Direct naar artikelinhoud

We amuseren ons kapot

Wie vandaag jonger dan twintig is, heeft geen wereld zonder internet gekend. Het is een wereld van verschil. Maar is het ook een wereld waar we bang van moeten zijn? Jeroen de Preter

Het was een van de knapste documentaires van het voorjaar. Humo's Rock Rally, een door Canvas uitgezonden verslag van de bekende muziekwedstrijd door de ogen van de kandidaten en hun entourage, toonde hoe sommige dingen van alle tijden zijn. De ouderlijke trots, bijvoorbeeld, of de verbindende, verpletterende kracht van de muziek.

Tegelijk maakte de documentaire duidelijk dat er, sinds de tijd van Noordkaap, dEUS en Gorki, ook iets ingrijpend veranderd is in de muziekcultuur en bij uitbreiding onze hele samenleving. Computers staan vandaag vaak letterlijk in het centrum van het leven, voor jongeren lijkt het expressiemiddel nummer één geworden.

De Rock Rally werd dit jaar gewonnen door The Compact Disk Dummies, twee nog jonge broers uit het West-Vlaamse Desselgem, geboren in 1993 en 1995. Ze pakten de jury en het publiek in met laptops, waaruit ze bijzonder aanstekelijke elektropunk toverden. The Compact Disk Dummies haalden het voor publiekswinnaar Sleepers's Reign, even jonge kerels die aan de weg timmeren met zelf in elkaar geknutselde computers.

De Canvas-documentaire toonde de leefwereld van jonge adolescenten van nu. Doodgewone, haast archetypische slaapkamers, maar centraal in die kamers wel computers. Computers waar deze jonge jongens mee speelden alsof ze nooit iets anders hadden gekend. En zo is het natuurlijk maar net.

De Rock Rally werd dit jaar gedomineerd door jongeren die de Amerikaanse opiniemaker en schrijver Marc Prensky de digital natives heeft gedoopt. Het zijn jongeren die geboren werden op het ogenblik waarop de digitale revolutie zijn intrede deed in de wereld van hun ouders. Voor de ouders - de digital immigrants - was en is het vaak nog een leerproces, voor hun kinderen een vanzelfsprekendheid. Het geeft die kinderen de Vorsprung durch Technik. Hoe groot die Vorsprung is, kan elke ouder van nu u vertellen. Ze zijn drie en kunnen een iPad bedienen, ze zijn vijf en programmeren in uw plaats de digicorder, ze zijn nog geen achttien als ze met hun computers een oud bastion als de Rock Rally bestormen en veroveren.

Dit zijn de kinderen van de digitale revolutie. Ze verbluffen en verbijsteren de vorige generatie. Maar ze beangstigen die ook. De wereld waarin hun kinderen zo vaak en zo graag rondlopen is in belangrijke mate digitaal. Soms lijkt het of ze, om de woorden van de Amerikaanse auteur Edward Castronova te gebruiken, aan een 'exodus to the virtual world' zijn begonnen. Een vlucht naar een wereld van duistere, ingewikkelde games en soms ondecodeerbare emoticons, een wereld die de digital immigrant niet begrijpt en daarom angst inboezemt.

Zoals te voorzien en te voorspellen was: de digitale revolutie heeft een oud genre nieuw leven ingeblazen, het genre van de pessimistische cultuurkritiek. Toen in de jaren zestig en zeventig de televisie onze huiskamers binnendrong, liet de invloedrijke denker Neil Postman een boek verschijnen met een voor zichzelf sprekende titel Wij amuseren ons kapot. Postmans theorie kende en kent nog altijd veel bijval, en veel van wat Postman in 1985 schreef, keert vandaag terug in het denken van enkele prominente technocritici van vandaag. Ook hier is er de schrik, of de overtuiging, dat de nieuwe technologie alles van waarde uit de oude cultuur zal verwoesten.

Twee jaar geleden verscheen Het ondiepe van Nicholas Carr, een boek waarin de Amerikaanse schrijver op basis van wetenschappelijke bevindingen probeert te bewijzen hoe de digitale revolutie ons dommer en oppervlakkiger aan het maken is. Een even interessante, maar meer psychologiserende variant van Carrs boek - iDisorder van Larry Rosen - verscheen begin dit jaar, en betoogt dat de digitale revolutie ons collectief gestoord maakt.

Dat de nieuwe cultuurcritici hun pijlen graag richten op de digital natives hoeft niet te verbazen. Als het klopt, dat het internet ons dommer, oppervlakkiger en gestoorder maakt, dan kan het niet anders dan dat de kinderen die bij wijze van spreken hun jeugd op dat net doorbrengen, dommer, oppervlakkiger en gestoorder zijn dan hun ouders.

Hersenmutatie

Onderzoek naar de effecten van de digitale revolutie op het brein zijn schaars, al zijn er wel een aantal indicaties die op een mutatie wijzen.

Een mogelijke aanwijzing is te vinden in het beroemde en ook door Nicholas Carr aangehaalde Flynn-effect. Het effect is genoemd naar een Nieuw-Zeelandse psycholoog Flynn, die aantoonde dat we per decennium enkele IQ-punten slimmer worden. Uit onderzoek blijkt dat dat effect vandaag uitgewerkt is. Of toch bij sommige groepen.

Flynn ontdekte redelijk onlangs dat het IQ van Britse kinderen vandaag nog altijd lichtjes stijgt ten opzichte van vorige generaties. Het Flynn-effect bleek echter uitgewerkt toen ze tieners werden. Vanaf dan beginnen ze aanzienlijk slechter te scoren dan hun ouders, de tieners van 1980.

Een gevolg van de digitale revolutie? Flynn zegt het niet letterlijk, maar hij insinueert het wel. Een mogelijke verklaring voor die achteruitgang, zegt Flynn, is dat de tieners van vandaag zich sneller en radicaler dan in 1980 losmaken van de leefwereld van hun ouders. Op die manier worden ze al vroeg ondergedompeld in een "jeugdcultuur die vandaag duidelijker gericht is op computerspelletjes dan op lezen en conversatie".

De bevindingen van Flynn vertonen opvallend genoeg een parallel met de resultaten van een heel ander onderzoek dat de Nederlandse Taalunie liet uitvoeren. De organisatie wilde weten of de steeds weerkerende klacht van leraren - 'ze kunnen niet meer spellen' - klopte met de werkelijkheid. Wat bleek? Net als uit het onderzoek van Flynn bleek er bij jongere kinderen geen probleem. De moeilijkheden kwamen pas later. "Leerlingen spellen slechter naarmate ze ouder worden", zo was de conclusie van de Taalunie.

En zo brengen de twee onderzoeksresultaten iets samen wat erg plausibel lijkt. Kinderen beginnen minder te presteren op klassieke vaardigheden als spellen en lezen naarmate ze vaker in de digitale wereld komen, weg van de 'oude' wereld van hun ouders. Over de rol van die ouders valt in deze context trouwens nog iets interessants te vertellen. Uit een recent, door minister van Onderwijs Pascal Smet besteld onderzoek, bleek dat twaalfjarigen van bij ons vaak bedroevend scoren op het vak wereldoriëntatie. Zo zou bijna de helft van onze scholieren niet weten waar de Noordpool ligt. Opmerkelijk, en toch niet irrelevant in deze discussie: de resultaten bleken opmerkelijk beter bij kinderen wier ouders boeken en kranten lezen.

Zappen in plaats van lezen

Hebben de technocritici dus gelijk? Is het niet stilaan overduidelijk, dat de oude wereld van boeken en kranten beter is voor ons brein dan de nieuwe, digitale wereld?

Met deze en nog veel meer vragen kloppen we aan bij professor Ronald Soetaert, specialist mediageletterdheid aan de vakgroep Onderwijskunde (UGent). Soetaert is een man van nuances, maar over de impact van de digitale revolutie op ons denken en zijn is hij uitgesproken. "We zijn vandaag getuige van een mutatie", zegt Soetaert. "Dat kan haast niet anders. De overgang van de orale cultuur naar de geschreven cultuur heeft de manier waarop wij denken en vertellen ook veranderd. De schriftcultuur creëert een bepaalde manier van argumenteren. Je mag er dus vanuit gaan dat de digitale cultuur, die gebaseerd is op hypertekst, op eenzelfde manier ons denken beïnvloedt."

Maakt het dan verschil uit, of de informatie via een boek dan wel via een computer wordt verspreid? Soetaert gelooft van wel. "The medium bepaalt wel degelijk the message. Je kan het vergelijken met de manier waarop fruit en groenten vandaag tot bij ons komen. Op het eerste gezicht lijkt het van geen belang op dat vervoer met een kar of een vliegtuig gebeurt. Maar al vlug wordt duidelijk dat ons hele voedingssysteem door dat vervoer verandert: we eten groenten en fruit nu los van de seizoenen en van alle mogelijke streken."

De komst van het internet, zegt Soetaert, heeft gezorgd voor een explosie van informatie. "Het gevolg is dat we vandaag soms bijna gedwongen worden om te zappen in plaats van te lezen. Niemand kan nog volgen wat er in zijn vakgebied verschijnt. Alleen al in mijn eigen vakgebied verschijnen vandaag meer dan vijftig artikels per dag. Die kan je niet allemaal lezen, dus moet je zappen, en keuzes maken. Dat geldt ook voor het onderwijs. Literatuuronderwijs kan je vandaag nog onmogelijk beperken tot de Vlaamse literatuur. Je moet leerlingen ook laten proeven van literatuur uit de rest van de wereld. Dat is een vorm van verbreding, maar die veroorzaakt haast automatisch ook een verlies van diepgang."

Verlies van diepgang. Zowel Nicholas Carr als, recenter, de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco (De barbaren) zien het als een onvermijdelijke tendens in onze nieuwe, gedigitaliseerde wereld. Maar volgens Soetaert vergissen ze zich. "Hoogstens kun je zeggen dat de diepgang zich heeft verplaatst", zegt hij. "Ik heb literatuur gestudeerd, wat maakt dat ik er met een diepgang over kan spreken die anderen niet hebben. Maar tegelijk zie ik hoe jongeren vandaag kunnen spreken over games met een diepgang die ik niet heb. Dus nee, de aandacht en die diepgang zijn niet aan het verdwijnen uit onze beschaving. Alleen is de aandacht verdwenen voor dat wat wij vinden dat aandacht zou moeten krijgen."

"Laat het mij even extreem stellen, en op het gevaar af Amerikaans te klinken. Twintig jaar geleden kwam ik regelmatig in scholen waar ik leerlingen zag die schoolmoe waren, en alleen nog maar geïnteresseerd in wat toen nog helemaal nieuw was: computers en games. Tegelijk zag ik er ook leerlingen die heel gemotiveerd Latijn en Grieks studeerden. De vraag is nu: wie van deze jongeren is het best voorbereid op de maatschappij van vandaag?"

"Ik wil hier zeker geen pleidooi voeren voor een onderwijs dat zuiver utilitair is. Maar je moet wel beseffen dat de ideeën over wat basiskennis hoort te zijn en wat niet, voortdurend veranderen. Van een ding kun je zeker zijn: toen wij jong waren, werd er ook over ons geklaagd. Ik las geen heiligenlevens meer, en ik ging niet meer naar de kerk. Dat werd toen heel erg gevonden."

Zoals we het vandaag heel erg vinden dat de chat- en sms-taal onze spelling vervuilen? "Inderdaad. Begrijp me niet verkeerd, ik vind dat we spelfouten moeten blijven corrigeren. Maar ik zou niet willen dat we teruggaan naar de tijd waarin een spelfout als een doodzonde werd gezien. Misschien moeten we wat meer aandacht besteden aan argumentaties in plaats van obsessief met spelling bezig te zijn. Liever een spelfout dan een denkfout."

"Overigens kan je vandaag onmogelijk beweren dat de digitale revolutie een bedreiging is voor het geschreven woord. Vandaag schrijven jongeren meer dan ooit. Telefoneren doen ze niet, ze sms'en, facebooken en chatten. Laat ons dat omarmen. En laat ons corrigeren op plekken waar dat nodig is. Maar corrigeren doe je niet door ze te stigmatiseren en te beledigen."

Focussen op mediawijsheid

Tijd voor wat zelfkritiek. In de vorige paragrafen hebben we ons afgevraagd of de digital natives dommer, onwetender en oppervlakkiger zijn dan de vorige generatie, en of dat een gevolg is van de digitale revolutie. Maar is dat wel een goeie vraag? Pedro De Bruyckere, pedagoog, jongerenwatcher en co-auteur van het boek De jeugd is tegenwoordig (2011), vindt van niet.

"De digital natives zijn een mythe", zegt De Bruyckere. "Ik begrijp de aantrekkingskracht van de term, maar hij is wel misleidend. Hij suggereert dat jongeren beter kunnen omgaan met technologie, terwijl dat maar voor een beperkt, relatief onbelangrijk deel zo is. Jazeker, jongeren zijn handiger als het gaat over het bedienen van de knopjes. Daar moeten we niet over discussiëren. Maar veel belangrijker is de vraag wat ze met het internet doen. Hoe profileren ze zich via de sociale media? En vooral: hoe gaan ze met de informatie die ze via digitale media verzamelen om? Onderzoek leert dat jongeren op deze vlakken slecht scoren. Echt slecht."

"Iemand heeft het internet ooit met een brandslang vergeleken. Als je dorst hebt kun je wel proberen om van die slang te drinken, maar de kans is groot dat je nat wordt, en dorstig achterblijft. Om maar te zeggen: informatie verwerven op het internet is allesbehalve gemakkelijk (zie kader). Een van de moeilijkste dingen die er bestaan is: iets opzoeken op Google. Dat blijkt ook uit een oefening die de Universiteit van Amsterdam aan haar studenten geeft. Ze vragen hun studenten de opdracht om vier websites over Martin Luther King te rangschikken volgens betrouwbaarheid. Welke website zetten ze haast altijd onderaan? Wikipedia. Welke zetten ze haast altijd op één of twee? De site www.martinlutherking.org. Het is een site die er saai, en dus betrouwbaar uitziet. Tot je hem van nabij gaat bekijken. In werkelijkheid wordt de site gehosted door Stormfront (een neonazistisch forum, JdP).

"Gebrek aan mediawijsheid. Dat is volgens mij een van de grootste problemen bij jongeren van vandaag. Meer dan ooit zal het onderwijs de jongeren moeten leren hoe je kritisch met bronnen omgaat. Helaas staat de mythe van de digital natives dat besef vaak in de weg. Door die mythe denken volwassenen dat ze jongeren niets meer kunnen leren als iets zich op het het internet afspeelt. Met andere woorden: de opvoeders gaan zichzelf onderschatten, terwijl de leerlingen zichzelf in de regel overschatten."

Maandag: surfen in plaats van

denken, oppervlakkigheid

boven diepgang

Foto: Laetitia Bica, styling: Helena Chambon, bij C'est chic agency. Met dank aan Fnac Rue Neuve City 2, H&M en Vincent Garcia.

Het digitale gevaar

lHoe zoekt en verwerkt 'generatie Google' informatie? Een grootschalig onderzoek uit 2011 van het Centre for Information Behaviour and the Evaluation of Research (CIBER) van de University of Londen legde een aantal belangrijke pijnpunten bloot.

De belangrijkste op een rij:

lDe studenten besteedden nauwelijks tijd aan de evaluatie van informatie op het vlak van relevantie, betrouwbaarheid en autoriteit.

lHet bezoek aan een webpagina duurde gemiddeld enkele seconden.

lDe studenten hadden over het algemeen slechts een oppervlakkige kennis over wat het internet is.

lDe studenten consumeerden hun informatie liever in hapklare brokken dan in lopende tekst.