Direct naar artikelinhoud

'We moeten de slaaf uit ons wringen'

In 1787 richtten twaalf mannen in Londen een vereniging op om de transatlantische slavenhandel af te schaffen. In enkele jaren tijd had ze een meerderheid van de publieke opinie overtuigd. De Amerikaanse auteur Adam Hochschild, bekend van zijn wereldwijde bestseller over het Congo van Leopold II, schreef een boek over de lui die deze campagne voerden, en over de gruwelen die ze bestreden. 'Je moet bijna excentriek zijn om zo fel tegen de gevestigde ideeën in te gaan.' Door Rudi Rotthier

Adam Hochschild

Bevrijd de slaven! Het verhaal van de eerste mensenrechtencampagne

Meulenhoff, Amsterdam, 480 p., 27,50 euro.

et ging op die 22ste mei om negen quakers en drie anglicanen. Een van hen, Granville Sharp, had een soort harp met een dubbele rij snaren uitgevonden. Hij had, om uitsluitsel te krijgen in een theologisch dispuut en de bijbel grondiger te kunnen bestuderen, eerst Grieks en daarna Hebreeuws gestudeerd, en als hij niet met zijn broers op een muzikale bark over de Thames voer, vulde hij de ether met luid gezongen Hebreeuwse hymnen, al dan niet met harp begeleid. Deze levenslange vrijgezel werd door zijn broers gefinancierd om tegen slavernij te ageren. Een ander lid van de twaalfkoppige groep, Thomas Clarkson, had aan de universiteit een essaywedstrijd in het Latijn gewonnen, met een pleidooi ter afschaffing van de slavernij, en ergens onderweg van hot naar her onderging hij een Paulus-achtige bekering - hij wist dat hij zich voortaan met de strijd tegen de slavernij zou bezighouden. En dat deed hij dan ook zonder enig voorbehoud. Hij legde te paard, of hangend aan een koets (de goedkopere plaatsen), tienduizenden kilometers af, schreef boek na boek, pamflet na pamflet, hij verzamelde getuigenis na getuigenis, handtekening na handtekening, hij bezielde een hogelijk succesrijke boycotcampagne tegen het slavenproduct bij uitstek - suiker (de eerste consumentenboycot in de geschiedenis, oppert Hochschild, tienduizenden Britten dronken jarenlang hun thee suikerloos). Dan was er de spreekbuis van de beweging in het parlement, William Wilberforce, een evangelische christen en aartsconservatief (in tegenstelling tot Clarkson, die de Amerikaanse en later de Franse Revolutie bejubelde) met een hart van koekenbrood. Men beweerde dat er soms een stuk of tien bedienden in zijn eetkamer rondlummelden, zonder enige rol in het huishouden. Wilberforce nam steevast sukkelaars in dienst, en hield zijn personeelsleden zolang zij dat wensten, ook al waren zij fysiek afgeleefd en konden ze geen soepterrine meer hanteren. En toevallig aangespoelde gasten die 's avonds aan zijn tafel geen plaats meer vonden, werden elders bediend. Wilberforce stuurde niemand weg.

Wat later speelde de advocaat James Stephen een cruciale rol in de beweging. Hij was verliefd geworden op de hartsvriendin van zijn verloofde, verloofde zich, zonder zijn eerste verloving op te geven, ook met haar, en onderhield bovendien een liaison met een derde vrouw. Om de complexiteit van de situatie te ontvluchten reisde hij naar Barbados, waar hij toevallig een proces bijwoonde tegen vier slaven die een blanke arts zouden hebben vermoord. Stephen zag hoe onsamenhangend de beschuldigingen waren, hoe het proces scheen te dienen om een blanke verdachte wit te wassen, hoe de getuigen (zelf slaven) bedreigd werden en uiteindelijk uit schrik datgene verklaarden wat de procureur wou dat ze verklaarden. De vier werden levend verbrand. Stephen keerde veranderd terug naar het Verenigd Koninkrijk. Hij dokterde de legale slimmigheden uit waarmee ze de slavenhandel door het parlement zouden laten verbieden (eerst stelde hij via Wilberforce aan het parlement voor dat het - in volle oorlog met Napoleon - de Franse slavenhandel buiten de wet zou plaatsen, wat het parlement niet kon weigeren; vervolgens bracht hij te berde dat verscheidene Britse schepen, onder diverse vlag, Franse slaven vervoerden, waardoor het parlement bijna verplicht was alle slavenhandel te verbieden, zij het nog niet de slavernij). "Hoewel hij een relatief beperkte rol speelt in het boek, is Stephen allicht mijn favoriete figuur", zegt Adam Hochschild (°1942) tijdens een toernee in Antwerpen.

Hoe is het eigenlijk met diens liefdesleven gelopen?

"Hij sloot een overeenkomst met zijn twee verloofdes: hij zou trouwen met degene die niet aan een echtgenoot geraakte. De ene trouwde, en hij huwde de andere. Samen adopteerden ze het kind dat hij met de eerste had. Origineel in ieder geval. Spijtig genoeg hield hij vrij snel op met over zijn privé-leven te schrijven - zijn geschriften over zijn jonge leven zijn echt fascinerend."

Het boek zindert van de bevreemdende details. We leren dat kapiteins van slavenschepen, samen met zwarte of witte verkopers van slaven, terwijl ze wachtten op een transactie of terwijl een schip werd hersteld, een prille vorm van golf speelden, op een eiland met 2 holes. We leren dat die kapiteins vaak bevlogen christenen waren die probeerden hun bemanning te kerstenen, het vloeken op het schip te bannen (vloeken en godslastering werden door vele predikanten als dé problemen van die tijd beschouwd), terwijl benedendeks de slaven onbeweend crepeerden. We leren dat sommige slavenhandelaars de anus van hun slachtoffers lieten dichtbinden, om bij de verkoop te verbergen dat ze aan dysenterie leden. We leren dat de slavenhandel nodig was omdat er op de plantages zo veel slaven stierven, onder andere door in de ketels te vallen waarin de suiker werd geproduceerd.

De grote meerderheid van de wereldbevolking was onvrij en bijna niemand stelde dat ter discussie, ook de bevlogen christenen doorgaans niet.

"Bij het schrijven van dit boek heb ik me vaak afgevraagd: waarom waren die actievoerders bijna allen excentriek? Je moet bijna excentriek zijn om zo fel tegen de gevestigde ideeën in te gaan, om te veranderen wat de overgrote meerderheid als vanzelfsprekend beschouwt. Op dezelfde manier waarop Granville Sharp 's ochtends zonder zich om iemand te bekommeren, en zonder zich iets aan te trekken van wat de goegemeente dacht, zijn Hebreeuwse hymnen brulde, zo kon hij ook de slavernij ter discussie stellen."

Ook onverwacht: in zo'n groepje met sterke figuren was het onderlinge conflict, zowel ideologisch als persoonlijk, heel beperkt. Ze raakten het er snel over eens dat ze om tactische redenen de slavenhandel zouden bestrijden, en niet de slavernij zelf.

"Ja, die relatieve eensgezindheid is opmerkelijk. De conflicten kwamen later, toen na hun dood hun erfgenamen over hun onderlinge belang discussieerden. Clarkson, eigenlijk de drijvende kracht achter de groep, was er al snel van overtuigd dat Wilberforce het gezicht van de beweging zou worden. Wilberforce was respectabel, conservatief op elk terrein behalve slavernij. Hij verleende de beweging geloofwaardigheid - alsof vandaag de vredesbeweging een gepensioneerde generaal als leider zou kiezen. Ik denk ook dat hij Wilberforce echt graag mocht."

Stuk voor stuk sterk gelovige mensen voerden een antislavernijcampagne zonder daarbij religieuze argumenten te gebruiken.

"Ik denk dat ze daar per toeval op uitkwamen. In een eerste fase waren hun argumenten wel degelijk religieus gekleurd. Maar dan begon Clarkson getuigenissen rond slavernij en slavenhandel te verzamelen, en om het de parlementsleden makkelijker te maken - want het originele dossier telde 1.800 bladzijden - maakte hij een samenvatting, die, gewoon in de handel uitgebracht, een geweldige bestseller werd. Niets dan feiten, eigenlijk, getuigenissen over de toestand op de plantages, op de schepen, in Afrika. Die feiten maakten meer indruk dan welk argument ook. En sindsdien beperkten ze zich grotendeels tot die feiten."

In 1787, bij het oprichten van de antislavernijgroep, schrijft u, is de wereld grotendeels onvrij. In 1789 blijkt al een meerderheid van de Britten achter de afschaffing van de slavenhandel te staan. Hoe valt een dergelijke ommezwaai te verklaren?

"De beroemde poster waarop de dwarsdoorsnee van een schip met slaven was afgebeeld, waaruit men kon afleiden hoe beperkt de ruimte was waarin de geketende slaven werden getransporteerd, is naar onze normen braafjes, maar het was wel voor zover bekend de eerste politieke poster. De poster werd opgehangen in kroegen en had een gigantische invloed. De actievoerders gebruikten alle middelen die ter beschikking stonden. Een ex-slaaf hield een vijf jaar durende toernee. Tegelijk werden de tegenstanders op het verkeerde been gezet. Ze slaagden er niet in een deugdelijke tegencampagne op het getouw te zetten. Maar ten gronde, denk ik, ging het om een verandering van mentaliteit. Ineens gingen de ogen open.

"Niemand heeft duidelijk verklaard waarom de antislavernijbeweging in Engeland en niet elders op gang is gekomen. Engeland had goede verbindingen, die voor zulke campagnes nodig waren, en een rechtstreekse band met slavenhandel, maar andere landen hadden dat ook. Holland had bijvoorbeeld een hogere alfabetiseringsgraad dan Engeland, net als Denemarken en Zweden, die, zoals Holland, slavenkolonies hadden. Men heeft geprobeerd de ommezwaai economisch te verklaren: door de industrialisatie en de veranderde handel raakte slavernij uit de tijd. Maar dat klopt niet want de genoemde landen raakten ook geïndustrialiseerd maar toch hielden ze hun slavenkolonies in stand. Er was al evenmin een massabeweging tegen slavernij in de VS, dat ook geïndustrialiseerd werd. Als ik naar best vermogen probeer te verklaren waarom de campagne zo succesrijk was in Engeland, vind ik voornamelijk drie elementen: de Engelsen gingen er altijd prat op dat ze zoveel vrijer waren dan de Europeanen van het vasteland. Naar hedendaagse normen stelt het misschien niet zoveel voor, slechts vijf procent van de bevolking, exclusief mannelijk, was destijds stemgerechtigd. Maar volgens andere criteria was de maatschappij vrij democratisch. De pers was vrij en werd slechts bij hoge uitzondering gecensureerd. Het rechtssysteem was vrij billijk, een jury besliste - en de vooronderstelling, die weliswaar niet altijd klopte, was dat eenieder gelijk was voor de wet. De Britten hadden het gevoel dat zij rechten hadden die anderen, elders in de wereld, niet genoten. Zoals ze in het lied 'Rule Britannia' pochten: 'Britons never will be slaves'. De Amerikaanse en later de Franse Revolutie leverden invloedrijke ideeën op - een groot deel van het land sympathiseerde met de Amerikaanse Revolutie. Een ander belangrijk element: Britse slaven leefden aan de andere kant van de oceaan. Voor bijna iedereen in het land bedreigde de afschaffing van de slavernij het eigen inkomen niet. Nogal wat parlementsleden hadden geïnvesteerd in de slavenhandel of in plantages, maar dat was niet de norm. En tot slot bestond er, en daar is volgens mij nog maar weinig over geschreven, een verband tussen het gewelddadig ronselen van zeelui en de antislavernijgevoelens. De koloniale vloot had altijd manschappen te kort en voornamelijk in de havens, maar ook soms daarbuiten, zwierven gewapende bendes rond die mannen kidnapten en ze naar een schip brachten - waar ze vijf jaar, vaak langer, moesten dienen. Sommigen stierven onderweg. Grote delen van de bevolking hadden dat aan den lijve ondervonden of waren er getuige van geweest, of hadden gewoon met de schrik geleefd dat het hun zou overkomen. Talloze keren werd daartegen actie gevoerd, her en der ontstonden opstandjes tegen die benden. De eigen schrik van de Engelsen verhoogde allicht hun inlevingsvermogen in de slavernij."

De voorstanders van slavernij, vermeldt u, gebruikten in hun campagne, en in het parlement, nooit racistische argumenten.

"In tegenstelling tot Amerika, waar de parlementsleden juist heel vaak racistische redeneringen hanteerden. Waarom niet in Engeland? Ik denk omdat de parlementsleden toen beseften dat de publieke opinie tegen slavernij gekant was. En dus schakelden ze over op argumenten waarvan ze dachten dat ze de publieke opinie zouden doen kantelen - de afschaffing van de slavernij zou de economie schaden, de afschaffing van de slavernij zou gepaard gaan met jobverlies in eigen land, zou de prijs van suiker doen toenemen. Dat soort dingen."

Klinkt bekend.

"Heel bekend. Dat is door de geschiedenis heen dé argumentatie om wantoestanden goed te praten.

"Niet dat de activisten altijd zo verlicht waren. Ze waren revolutionair met hun boycot tegen suiker uit de Cariben, maar tegelijk zagen ze er geen graten in die te vervangen door suiker uit India, waar de productie voor een groot deel door schuldslaven werd verzekerd. Daar wisten de actievoerders niets van, maar ze deden ook geen moeite om het te weten."

Uw boek legt nogal de nadruk op de rol van Afrikanen, en Afrikaanse gebruiken, in de slavernij. Wordt dat tegenwoordig in de VS geaccepteerd?

"Af en toe krijg ik op dat punt nog wel een opmerking. Een tijdje geleden sprak ik in een zwarte boekhandel in LA en ik vermeldde de inheemse slavernij in Afrika. Een vrouw sprong meteen recht om me te corrigeren: 'Je zult bedoelen: horigheid. In Afrika bestond geen slavernij. En horigheid, zoals in Afrika, bestond destijds ook in Europa.' Ik weet het niet wat de VS betreft, maar zeker Afrikaanse intellectuelen zijn erg bewust van de eigen rol in de slavenhandel. Afrika als geheel moet dat volgens mij nog wel verwerken. Slavernij sijpelt door in de manier van denken. Als je op een continent leeft waar slavernij niet zo heel lang geleden nog bestond, wordt je houding daar verregaand door bepaald. Hetzelfde geldt trouwens voor Europa. Er zijn verschillende manieren om Oost en West te scheiden, en vaak denkt men in termen van het communistische blok tegen het kapitalistische. Ikzelf trek een denkbeeldige lijn tussen het Westen, waar horigheid drie- à vierhonderd jaar geleden afgeschaft werd, en plaatsen als Rusland of Roemenië, waar horigheid pas honderdvijftig jaar geleden min of meer eindigde. Volgens mij hebben de problemen van het Oosten daar vaak mee te maken. Tsjechov schreef ooit dat Russen 'de slaaf uit zichzelf moeten wringen, druppel voor druppel'. En zo is het, vrees ik, met slavernij of aanverwante systemen. Je raakt dat niet kwijt alleen door de wet te veranderen. Je moet dat druppel voor druppel uit jezelf wringen voor je echt vrij kunt zijn."

U hebt de rol van enkele laaiend enthousiaste individuen beschreven die de antislavernijbeweging in Engeland animeerden, maar dat roept de vraag op: zou het beduidend anders gegaan zijn zonder die individuen?

"Ik denk het eigenlijk wel. Uiteraard zou zonder hen ook iets zijn gebeurd, maar allicht met enige jaren vertraging. En die jaren waren cruciaal. In 1793 begon een ruim twintig jaar durende oorlog tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, en die oorlog bracht de antislavernijstrijd zogoed als tot stilstand. Nu kwam die oorlog nadat de publieke opinie eigenlijk al van het kwalijke karakter van slavernij overtuigd was. Zonder deze actievoerders had men minstens enkele tientallen jaren achterstand opgelopen. Een andere mogelijkheid is dat de beweging een andere vorm zou hebben aangenomen. Toen Clarkson met zijn campagne begon, merkte hij dat er in Manchester al een petitie tegen slavernij de ronde deed. Misschien was Manchester wel het centrum van een antislavernijbeweging geworden, of was de campagne vanuit een arbeidersbeweging gegroeid."

Die oorlog speelde een vreemde rol in de antislavernijstrijd. Toen de Franse Revolutie de slavernij afschafte, leken de Britse activisten ineens verdacht. Maar toen Napoleon de slavernij opnieuw legaliseerde...

"Napoleon maakte de antislavernijbeweging in Groot-Brittannië ineens weer respectabel. Maar over het algemeen is oorlog natuurlijk nefast voor progressieve sociale bewegingen."

Uiteindelijk is er twintig jaar verlopen tussen de oprichting van de antislavernijbeweging en de afschaffing van de slavenhandel, en zelfs vijftig jaar voor slavernij helemaal werd afgeschaft.

"Da's heel lang. In die periode waren er momenten van diepe ontgoocheling en ontmoediging, bijwijlen wilde men de kantoren sluiten omdat er toch geen schot zat in de zaak, maar uiteindelijk heeft men niet opgegeven."

In uw boek zitten herhaaldelijk verwijzingen naar andere mensenrechtencampagnes. Wat kunnen de latere campagnes, zeg maar de campagne om een billijke wereldhandel tot stand te brengen, leren van de eerste?

"Ah, heel veel. Dat was een van de elementen die me tot dit boek brachten. Mijn leven lang ben ik betrokken geweest bij progressieve initiatieven. Ik werkte als jongeman in de burgerrechtencampagne in het zuiden van de VS, in Mississippi, ik was later actief tijdens de protesten tegen Vietnam, ik doe zelf niks in de acties voor billijke handel maar vele van mijn vrienden wel. En het is prettig om te horen hoe activisten mijn boek vanuit hun eigen perspectief lezen. Ik krijg bij lezingen vragen als: hoe verliep hun fundraising? Welke lessen kunnen we hieruit trekken? Zeker het bouwen van een coalitie. Verzamel iedereen die bereid is je op je actiepunt te ondersteunen, conservatief en progressief, gelovig en ongelovig. Gebruik elk beschikbaar middel om je boodschap te verspreiden. En zeer belangrijk: geef nooit op. Het kan vijftig jaar duren eer je je gelijk haalt. Dat is met fair trade ook weer het geval: dat zal allicht een eeuwigheid duren."

En niet te vergeten: nadat je de overwinning hebt behaald, zet de strijd voort.

"Klopt. De actievoerders dachten dat de buit binnen was, maar de bevrijde slaven leefden nog decennialang in misère, zonder dat hun feitelijke toestand veel verbeterde."

Toen ze eindelijk hun zege behaalden, vroeg een van de actievoerders: wat zullen we nu eens afschaffen? Het antwoord luidde: 'de loterij, misschien'. Na zo'n duidelijke zaak als slavernij, is het moeilijk om iets te vinden dat even onmiskenbaar is als onvrijen vrij te maken.

"Fair trade komt enigszins in de buurt. Dat Europa en de VS met hun subsidies de arme boeren in Afrika valse concurrentie aandoen, is weliswaar vrij duidelijk een morele kwestie... Maar de strijd tegen slavernij had een morele eenvoud die zelden wordt bereikt."

Rudi Rotthier

'Slavernij sijpelt door in de manier van denken. Als je op een continent leeft waar slavernij niet zo heel lang geleden nog bestond, wordt je houding daar verregaand door bepaald'