuwe beweging’ in de kerk. Zonder het schandaal zou Maciel, die door de eigen club op handen werd gedragen, wellicht op weg zijn geweest naar een zalig- en eventueel heiligverklaring na zijn dood. Maar de beschuldigingen van seksueel misbruik deden hem de das om.

Ratzinger zat Maciel al op de hielen toen hij nog kardinaal was, vlug na zijn pauskeuze dwong hij hem tot ontslag. Er kwam geen uitleg, behalve dat Maciel door de paus gedwongen werd “tot een teruggetrokken leven van gebed en boetedoening”. Naar Vaticaanse normen was dat een virtuele terdoodveroordeling. In 2008 stierf Maciel, bepaald niet in een geur van heiligheid.

Daarmee was Benedictus XVI strenger geweest dan elke paus voor hem. En toch kreeg hij geen applaus van de samenleving, de media. Was Maciel ooit berecht? Was er de slachtoffers ooit officiële genoegdoening gegeven? En was hij zelf, toen hij in de jaren zeventig nog aartsbisschop van München was, niet mild geweest voor een pedofiel priester?

Het probleem is stilaan oncontroleerbaar. Sommige kardinalen spreken op strenge toon, zeggen publiekelijk dat ze elk geval van pedofilie aan de rechtbank zullen doorgeven. Anderen zeggen juist het omgekeerde. En de regel lijkt: hoe hoger en belangrijk in het Vaticaan, hoe koppiger in het eigen gelijk, hoe meesmuilender voor de slachtoffers, en dus hoe schadelijker voor de eigen kerk, hoe vernietigender voor hun eigen paus. De pauselijke prediker, vader Raniero Cantalamessa, die de aanvallen op de kerk nog met Pasen vergeleek met de jodenvervolging: het was een bijzonder smerige vergelijking, ook al was hij zo ‘handig’ die woorden in de mond van een joodse kennis van hem te leggen. Weer uitleg, verklaringen, halve verontschuldigen. Of, nog erger, de Vaticaanse staatssecretaris Tarcisio Bertone, die het punt maakte dat de zedenschandalen bij priesters geen gevolg waren van het celibaat, maar van homoseksualiteit.

En zo moet de paus zich in het stof buigen: een brief naar de Ierse bisschoppen, vol strenge berispingen, vol berouw - maar voor grote delen van de publieke opinie nog niet ver genoeg. Dit weekend, op reis op Malta, ontving hij tien slachtoffers van seksuele mishandelingen door priesters. Naar Vaticaanse normen is dat werkelijk ‘ongehoord’: het publiekelijk erkennen van fouten van de eigen hiërarchie én publiekelijk de slachtoffers ‘eren’ (wie een audiëntie krijgt bij de paus, beschouwt dat doorgaans als een eer).

In Benedictus XVI eigen woorden: “De kerk is gewond door onze zonden.” En niet alleen de kerk: nooit eerder de voorbije honderd jaar was een paus zo gehandicapt in zijn optreden. En, voorlopig toch, als balans van vijf jaar Benedictus: zo mislukt in zijn missie.