Direct naar artikelinhoud

Impliciete Helsen vs. Expliciete Deprez

Comedyliefhebbers in ons kleine Vlaanderenland zijn verwend: ze weten niet naar welke heerlijke voorstelling zich eerst te reppen.

Afgelopen donderdag ging Spijtig spijtig spijtig, de nieuwe show van Wim Helsen, in première en zaterdag was het de beurt aan Hier is wat ik denk van Wouter Deprez. Twee topvoorstellingen van twee dito komieken, met verbazend veel inhoudelijke parallellen. Qua aanpak konden ze echter niet verschillender zijn. Impliciet versus expliciet.

Woow, het kon niet op, de lof en het aantal sterren voor Spijtig spijtig spijtig. Ook de Nederlandse pers, waar Helsens nieuwe voorstelling eerder al debuteerde, had alleen maar superlatieven over voor de Antwerpse cabaretier. Helsens absurde humor slaat er al langer aan en sinds de tragikomische tv-serie Geen probleem voor de VPRO (met Theo Maassen en Stefaan Van Brabandt) is hij boven de Moerdijk ook als acteur bekend. Dat Helsen kan acteren, wist Vlaanderen al sinds het sublieme De ronde van Jan Eelen.

Dat acteertalent speelt een belangrijke rol in de shows van Helsen, die op zo'n geloofwaardige manier een personage neerzet dat je in het verhaal meegaat. Ook in Spijtig spijtig spijtig is dat niet anders.

Calimero

Is het een meeslepende voorstelling? Ja. Zet Helsen je aan het denken? Ja. Zit er maatschappijkritiek in? Ja! In een eerder interview met Helsen (De Morgen, 2 februari) wordt gerefereerd aan een toeschouwer van de avant-première die na afloop op de radio zegt dat het verhaal van Spijtig spijtig spijtig "eigenlijk nergens over gaat". Het tegendeel is waar.

Alleen is alles zeer impliciet gesuggereerd of uitgesproken in metaforen, binnen de onmogelijke situatie waarin Helsens personage zich gewerkt heeft. Deze figuur heeft niets dan goede bedoelingen, maar wordt steeds opnieuw misbegrepen. Subliem is ook de manier waarop Helsen - met een overigens perfecte dictie - verhalen begint, die niet afmaakt, er later op terugkomt, ze zogenaamd weer vergeet, om aan het slot toch alle eindjes aan elkaar te knopen.

En toch. Ondanks af en toe geniale, absurde vondsten en het consequent volhouden van zijn rol, sluipt er na verloop van tijd iets karikaturaals in de reacties van de figuur op het podium. Gelukkig wordt de verhaallijn over een misbegrepen man in en rond een café af en tot onderbroken door 'gewone' grappen, over haaien die geen mensen kunnen bijten en over damherten die met pyromanen bij een hoer komen.

Deze moppen zijn bijzonder origineel verteld: de clou eerst en met diezelfde clou daarna toch nog grappig uit de hoek komen. Doe het maar eens. Maar bij het wedervaren van Helsens personage in een café bekruipt ons na een tijd een gevoel dat de figuur zelf eigenlijk nog het beste samenvat: "Ik word soms zo moe van mezelf."

Evenveel seks

Nee, dan Hier is wat ik denk van Wouter Deprez. Die heeft het tenminste niet, zoals Helsen, de helft van de tijd over seks. Of toch? Jawel. Deprez zit niet, zoals Helsen, te mokken en hangt niet de Calimero uit. Oeps, toch wel. Het publiek op de eerste rijen hoeft bij Deprez niet, zoals bij Helsen, voortdurend bang te zijn persoonlijk aangesproken te worden door de man op het podium. Helaas pindakaas. Verbazend veel parallellen dus.

Maar de toeschouwer hoeft een stuk minder hard te werken om de boodschap te begrijpen, gezien het expliciete karakter van de show. Deprez maakt het zijn publiek 'makkelijker', gooit alle ruis overboord. Makkelijk om te begrijpen, maar zeer confronterend.

Vertrekpunt van Hier is wat ik denk vormt Deprez' sabbatjaar, waarin hij met vriendin en kroost een jaar naar Zuid-Afrika trok. Aan het begin van de show vertelt hij over zijn ervaringen in het land van Nelson Mandela, waar braai (eten klaarmaken op de barbecue) zowat de nationale sport is.

Toeval of niet, in de premièrezaal in NTGent zat op de hoek van de eerste rij een jong koppel, waarvan de man werkt als vertegenwoordiger voor... barbecues. Deze Zuid-Afrikaanse eetgewoonte loopt als een (van de) rode dra(a)d(en) door de voorstelling, waarbij Deprez barbecue-vertegenwoordiger Henk steeds op de een of andere manier aansprak of zijn mening vroeg. Subliem gedaan; als het geregisseerd was, was dit niet te merken.

Deprez maakt tijdens de show trouwens geregeld tijd om het publiek te bevragen, waarbij de vragen steeds gênanter worden en in de taboesfeer belanden. Dan gaat het zaallicht aan en word je verondersteld te vertellen hoe je heet en wat je professioneel doet, of je je werk verloren hebt door de crisis, of je porno kijkt, of je vreemdgaat en ga zo maar door. De toon is gezet voor een avondje expliciet gedwongen in de spiegel te kijken.

Kracht van berusting

In interviews vooraf vertelde Deprez zo veel over Zuid-Afrika als inspiratiebron voor deze voorstelling, dat de indruk werd gewekt dat de show vooral over dat land en zijn inwoners zou gaan.

In het begin is dat ook zo, onder meer met een grappige scène over de natuur en over hoe evident het daar is dat de persoon met het meeste geld het 'braaivlees' koopt. Hoewel ondergetekende best nog meer van dat had willen horen, zet Deprez daarna al gauw de bril op van de 'Zuid-Afrikaan' die als buitenstaander naar Vlaanderen kijkt en vaststelt hoe wij hier met zijn allen ons leven lang als een kip zonder kop rondrennen om aan andermans (wiens?) verwachtingen te voldoen.

Vervolgens maken we - vol opgekropte frustratie en onvrede - het leven van onze naasten zuur. Wat zich ook vertaalt in de politieke ontwikkelingen. Als perspectief voor een Vlaams publiek is dat natuurlijk nog interessanter. Een scène waar dit allemaal compact in samengebald zit, is de dialoog met de vijver. Eerst zwemt Deprez in een Zuid-Afrikaanse vijver en beleeft hij samen met de waterpoel extatische hoogtepunten. Op zoek naar eenzelfde ervaring in Vlaanderen, komt hij van een koude kermis thuis.

Hoe komt het toch dat we in Vlaanderen pas met de perfectie tevreden zijn, vraagt Deprez zich af. Waarom doen we het niet voor minder dan een tien met een griffel? Als Deprez raad vraagt aan zijn overleden grootvader, pépé Remi, krijgt hij als antwoord: Tè wa ta tè. Voor de niet-West-Vlamingen onder u: 'Het is wat het is'. En dat zegt het helemaal. Als we de dingen wat meer zouden leren aanvaarden en niet zo verdomd volmaakt zouden willen zijn, zouden we een stuk blijer door het leven gaan.

Dus ja, het was twee keer een bijzonder leuke avond: twee keer goed gelachen. Bij Helsen om de gekke vondsten of absurde metaforen die een impliciet beeld schetsen van onze idiote samenleving. Bij Deprez om diezelfde idiotie, die echter expliciet wordt uitgesproken in soms pijnlijke of grappige herkenbare vragen en situaties.

Maar echt geschaterd, gelachen dat de tranen over onze wangen liepen: dat niet. Geen slappe lach zoals bij de 'De stoel' van Toon Hermans of 'Dag man achter het loket' van Wim Sonneveld. Maar ja, daar noemen we ook twee van de Grote Drie (de derde is Wim Kan) van het naoorlogse Nederlandse cabaret. En zo zijn we pas tevreden als ons het beste van het beste wordt geserveerd. Wat was Deprez' punt ook alweer, van die tien met een griffel?

Spijtig spijtig spijtig van Wim Helsen tot eind juni in Vlaamse en Nederlandse theaters. www.wimhelsen.be

Hier is wat ik denk van Wouter Deprez tot en met de zomer in Vlaamse zalen. www.wouterdeprez.be