Direct naar artikelinhoud

De revolutie als ontsnapte Frankenstein

De mens denkt dat hij de revolutie maakt, maar de revolutie maakt hem. Die gedachte haakt zich vast na De onkreukelbare, de vierde voorstelling van het jonge collectief Steigeisen.

De onkreukelbare is een kleurrijk onderzoek naar het glibberige fenomeen revolutie - in taal, in ritueel, in symbool.

Alles begint met de creatie van een homunculus, dat mythische alchemistenwezentje dat onmiddellijk na zijn ontstaan van zijn schepper wegloopt. Zo ontglipt een revolutie ('Robespierre') direct na haar geboorte haar vermeende verwekkers. Want hoe en waar 'begint' een revolutie? En wie begint ze? Wasde Tunesische straatverkoper Mohammed Bouazzi de aanstoker van de Arabische Lente, of is dat een rol die de geschiedenis hem heeft toebedeeld?

Als een toverlamp laat De onkreukelbare in de kale KVS-Box een aantal grillige trans- en deformaties van revolutie oplichten. Nu eens neemt ze de gedaante aan van bloedbad, dan weer van feestelijke herdenking, van kinderlijke bewondering, van hol ritueel. Maar nooit van glorieuze opstanding van een soeverein volk, zoals het in de schoolboeken staat.

Een sluitend recept blijkt er niet te zijn - gelukkig maar, stel je de gevolgen voor van een revolutie 'op bestelling'. Drie akten en een epiloog lang holt Jeroen Vander Ven als een stripfiguurtje zijn eigen scenario achterna. De gebeurtenissen vallen hem vanaf het plafond letterlijk op het hoofd. Maar de chaos van de door hem ontketende beeldenstorm bedriegt: Vander Ven en Bellinck hebben hun uitgebreide research weldoordacht gekneed. De eerste akte schetst de kiem van een revolutie als het moment waarop de angst eindigt, en een lang opgekropte woede zich collectief ontlaadt, met alle excessen van dien.

Terreur

Tegelijkertijd ontmantelt Steigeisen dat glorieuze moment echter ook tot zijn deerniswekkende maatschappelijke relicten: ambtelijke vervlakking, een halfvergane gipsen olifant, een spektakelparade. In een tweede akte slaat collectief enthousiasme om in private terreur en de controle van het persoonlijke leven. Tenslotte komt 'de onkreukbare' zelf aan het woord, die de maakbaarheid van zijn utopie bevestigd ziet in de creatie van een nieuw opperwezen en in hedendaagse bewoordingen de hypocrisie rond revolutie hekelt: we willen cola zonder suiker, war without war, een revolutie zonder slachtoffers. Een ontroerende epiloog spiegelt zijn historische poging tot het beheersen van wat zich nu eenmaal niet laat beheersen: menselijke emotie.

De makers lijken hun onderzoek te voeren vanuit een naïeve verwondering, wat De onkreukelbare politiek maakt zonder pamflettair te zijn. Straf is bijvoorbeeld de manier waarop Steigeisen een 'tussentijd' creëert: de scènes schakelen naadloos tussen het historische en het actuele, om beide te overstijgen tot een universeel 'nu'. Wat uiteindelijk bijblijft zijn de potsierlijke pogingen van de mens om lijnen te trekken, breuken te maken, tijdperken in te luiden, terwijl het de geschiedenis is die de dans leidt. Die vaststelling leidt echter niet tot een lam defaitisme. Goed, dat grote revolutionaire vuur wordt niet heldhaftig ontstoken, het ontstaat en stoemelings, door kleine, toevallig rondspringende genstertjes. Maar dat maakt de gloed ervan niet minder betoverend.