Direct naar artikelinhoud

'Je kunt je genen niet ontlopen'

In zijn geest is de dood permanent aanwezig, om de lippen brandt haast steeds een lach. 'Vroeger wou ik een indiaan zijn, nu spiegel ik mij aan de cowboys.' Acteur Carry Goossens, plots zestig, over de hink-stap-sprong van het leven.

'Vlaams en Neutraal Ziekenfonds'. 'Bij den bompa'. 'De onderdelenshop'. 'Nachtwinkel Rolwagen'. Aan de tijd, en het genadeloze knarsen ervan, valt in de Antwerpsestraat in Lier moeilijk te ontkomen. Maar de mensenzee klotst voort, in radeloze deining. Naast die woorden van Stijn Meuris waait, schijnbaar achteloos, ook een ziekenwagen voorbij.

In 't Goed Voorbeeld, een bruine kroeg in de luwte van de zieltogende Zimmertoren, zit Carry Goossens. Hij kijkt, zwijgt, knikt, lacht. En heft zachtjes het glas, witte wijn. Hij heeft er redenen toe, de gelauwerde acteur, want hij staat intussen veertig jaar op de planken, en wordt morgen, zaterdag, zestig.

Niet toevallig passief, trouwens, het werkwoord in de vorige zin. Men is jong, men wordt ouder, men gaat dood. Drie verschillende snelheden, drie verschillende sensaties. Zijn, worden, gaan, de onafwendbare hink-stap-sprong van elk leven.

Over het gaan straks meer. "Ik hou op een heel eerlijke manier rekening met de dood", zal Goossens onder meer zeggen. En, vrij naar Herman van Veen: "We worden niet oud, we verslijten alleen maar."

Eerst, bijzonder actief, vertelt de Mechelaar over zijn nieuwe theatervoorstelling Kaarten op tafel, waarin hij het podium enkel met zijn vrouw deelt, en, jawel, over Shiva en Bob. Zijn paard, een Appaloosa, en shetlander.

"Ik rij minder dan vroeger, maar ik ken mijn paarden veel beter. Vanmorgen stond ik al om 7 uur ijs te kappen in hun stal, maar dat heb ik er graag voor over."

Wou u als kind een cowboy zijn, of een indiaan?

Goossens: "Een indiaan. Ik heb sowieso mijn hele leven, in welke context dan ook, een grote voorliefde voor de underdog gehad. En in de boeken en stripverhalen zijn de indianen altijd de underdog. Ze worden hun land afgenomen, uitgeroeid, noem maar op.

"Maar in 2007 ben ik voor het eerst naar de VS geweest, om er paard te rijden, en ik was meteen verliefd op de Midwest. Alle sympathie voor de indianen, maar intussen heb ik mijn hart aan de cowboys verloren. Hop het paard op, vier uur weg, en geen enkele gsm-mast of ringweg gezien."

Is de indiaan een cowboy geworden, dan?

"(denkt na) Waar ik zo van hou bij de cowboys, is dat ze vasthouden aan hun tradities. Niet dat ik zo'n conservatieve mens ben, maar de eenvoud van hun harde leven, in een heel ruw gebied, en hun relativeringsvermogen spreekt mij enorm aan. Meer zelfs, ik spiegel mij aan de cowboys. In de manier waarop zij met hun paarden omgaan bijvoorbeeld, veel minder dwangmatig dan ik het vroeger deed. Zij leven ook back to basics, ze tonen dat het nuttig is om niet alles overboord te gooien, en houden een aantal principes aan die wij hier spijtig genoeg verloren zijn."

Zoals?

"Het doorgeven van een ambacht, dat mis ik heel hard. Allicht omdat we momenteel verzuipen in technologische mogelijkheden, vinden we dat precies niet belangrijk meer. In de eerste plaats probeer ik een goede vakman te zijn, zeker geen kunstenaar. Als acteur kan ik, omdat ik mijn vak intussen vrij goed beheers, voor sommige mensen iets betekenen. Net zoals een goede schrijnwerker dat kan. Als jonge gast heb ik met mijn ogen gepikt van oudere collega's, de nieuwe generatie acteurs zou nu ook van mij kunnen leren.

"Maar vandaag geven ouderen hun vak niet meer door aan jongeren. In de theaterwereld is dat volgens mij ingezet met het verdwijnen van de vaste gezelschappen. Ik wil gerust toegeven dat de theaterhuizen in de jaren zeventig waren vastgeroest, dat we op den duur meer acteur-bedienden waren. Maar door alle hervormingen in het Vlaamse theaterlandschap kan het metier nu niet meer doorgegeven worden. Er zijn nog steeds heel veel goede acteurs in Vlaanderen, jonge en oude, maar ze komen elkaar niet meer tegen. En dat vind ik heel spijtig. Ik hoop dat daar reactie op gaat komen, want we zouden onze ambacht meer moeten koesteren, en conserveren.

"De strijd met jezelf durven aangaan, je ziel in iets leggen, je kwetsbaar opstellen, enkel en alleen omdat je iets te vertellen hebt: daar draait het allemaal om."

Was het voor u van jongs af aan duidelijk dat u acteur wilde worden?

"Neen. Van nature ben ik eigenlijk meer een tekenaar. Het was voor mij lange tijd evident dat ik een grafische opleiding zou volgen, wat ik uiteindelijk ook heb gedaan. Drie jaar, aan het Sint-Lukas in Schaarbeek. En daarna heb ik nog eens drie jaar in de reclamewereld gewerkt. Maar op een bepaald moment kon ik door een toevallige samenloop van omstandigheden in het Amateurtheater in Mechelen aan de slag, en ging er een hele nieuwe wereld voor mij open. Op mijn zesentwintigste ben ik dan opnieuw aan een opleiding begonnen, aan het Conservatorium in Antwerpen. Van een goeie, vetbetaalde job helemaal terug naar nul. Ja, ik was een laatbloeier.

"Mijn vader vond die beslissing waanzin. Hij kon maar niet begrijpen dat ik mijn vaste baan opgaf voor een onzeker bestaan als acteur. Maar voor mij was het duidelijk dat ik niet tot mijn pensioen in de reclamewereld wou werken. En dan moet je snel beslissingen durven nemen, je moet durven proberen in het leven. Tot op vandaag heb ik er nog geen moment spijt van gehad."

Over uw vader heeft u in eerdere interviews reeds verteld dat hij een vrij brutale man was. In welke mate heeft dat uw karakter gevormd?

"Misschien is dat de grote fundering van mijn voorliefde voor de underdog. Ik heb lange tijd een heel moeilijke verhouding gehad met mijn vader. Het was inderdaad een brutale man, een man met twee gezichten. Thuis was hij meestal heel autoritair, heel brutaal, maar hij kon op zijn eentje ook een heel café amuseren. Man, die kon numero's geven aan de toog... Maar als kind heb ik vaak gedacht: 'jullie moesten hem thuis eens bezig zien'. En toen ik Jef speelde in Lili en Marleen en mezelf bezig hoorde, schoot vaak de gedachte 'godverdomme, dat is just ons vader' door mijn hoofd.

Let op, soms was mijn vader ook aangenaam, en plezant. Ik genoot met volle teugen van die momenten, al waren ze jammer genoeg heel schaars. Gelukkig hebben we elkaar in de laatste vijf jaar van zijn leven teruggevonden, door wederzijdse compromissen te sluiten. Hij is in 2005 gestorven, hij was 75, en ik ben enorm tevreden dat we de onuitgesproken dingen toen toch hebben uitgesproken. Het blijft tenslotte je vader, ik heb van hem veel meegekregen. Je kunt je genen niet ontlopen."

Aan uw jeugd houdt u, dus, weinig warme herinneringen over?

"Zeer weinig, ja. Mijn ouders hadden geen gelukkig huwelijk, ze zijn zelfs een paar keer uit elkaar geweest, en mijn moeder is bovendien jong gestorven. Ik was ook enig kind, en ben in een wereld van volwassenen opgebracht. Ik werd nooit gehoord, kreeg bij wijze van spreken altijd op mijn kop. Waarschijnlijk is dat onbewust, en ongewild, de voedingsbodem geweest om aan te voelen dat humor een verdedigingsmiddel kan zijn.

"Dat ik mensen aan het lachen kon brengen, heb ik pas in mijn tienerjaren ontdekt. Voordien was ik een eenzaam kind, in mijn jeugdjaren ben ik veel alleen geweest in mijn hoofd. Thuis hield ik me altijd in, maar toen ik meer bij kameraden kwam, ontdekte ik plots een heel ander aspect van mezelf."

U sprak daarnet over uw rol als Jef in Lili en Marleen. Maar welke rol heeft u het meeste over uzelf geleerd?

"Ik heb het geluk gehad dat ik altijd heel veel heb mogen spelen. Behalve na mijn ongeval in Zonen van Van As (tijdens de opnames van de vtm-serie scheurde Goossens zijn kuitspier, red.) heb ik eigenlijk nooit zonder werk gezeten. Zowel op televisie als in theater, want dat evenwicht heb ik altijd willen bewaren.

"Maar een scharnierrol was toch die van de slaaf Clov in Eindspel van Samuel Beckett, tien jaar geleden in het Raamtheater. Een echte openbaring. Ik heb Beckett toen veel beter leren kennen, een auteur die de essentie van het menselijk bestaan in een paar zinnen neer kan zetten. Zowel de komische als de tragische aspecten ervan. Door die rol ben ik met mezelf geconfronteerd, kon ik de essentie beter zien, en heb ik knopen durven doorhakken.

"Sindsdien ga ik veel meer met dramaturgen in discussie, en besef ik dat er maar twee verschillende soorten theater zijn: goed en slecht. Alles heeft zijn bestaansrecht, zolang het maar goed gespeeld is. En als ik iets voor mezelf niet meer kan verantwoorden, begin ik er gewoonweg niet meer aan. Rollen die eigenlijk niets voor mij zijn, weiger ik nu veel sneller. (pauzeert) Al blijven we natuurlijk allemaal broodspelers."

In veel van uw personages schuilt voelbaar een diepe droefheid.

"Ik hou sowieso van het tragikomische profiel in theater, ik vind dat een heel mooie vorm van spelen. Mensen aan het lachen brengen, en op een vingerknip de sfeer volledig doen kantelen: ik hou er enorm van. Zelfs de komische types waardoor ik in Vlaanderen bekend ben geworden, Oscar in F.C. De kampioenen of Jef in Lili en Marleen, hadden ook een grote droefheid in zich. Onder de lach schuilt vaak tristesse.

"Door de jaren heen heb ik ook geleerd dat die tragikomische rollen mij het beste liggen. Bourvil, Jack Lemmon, Walter Matthau: niet voor niets waren dat mijn grote voorbeelden. Ik kan heel moeilijk kolder verkopen, ik zit zo niet in elkaar. Maar ik kan wel iemand neerzetten die ondanks zichzelf komisch is, en diep vanbinnen triest. Het basisprincipe van de clown, zeg maar. Het heeft er altijd in gezeten, maar ik heb er jaren over moeten doen om dat in mezelf te ontdekken."

In Humo zei Hugo Camps enkele weken geleden: 'Pas op het eind van je leven begin je het hele mechanisme te doorzien. En dan ben je godverdomme te oud en te moe om nog te reageren.' Herkenbare woorden?

"Ik trek mij altijd op aan een uitspraak van Herman van Veen: 'we worden niet oud, we verslijten alleen maar.' Een waarheid als een koe. Mijn knieën doen pijn, ik hoor niet meer zo goed, ik moet een bril dragen, maar hier vanbinnen (wijst naar zijn hoofd) wordt het mij alleen maar duidelijker. Dat gevoel heb ik ook. Alleen, wat wil je met die duidelijkheid doen? Camps is zijn hele leven lang in de aanval gegaan, ik niet.

"Kijk, twee derde van mijn leven is voorbij. Maar ik wil zo lang mogelijk verder blijven spelen, want met het ouder worden beleef ik er alleen maar meer plezier aan. Het moet natuurlijk wel menselijk blijven. Ik heb al tegen mijn vrouw gezegd: 'van zodra je ziet dat ik met angst in de ogen op scène sta, zeg mij dat ik moet stoppen'. Ik kan maar beter in schoonheid eindigen, ik heb niets meer te bewijzen. Mijn vrouw (actrice Chris Bus, red.) stopt er na deze voorstelling mee, ze heeft zopas een eigen yogapraktijk opgericht. Maar ik doe voort, want ik doe mijn job nog steeds enorm graag.

"En trouwens, in alle genres hebben ze regelmatig oudere personages nodig. En dat moeten zeker niet altijd hoofdrollen zijn. Zolang ik maar aangenaam bezig kan blijven."

Zestig worden, staat u daar lang bij stil?

"Het heeft een impact, ja. Opeens staat daar dat cijfer, zestig, en word je bij de senioren gerekend. Noem het een vingertik van hoe rap het leven wel gaat. Hoe rustig ik dus ook in mijn hoofd word, de onderdelen van mijn machine willen niet altijd meer even goed mee. Daarom probeer ik van elke dag zo veel mogelijk te genieten, hic et nunc."

Een andere wijze man, mijn grootvader, vertelde onlangs: 'Het leven, dat is maken dat je niet omvalt. Je moet gewoon zorgen dat je rechtop blijft.'

"(lacht) Dat is ook zo. Zestig is een soort van natuurlijke grens, je weet dat je lichaam zal beginnen sputteren. Maar desondanks moet je recht blijven, blijven ademen, voort blijven doen.

"Maar zestigers die er trots op zijn dat ze nog elke week zo veel kilometers joggen, dat vind ik verschrikkelijk. Daar is je lichaam toch niet voor gemaakt? Ik ben echt niet van plan om in die golf mee te lopen, omdat senioren toevallig een steeds interessantere commerciële markt vormen. Ik steek al mijn energie in een voorstelling, en als ik thuiskom, leg ik mij in de zetel, en drink ik een goede pint. Met een oude auto moet je ook geen 180 kilometer per uur rijden, vroeg of laat springt er een ventiel weg en is het gedaan. Neen, dan sukkel ik liever op mijn gemak voort."

Denkt u, met het verstrijken der jaren, vaker aan de dood?

"Ja, veel. Ik heb veel met de dood te maken gehad: mijn grootouders zijn jong gestorven, mijn moeder is jong gestorven, allemaal aan kanker. In mijn denken is de dood permanent aanwezig. Ik kijk er zeker niet naar uit, maar ik kan moeilijk ontkennen dat de dood even belangrijk is in een mensenleven als een geboorte. Ik hou op een heel eerlijke manier rekening met de dood. Ik verheug me er niet op, maar als ik er ooit voor sta, zal ik het aanvaarden. In de Belpop-aflevering over Ann Christy zei Mike Verdrengh: 'met de duivel moet je niet vechten'. Wel, zo denk ik er ook over.

"Ik laat me jaarlijks van kop tot teen onderzoeken, en bij elk onderzoek kan de dokteres zeggen: 'Carry, ik heb iets gezien, het ziet er niet goed uit, jong.' Met die mogelijke diagnose moet je leren leven. Daarom zeg ik altijd: 'mannen, hier en nu.' Het kan goed zijn dat er opeens geen later meer is.

"Ja, ik rook een sigaret, en ja, ik drink alcohol, en ja, ik leef niet altijd op de gezondste manier, maar bon... Ik heb in mijn dichte omgeving zo veel mensen gezien die er wel alles aan deden om tot de laatste snik gezond te blijven, maar bij wie het genetisch zo bepaald was dat ze vroeg zouden sterven. Voor een groot deel blijft het altijd een loterij. Maar zolang je mentaal gelukkig bent, kan je lichaam ook veel meer aan dan je soms zelf denkt."

Wat heeft het leven u geleerd, tot

dusver?

"(denkt na) "Het is een cliché zo hoog als een toren, maar blijf jezelf. Het is bijna onvermijdelijk dat je jezelf, als je jong bent en overspoeld wordt door modes, trends en meningen, laat meeslepen. Maar eigenlijk moet je al van jongs af aan dezelfde rust en duidelijkheid hanteren die je op latere leeftijd sowieso zult voelen. Alleen moet je opletten dat je niet arrogant, pretentieus of al te eigenzinnig overkomt, natuurlijk. Blijf jezelf trouw, dat heb ik geleerd. En voor de rest: verloochen nooit je roots. Je moet durven uitkomen voor je afkomst, dat vormt je, maakt je tot wie je bent. In positieve of negatieve zin.

"Met de jaren heb ik ook leren verfijnen. Wat ik vroeger in drie zinnen zei, zeg ik nu in één zin. Met meer resultaat, dikwijls. Alle ballast is overboord."

Heeft het gebracht wat u ervan had verwacht, het leven?

"Voor een groot deel wel, ja. Ik vind het om te beginnen al fantastisch dat ik tot een generatie behoor die nooit een oorlog heeft meegemaakt, want ik ben opgevoed met de verschrikkelijke verhalen van mijn grootouders over de Tweede Wereldoorlog. En na een moeilijke jeugd heb ik bovendien mijn weg in het leven gevonden, en heb ik altijd kunnen doen wat ik graag wou doen. Ik ben dus zeker niet ontgoocheld, of verbitterd.

"Je leert alleen maar uit de rake klappen die je krijgt. Uit de goede ervaringen leer je niets, daar geniet je van. Het is pas als het tegenslaat, dat je begint na te denken, alles op een rij zet, en dingen misschien anders aanpakt."

En waarop, tot slot, bent u het meest trots?

"Twee dingen. Dat ik een relatie ben aangegaan met een vrouw met twee dochters, die ik jaren later geadopteerd heb, en dat dat nog steeds een gelukt verhaal is. Geen evidentie. En buiten de privé-sfeer: dat er af en toe mensen naar mij komen, op café of op straat, die zeggen 'mijnheer Goossens, ge hebt ons goed doen lachen, wij zijn een uurke ons zorgen vergeten, merci.' Ik heb nooit zomaar het zotteke uitgehangen, mijn personages waren mensen van vlees en bloed, die ondanks hun problemen grappig waren. En het publiek heeft dat gesnapt. Denk ik."

Kaarten op tafel is morgenavond in avant-première te zien in theaterzaal de Moonbeat in Mechelen. Première volgt op vrijdag 25/1 in het Fakkeltheater in Antwerpen. Ook op zaterdag 26/1 en zondagmiddag 27/1. Daarna op tournee door Vlaanderen. www.paljas.be