Direct naar artikelinhoud

Waarom migratie arme landen geen goed doet

Hoe westerse democratieën moeten omgaan met asiel en immigratie

Progressieven ijveren voor de rechten van immigranten. Bedrijven ijveren voor het recht van mensen om te immigreren. Dat zijn twee verschillende dingen.

Fwd.us, een door Mark Zuckerberg gestichte lobby, probeert beide standpunten te verzoenen door een drastisch hervormingsplan voor het Amerikaanse immigratiebeleid. 'Elf miljoen mensen worden nu onbillijk behandeld', zegt de Facebookbaas, 'dat is heel veel.' Zijn pleidooi komt misschien voort uit eigenbelang - meer immigratie is een goede zaak voor de technologiesector - maar richt zich ook tot progressieven met humanitaire motieven. Maar hoe humanitair is immigratie? Wat goed is voor de migranten, is niet altijd goed voor de arme landen die ze verlaten.

Migratie kan goed zijn voor arme landen, maar niet op elke manier en niet in onbeperkte mate. Ze is ontegensprekelijk positief wanneer jonge mensen naar democratische landen emigreren om daar hoger onderwijs te genieten, en daarna terugkeren naar huis. Ze nemen dan niet alleen kostbare vaardigheden mee die ze op school hebben geleerd, maar ook politieke en sociale attitudes die ze van hun medestudenten hebben overgenomen.

Mark Zuckerberg stelde afgelopen lente in The Washington Post de vraag waarom de VS "meer dan 40 procent van de studenten met een diploma wiskunde en wetenschappen de deur wijzen in plaats van hen staatsburgerschap te verlenen". Mijn antwoord: "Wat de reden ook mag zijn, het is een erg effectieve manier om armere maatschappijen te helpen. Zelfs een schijnbare braindrain, kan soms positief zijn. Wanneer geschoolde mensen uitwijken en zich in een rijker land vestigen, is dat een direct verlies voor het armere land. Maar door te demonstreren dat onderwijs loont, kunnen zij vele anderen aanmoedigen om ook verder te studeren. De braindrain wordt pas een feit wanneer te veel geschoolde mensen vertrekken."

Geschoolde emigratie

Jammer genoeg is dat in veel arme landen het geval. Zero-emigratie zou die landen niet vooruithelpen, maar minder zou beter zijn. De grote winnaars van de geschoolde emigratie zijn China en India, die in verhouding met hun enorme bevolking vrij weinig mensen zien weggaan. Omgekeerd hebben de kleine ontwikkelingslanden relatief hoge emigratiecijfers, zelfs als hun economie het goed doet. De geschoolde emigratie uit Ghana is in verhouding twaalf keer groter dan die uit China. En als de economie problemen heeft, ontstaat er een echte vlucht van opgeleide mensen: de armste landen kennen de grootste geschoolde emigratie. Haïti verliest ongeveer 85 procent van zijn opgeleide jeugd, een onhoudbaar cijfer. De emigranten sturen wel geld terug, maar dat is een doekje voor het bloeden, geen motor voor verandering.

De lage emigratie en de hoge terugkeercijfers van China en India hebben het mondiale denken over de invloed van migratie op de thuislanden gedomineerd. Maar de echte uitdaging voor de ontwikkeling is nu de achterstand van de arme, kleine landen. Anders dan China en India kennen zij te veel emigratie. Zij kunnen daar niet veel aan doen, wij wel: hun emigratiecijfers worden door ons immigratiebeleid bepaald. Veel van de druk voor een snellere immigratie komt van diaspora's die familieleden willen overbrengen. Toegeven aan die druk is niet noodzakelijk humaan: hoe meer familieleden emigreren, hoe minder geld naar het thuisland wordt gestuurd.

Schijnbaar het sterkste argument voor meer immigratie is de opvang van vluchtelingen uit mislukte staten. De rijke democratieën moeten asiel geven en dus meer mensen binnenlaten. Maar het recht op asiel is niet hetzelfde als het recht om te blijven. De mensen die het gemakkelijkst uit mislukte staten kunnen vluchten, zijn de elites. De echte armen geraken niet verder dan een kamp aan de overkant van de grens.

Een voorbeeld is Zuid-Soedan, een van de armste landen ter wereld, dat veel geld naar het buitenland ziet vertrekken: het lokt zijn gevluchte topmensen met hoge lonen terug, maar zij laten hun familie in het buitenland achter en sturen hen het geld dat ze in Zuid-Soedan verdienen. We moeten dus voorrang geven aan een vluchtelingenbeleid dat onze asielplicht verzoent met de legitieme wens van regeringen om de mensen terug te brengen die ze nodig hebben voor de wederopbouw na het conflict. Het asielrecht zou bijvoorbeeld kunnen worden gekoppeld aan de voorwaarde dat de vluchtelingen naar huis gaan wanneer de vrede terugkeert en hun regering de nodige inspanningen levert voor herstel.

Goede feeën

Intelligente, ondernemende jongen mensen zijn katalysatoren van economische en politieke vooruitgang. Ze zijn als goede feeën met - al dan niet opzettelijk - een positieve invloed op de rest van de maatschappij. Hun immigratie is aantrekkelijk voor de bedrijven, als goedkope bron van talent. In de ogen van de economen is ze efficiënt, omdat deze mensen in de rijke wereld (dankzij haar overvloed aan kapitaal en competenties) productiever zijn. Voor libertariërs betekent hun immigratie een triomf van de vrije keuze op een verstikkende bureaucratie, voor sociale Darwinisten een overwinning van de sterke minderheid op de zwakke meerderheid.

Links geeft niet graag toe dat we goede feeën weghalen. Het gelooft liever dat we arme mensen helpen om uit een moeilijke situatie in eigen land te ontsnappen. Maar als hun vertrek die situatie nog moeilijker maakt, zijn we een vicieuze cirkel aan het voeden. In ons verlangen om individuen te helpen, missen we de ruimere implicaties: er zijn arme mensen en er zijn arme samenlevingen.

Een open deur voor talent zou winst zijn voor Facebook maar verlies voor de achterblijvers.