Direct naar artikelinhoud

Ene aanzet tot haat is andere niet

Het hof van beroep in Antwerpen heeft Fouad Belkacem, de vroegere woordvoerder van Sharia4Belgium, veroordeeld tot achttien maanden cel voor het aanzetten tot haat en geweld. 'Een wel erg forse straf', vindt Jos Vander Velpen, voorzitter van de Liga voor Mensenrechten.

Anderhalf jaar effectieve gevangenisstraf en 550 euro boete. Het Antwerpse hof van beroep oordeelt niet mild voor Fouad Belkacem, de ex-woordvoerder van Sharia4Belgium. In eerste aanleg was Belkacem al veroordeeld tot één jaar effectief, maar het hof van beroep deed daar gisteren dus nog een half jaar gevangenschap bovenop.

Belkacem krijgt de straf onder meer voor het posten van YouTube-filmpjes waarin hij moslims oproept om ongelovigen te bestrijden. Daarbij liet hij zich omringen door afbeeldingen van wapens en opnames van geweerschoten. Het hof tilt kennelijk ook zwaar aan het filmpje dat Belkacem postte na het overlijden van voormalig Vlaams Belang-politica Marie-Rose Morel. Belkacem zei hierin dat de politica op weg was "naar de vuilnisbelt van de geschiedenis, samen met Hitler, Stalin en alle andere vijanden van Allah die dachten sterker te zijn dan Allah".

Volgens het hof wilde Belkacem op deze manier de nabestaanden hinderen bij het verwerken van hun verdriet. Het boegbeeld van Sharia4Belgium zou verder ook een soort van "heldenstatus" nastreven bij zijn volgelingen en grote schade aanrichten bij moslims die wél willen samenleven met andere geloofsgemeenschappen.

Smalle koord

Jos Vander Velpen, advocaat en voorzitter van de Liga voor Mensenrechten, formuleerde gisteren enkele serieuze bedenkingen bij het vonnis van het hof. "18 maanden effectieve gevangenisstraf is een wel erg forse straf. Belkacem wordt hier veroordeeld voor het aanzetten tot haat en geweld, iets waar in het verleden bijna uitsluitend symbolische straffen voor werden uitgesproken."

"Dossiers die te maken hebben met aanzetten tot haat en geweld moeten volgens mij altijd met de grootste terughoudenheid behandeld worden. In dergelijke dossiers is het immers altijd dansen op de smalle lijn tussen strafrecht en het recht op vrije meningsuiting."

Vander Velpen heeft nogal wat relevante ervaring in dit soort dossiers. Zo was hij eertijds medeaanklager in het proces tegen de vzw's van het Vlaams Blok. In 2004 werd die partij veroordeeld wegens het aanzetten tot haat en discriminatie. Het hof argumenteerde toen dat het Blok vreemdelingen systematisch had voorgesteld als "criminelen, boosdoeners, profiteurs, onintegreerbare fanatiekelingen en een bedreiging van het eigen volk".

Martelarenstatus

Gevangenisstraffen zijn er toen echter niet uitgesproken. "Terwijl het aanzetten tot haat en discriminatie door het Blok toch wel een pak structureler en grootschaliger werd aangepakt dan door Sharia4Belgium", zegt Vander Velpen.

"Aan extreem rechtse zijde is bij mijn weten nog nooit iemand in de gevangenis gezet omwille van aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Blijkbaar wilde men Belkacem wél uit het straatbeeld verwijderen. Versta me goed, ik ben het oneens met alles wat die man zegt. Maar ik stel me, als persoon, niet als voorzitter van de Liga, wel vragen bij dit vonnis. In de argumentatie lees ik dat hij "een heldenstatus" wilde nastreven. Dat lijkt me geen krachtig argument voor een strafvermeerdering."

"Bovendien kan ik het alleen maar ironisch noemen dat het hof zo zwaar tilt aan Belkacems uitspraken over Morel. Natuurlijk zijn die wansmakelijk, en natuurlijk wens je geen enkel mens toe wat haar is overkomen. Maar aan de andere kant zie ik nog altijd voor me hoe Morel tijdens het proces tegen het Vlaams Blok telkens op de eerste rij zat en een zo breed mogelijke interpretatie van het recht op vrije meningsuiting bepleitte."

Vander Velpen vraagt zich ten slotte nog af of een gevangenisstraf wel het geschikte middel is om een figuur als Belkacem en diens ideeëngoed te bestrijden. "Je zal er zijn ideeën allicht niet mee veranderen. Bovendien maak je zijn martelarenstatus op deze manier alleen maar groter."